78 DONDERDAG 15 MEI 1902. De heer de Lange. Over het amendement rechtstreeks niet, mijnheer de Voorzitter, maar mag ik nu ook spreken over het voorstel van Burg. en Weth. De Voorzitter. Jawel; het amendement van den heer Bosch blijft toch aan de orde. Maar wilt U spreken over het voor stel van Burg. en Weth., dan heb ik daartegen geen bezwaar. De heer de Lange. Mijnheer de Voorzitter. De wijze, waarop in deze zaak en met dit voorstel door Burg. en Weth. ten opzichte van de Commissie van fabricage is gehandeld, heeft mij eenigszins bevreemd. De Commissie heeft in Maart niet, zooals in de toelichting op het voorstel van Burg. en Weth. staat, in overweging ge geven, maar medegedeeld aan Burg. en Weth., dat de loonen der gemeentewerklieden, na invoering der verordening voor de pensionneering van weduwen en weezen, met 40 cent per week zouden moeten worden verhoogd. Eenige weken daarna deelde de voorzitter der Commissie mondeling in de vergadering mede, dat Burg. en Weth. een voorstel zouden doen aan den Raad in zake die loonsverhoo- ging. Motieven voor deze handelwijze van Burg. en Weth. zijn mij niet bekend; ik onderstel evenwel, dat zij tot deze daad gekomen zijn, lettende op art. 136 der gemeentewet, dat zegt: »de Raad regelt de bezoldiging van alle plaatselijke ambtenaren en bedienden." Met deze onderstelling is echter in flagranten strijd de handeling ten opzichte van de werklieden aan de gasfabriek. Daaromtrent zeggen Burg. en Weth.:.... »door Commis sarissen der gasfabriek is, naar ons door den wethouder-voor zitter werd medegedeeld, aan die inrichting een loonsverhoo- ging ingevoerd". De reglementen voor Commissarissen der gasfabriek en voor de Commissie van fabricage zijn ten opzichte van hunne ver houding tot de werklieden ongeveer gelijkluidend, waarom ik mij dan ook de tweeërlei houding van Burg. en Weth. tegen over die beide Raadscommissiën niet kan verklaren en ik daaromtrent gaarne opheldering zal ontvangen. Wat het voorstel zelf betreft, refereer ik mij aan wat door de Commissie van fabricage ter kennis van Burg. en Weth. is gebracht. Wat door de Commissie is aangevoerd ten aan zien van de 76 stadswerklieden, geldt m. i. ook ten opzichte van de brugwachters enz. Ik heb dus de eer voor te stellen de loonen van de werk lieden, in het voorstel van Burg. en Weth. genoemd, te ver- hoogen met 40 cent per week of 20.per jaar, in plaats van met 30 ct. per week of 15,per jaar. De voorstelling van Burg. en Weth., dat de uitgaaf voor deze loonsverhooging is eene verhooging der jaarlijksche bij drage van de gemeente ten behoeve van het weduwen- en weezenfonds, kan ik niet deelen. De gemeente-werklieden had den, zoo goed vóór als na instelling van het fonds, de roeping te zorgen voor de toekomst hunner weduwen en weezen; maar de gemeente had evenzeer de roeping, vóór als na de invoering van dat fonds, den werklieden eene zoodanige bezoldiging te geven, dat zij de premie voor de verzekering konden betalen. Waar nu de overtuiging bestaat, dat die premie niet van het tegenwoordige loon af kanis het loon te laag en is eene loonsverhooging niet eene bijdrage in het pensioenfonds, maar het brengen van het loon op het peil, waarop het moet staan. Deze laatste overweging van mij is ook oorzaak, dat ik niet kan steunen het amendement van de heeren Bosch en van Tol. M. i. moeten wij de verschillende groepen van werklieden af zonderlijk behandelen en voor elk dier groepen de concrete vraag stellenheeft die groep een loon zoodanig, dat daarvan kan worden afgezonderd datgene, wat voor het pensioenfonds moet worden bijgedragen. Gaan wij echter willekeurige grenzen stellen, dan bereiken wij zoowel de personendie het niet, als die het wel noodig hebben. Wat de agenten van politie aangaat, geloof ik met Burg. en Weth. dat zij wat ontijdig deze aanvrage doen. Er is verleden jaar bij de behandeling van de begrooting door vier raadsleden, waarvan ik de eer had één te zijn, bij den Raad een voorstel gedaan om niet alleen de politie-agenten 3e klasse eene verhooging toe te staan, maar het traktement der politie-agenten van alle klassen met f 25 te verhoogen. Hoe de andere drie heeren voorstellers er over gedacht heb ben, is mij niet bekend, maar bij mij was de overweging, waardoor ik tot het voorstel gekomen ben, dezedat zeer kort daarvoor de pensioenregeling voor weduwen en weezen in beginsel was aangenomen, de invoering slechts \yachtte op de tot standkoming van de verordening, en de politieagenten eene loonsverhooging noodig hadden, om de daaraan verbon den storting te kunnen betalen. Ik wil daarmede niet uitspreken dat de bezoldiging van politieagenten in Leiden m. i. haar maximum bereikt heeft, maar als ik ook let op de gunstige regeling, in Maart 11. ge maakt, ten opzichte van de pensioenen der agenten, waardoor zij na 30 jaren dienst vol pensioen krijgen tegen dezelfde storting als de andere ambtenaren, die eerst na 40 dienstjaren vol pensioen krijgen, kan ik nu mijne stem niet geven aan een voorstel om hunne wedde wederom te verhoogen. De Voorzitter. Wanneer ik den heer de Lange een enkel woord wil antwoorden, dan is dit naar aanleiding van het geen hij zegt over de regeling van de loonen der stads-werk- lieden. In het stuk der Commissie lees ik«Opdat nu de werkliedendie aan het pensioenfonds moeten bijdragen zooveel mogelijk in het genot blijven van hun tegenwoordig loon, maar toch niet geheel vrijgesteld zullen zijn van eenige korting, is het ons het meest wenschelijk voorgekomen alle weekloonen behoudens de twee na te noemen uitzonde ringen te verhoogen met 40 cents." Dat is dus geen mededeeling, dat de Commissie van fabricage de loonen verhoogd heeft, zooals U zegt, maar een advies. En bovendien moet de Commissie van fabricage, die een zuivere commissie van bijstand is, eene definitieve beslissing omtrent eene loonregeling binnen de perken der begrooting aan Burg. en Wethouders overlaten. Uwe vergelijking met de Commissie voor de gasfabriek is niet juist. De gasfabriek wordt bestuurd door eene commissie van beheer, en niet door eene commissie van bijstand, en als zoodanig heeft zij eene grootere macht dan de laatste. Die commissie van beheer regelt de loonen behalve twee uitdrukkelijk vermelde, d. z. de salarissen van den directeur en van den boekhouder. Wat nu uw voorstel zelf aangaat, om de loonen dier werk lieden te verhoogen met 40 ct. in plaats Van met 30 ct., de geheele uitgaaf volgens het voorstel van Burg. en Weth. zal f3600.zijn, zoodat de verhooging dan x/s meer zal worden d i. 1200.— Maar daarvan zal het gevolg zijn, dat andere categorieën van ambtenaren en werklieden, die zich gelijk stellen en op goede gronden met de stads-werklieden, zullen zeggendat gaat niet aande stads-werklieden krijgen 40 ct. meer weekloon, dan wij ook; het zal dus met die f 1200.— niet ophouden. Burg. en Weth. hebben gemeend, dat het voorbeeld, dat aan de gasfabriek is gegeven en aan vankelijk blijkt goed te werken, aanbeveling verdient, n.l. om de loonen met 30 ct. te verhoogen en dus ook de laagst be zoldigden iets te doen bijdragen in het fonds, al is het weinig: 10 ct. per week voor de toekomst van vrouw en kinderen te verzekeren, dat is toch wezenlijk niet te veel. Dat werkt aanvankelijk goed en er is geen enkele reden, hoe gaarne wij dien menschen ook goed willen doen, om van hen niet te vorderen, dat zij iets bijdragen in het fonds. Daarom hebben Burg. en Weth. gemeend de regeling ook op dezelfde leest te moeten schoeien als aan de gasfabriek. Ik herhaal nog maals: wordt door den Raad in ons voorstel wijziging gebracht en 30 ct. veranderd in 40 ctdan zal dat natuurlijk niet alleen bij de stadswerklieden kunnen ophouden. Willen wij niet in groote onbillijkheid vervallen, dan moeten wij verder gaan. Dat stel ik op den voorgrond. De heer de Lange. Ik ben het volkomen met U eens, mijnheer de Voorzitter, dat als de stads-werklieden 40 ets. verhooging krijgen per weekook de werklieden aan de ste delijke Gasfabriek dat moeten hebben. Wat betreft het door U gezegde over het verschil in plichten en bevoegdheden van Raadscommissiën, dat kan mij tot mijn grooten spijt niet bevredigen. De Commissie voor de Gasfa briek is een Commissie van beheer, de Commissie van fabri cage is een Commissie van bijstand, zegt U; maar ik heb alleen te vragen naar het mandaat, dat door den Raad is verstrekt. Het reglement voor de Commissie voor de gasfa briek zegt, dat zij de bevoegdheid heeft om de werklieden aan te stellen; en het reglement voor de Commissie van fabricage zegt hetzelfde. Over salarieering spreekt geen van de beide reglementen. Waar nu de bewoordingen der reglementen ongeveer de zelfde zijn, heb ik de kracht van het voorstel van Burg. en Weth. niet gezocht in die reglementen, maar in art. 136 der gemeentewet; en dat geldt evenzeer ten opzichte van de werklieden aan de Gasfabriek als ten opzichte van de werk lieden bij fabricage. Moeten dus de loonen van de eene cate gorie worden vastgesteld door den Raad, dan ook die van de andere. Ik heb over deze zaak gesproken, omdat ik het noodig vind, dat er klaarheid kome in de verhouding tusschen de Com missie van fabricage en Burg. en Weth.; ik wensch niet langer in dit opzicht in het duister te wandelen. Burg. en Weth. hebben natuurlijk dezelfde égards voor alle Raads commissiën, maar het schijnt, dat ook zij in dit opzicht ook eenigszins in duisternis verkeeren. In Juni 1901 heeft de Commissie van fabricage in dezelfde bewoordingen medege deeld, dat zij naar aanleiding van de invoering der verorde ning regelende het minimum-loon en den maximum-arbeids tijd, de loonen verhoogd had van 7.50 en f 8.op ƒ8.10 en van f 10.40 op f 10.80. Toen hebben Burg. en Weth. die mede deeling aanvaard; en de loonen zijn na dien tijd zoo geregeld. Meermalen zijn in korten tijd door de Commissie zelfstandig wijzigingen in de loonen gebracht, hetgeen tot heden is geac-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6