DONDERDAG 15 MEI 1902. 75 II. Verzoek van den heer J. A. van Dijk om ontslag als lid der Commissie voor de bewaarscholen. (Zie Ing. St. n°. 89). Op het verzoek wordt zonder beraadslaging en zonder hoof delijke stemming gunstig beschikt. III. Benoeming van een lid der Commissie voor de bewaar scholen. (Zie Ing. St. n°. 90). De Voorzitter. Mag ik den heeren de Goeje, Kerstens en Kroon verzoeken met mij het stembureau uit te maken? Benoemd wordt de heer J. Wuyster, met 27 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer S. C. van Doesburgh, terwijl 1 biljet in blanco is. IV. Benoeming van een onderwijzer-plaatsvervangend hoofd aan de Jongensschool 2e klasse. (Zie Ing. St. n°. 105). De heer Witmans. Mijnheer de Voorzitter. Reeds bij eene vroegere gelegenheid, toen eene benoeming van een hoofd der school aan de orde washeb ik er op gewezen, dat het inder daad bevreemdend is, zoo weinig stelsel als hier in de gemeente bestaat bij de bevordering van onderwijzers. Ik meen, dat er indertijd hier twee sollicitanten zijn geweest voor de betrek king, die nu staat te worden vervuld, en het heeft mij dan ook bevreemd, dat ik Zaterdagavond ontving deze voordracht. Ben ik wel ingelicht, dan waren de twee sollicitanten onder de Leidsche onderwijzers wel bevoegd voor deze betrekking, zoodat beiden eene benoeming hadden kunnen aanvaarden. Nu heb ik ook gelezen de stukken hierover in de Leeskamer en daaruit blijkt mij, dat feitelijk hier twee onderwijzers vechten om een been en de derde daarmee nu zal wegloopen. Die heeren hebben beiden de bevoegdheidwat betreft, die voor de wiskunde, door de aanteekening op de hoofdacte; en wat betreft de Engelsche taal welnu, ook bij eene vroegere ge legenheid is het voorgekomen, dat de eerste onderwijzer geen Engelsch doceerde en een ander onderwijzer uit eene andere klasse die lessen gaf. 1 Het doet mij leed, dat deze voordracht er is, en bijna zou ik zeggen: ik voor mij kan geen keuze doen uit deze drie personen. Zoo even is het mijne aandacht ontgaan, dat U voor stelde het adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Ned. Onderwijzers voor kennisgeving aan te nemenmaar ik zou gaarne wenschen, mijnheer de Voorzitterwanneer dat tenminste zou kunnen toestaan, dat de conclusie van het adres, waarbij gevraagd wordt alsnog deze voordracht aan te vullen, in overweging werd genomen. De Voorzitter. Dat kunt U als lid van den Raad voor stellen. Ik wensch de aandacht te vestigen op het rapport van den schoolopziener, waarvan de inhoud zeer juist en uit voerig de kwestie uiteenzet. Hij meent niet een van de twee onderwijzers, Verbrugge en Jong, te moeten aanbevelen voor de voordracht, maarden heer Avenarius n°. 1 te moeten plaatsen en wel omdat de heer AvenariuS eene afzonderlijke akte wiskunde heeft, terwijl de anderen hunne bevoegdheid om in dat vak onderwijs te geven ontleenen aan de hoofd-akte; maar ook omdat de heer Ave narius een akte voor het Engelsch bezit, en er groote be hoefte zal zijn aan een goed onderwijzer in de Engelsche taal. De onderwijzer, de heer de Hondt, die de school nu verlaten heeft, was ook leeraar in het Engelsch; en door den heer Avenarius te benoemen, kan daarin dus worden voor zien. En nu is 't wel mogelijk, dat op andere wijze zoude kunnen worden voorzien in het onderwijs in het Engelsch, bijv. door hiervoor een onderwijzer uit een andere klasse te nemen, maar ongerekend de praktische bezwaren daa;tegen, zoude, als ik goed ben ingelicht en ik zeg dat, zonder iets in het nadeel van bedoelde onderwijzers te willen zeggen hun onderwijs in het Engelsch niet op die hoogte staan als het onderwijs in de Engelsche taal door den heer Avenarius te geven. De kwestie is deze: Burg. en Weth. zouden ook niets liever hebben gedaan dan Leidsche onderwijzers op de voordracht te plaatsen en hebben daarom eerst getracht een voordracht uit Leidsche onderwijzers op te maken; maar toen bleek dat slechts twee hunner voor de vacature konden in aanmerking komen, moest wel eene oproeping van onderwijzers van elders worden gedaan. Maar het eenige belang, dat hier nu gelden moet en gelden mag, is het belang van het onderwijs, het belang van de school. Thans moet alleen de vraag zijn: wie zijn de bekwaamsten; immers de onderwijzers zijn voor het onderwijs, maar het onderwijs is er niet om aan een in functie zijnden onderwijzer eene hoogere plaats te bezorgen. Wij moeten vragen wie de besten zijn, en als wij dan na behoorlijk en onpartijdig onderzoek kunnen zeggendat zijn de besten, dan moeten wij die onderwijzers nemen. Hier heeft alleen op den voorgrond gestaan het belang van het onderwijs. De heer Sijtsma. Ik ben volkomen met U eens, mijnheer de Voorzitter, waar u zegt, dat het belang van het onderwijs hier moet praedomineeren. Ik zou mij dan ook bij de voordracht neerleggen, wanneer van de zijde van de onderwijzers alléén was aangedrongen om een van de Leidsche onderwijzers te nemenmaar hier staan twee autoriteiten tegenover elkander. De schoolopziener heeft eene voordracht opgemaakt, en volgens de stukken is hij het daarin niet met het hoofd der school eens. Nu is het hoofd der school toch ook eene autoriteit en in. zake onderwijs, zou ik zeggen, grooter autoriteit dan de schoolopziener. Wanneer dus het hoofd der school heeft ge dacht, dat de twee Leidsche onderwijzers de aangewezen menschen zijn, dan zou ik niet zoo dadelijk willen zeggen, dat de schoolopziener 't geheel bij 't rechte eind heeft. De thans op 1° voorgedragene heeft de akte voor de Engelsche taalzeker; maar ik meen, dat dat niet in de oproeping stond. Dat is eene zaak, die er bij gekomen is, maar die hier niet bij de beoordeeling in aanmerking kan worden genomen. Nu geloof ik echter, dat wij deze voordracht niet zouden hebben gekregen, indien men tot eenstemmigheid had kunnen komen op het punt wie van de Leidsche sollicitanten nr. 1 had kun nen worden. Ik heb zoo'n vaag idéé, dat de een den heer Verbrugge wilde en de ander den heer Jong; en zoo is het gekomen, gelijk de heer Witmans reeds zeide, dat waar twee vechten om een been er ten slotte een derde daarmede zal heenloopen. Wanneer het nu waar is, dat deze beide heeren wel geschikt zijn voor de betrekking, dan vind ik het zeer hard voor de Leidsche onderwijzers, dat nu een vreemde daar mede zal worden begiftigd. De betrekking van onderwijzer- plaatsvervangend hoofd is eene betrekking, die tamelijk goed is, en daarom zou ik gaarne, als dat kon, onze eigen onder wijzers op den voorgrond stellen. Zooals ik reeds zeide, het belang van het onderwijs moet praedomineeren; maar ik zou niet durven zeggen, dat de heer Cramer, geroepen om speciaal dat belang te behartigen, zoo maar klakkeloos zal hebben gedacht: ik zal voor de Leidsche onderwijzers doen wat ik kan en het belang van het onderwijs op zij zetten. Ik geloof dus, dat het belang van het onderwijs wel zou zijn gediend met de keuze tusschen enkel Leidsche onderwijzers. De Voorzitter. Jk wensch in de eerste plaats op te merken, dat als U twee autoriteiten noemt, die in deze zaak hebben geadviseerd, U de ondervinding en het advies van Burge meester en Wethouders in zake onderwijs in het geheel niet genoemd hebt, en ik geloof, dat deze toch ook wel een loodje in de schaal leggen. Maar Burgemeester en Wethouders heb ben niet beweerd, dat de heeren Jong en Verbrugge geen goede onderwijzers zouden zijn; maar wij hebben hier sollici tanten, die blijkens de stukken, gelijk ieder daaruit kan be- oordeelen, meer in de behoeften van het onderwijs in het Engelsch en de wiskunde kunnen voorzien. Waar wij iemand kunnen krijgen die beter is, handelen wij in het belang van het onderwijs door dien te nemen. Verlangt nog iemand hierover het woord? Zoo niet, dan stel ik voor tot stemming over te gaan. Benoemd wordt de heer B. Th. Avenarius met 28 stemmen; 1 biljet is blanco. V. Benoeming van een Commissaris der Stads-bank van leening. (Zie Ing. St. n°. 96). Benoemd wordt de heer Mr. H. van de Hoeven, met 23 stemmen5 stemmen zijn uitgebracht op den heer P. Essers, terwijl 1 biljet van onwaarde is. VI. Verzoek van Mej. W. van der Waals geb. Rolloos om continuatie in de betrekking van Stads-vroed vrouw. (Zie Ing. St. n°. 94). Benoemd wordt voor den tijd van drie jaren mej. W. van der Waals geb. Rolloos, met 28 stemmen1 biljet is in blanco. De Voorzitter. Ik dank de heeren voor de verleende medewerking. VII. Verzoek van Jhr. E. C. Siberg om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 92). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. y 111. Verzoek van Y. H. Haag om vrijstelling en terugbe taling van schoolgeld. Middelbaar en Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 93). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 3