74 DONDERDAG 15 MEI 1902. 3». Verzoek van het bestuur der gemeentewerklieden- vereeniging »Recht en Plicht" om verhooging van loon. Aan 4 den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtb. Heeren. Ondergeteekenden, Voorzitter en Secretaris der Gemeente werklieden Vereeniging »Recht en Plicht", daartoe bij buiten gewone vergadering d.d. 30 April 1902 gemachtigd, geven met verschuldigden eerbied te kennen »dat de Gemeentewerklieden reeds d.d. 1 November 1900 het plan hadden opgevat om bij request aan den Raad der Ge meente te verzoeken hen eene geleidelijke verhooging hunner verdiensten toe te staanten einde aan de meerdere behoeften hunner gezinnen, veroorzaakt door de steeds stijgende oeco- nomischen toestanden, eenigzins te gemoet te kunnen komen. »dat zij na de aanbieding der copie van het request, aan Heeren Burgemeester en Wethouders op Hun EdelAchtbaar advies hebben besloten het request den Raad niet aan te bieden, daar toch door het intreden der maximale verhooging van arbeidsloon en indeeling der Gemeentewerklieden in cate gorieën, hen door Burg. en Weth. is toegestaan geworden eene percentale verhooging van loon, naar den volgenden maatstaf: dat een werkman van f8.wekelijks loon eene verhooging kreeg van 0.10 per week en een werkman op een wekelijks loon van 10.40 eene verhooging ontving van f 0.40 per week; deze beslissing werd met dankbaarheid aanvaardt. »dat bij het vaststellen van de bijdragen voor het Weduwen en Kinderfonds aan onze verdiensten wederom eene verhoo ging zal worden toegevoegd, waardoor aan de Gemeentewerk lieden in 't algemeen eene toelage zal worden gegeven van f 0.30 per week, zoodat deze beide verhoogingen in 't gun stigste geval te samen bedragen f 0.70 per week, daarentegen bedraagt de aanslag in de pensioensverzekering voor hen, welke in dit gunstigste geval verkeeren f 0.60 per week, zoodat hij over het geheel genomen f 0.10 per week verbeterd! echter het meerendeel der Gemeentewerklieden verkeeren niet in dit allergunstigste geval en zijn in verhouding tot deze beide verhoogingen en den aanslag in de pensioensverzekering feitelijk tegenover hun loonontvangst achteruitgegaan. Altemaal redenen, waarom zij terugkomen op het besluit tot indiening van het request aangenomen op de vergadering der Gemeentewerklieden d.d. 1 November 1900 en er op aandrin gen, dat het den Raad moge behagen, de loonsverhooging toe te staan indertijd aan Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt of althans zoodanige loonsregeling te treffen, dat de verdiensten der Gemeentewerklieden in overeenstemming worden gebracht met de tegenwoordige eischen van het sociale leven, de belangen hunner gezinnen en zij daardoor aan hunne verplichtingen als werkman kunnen blijven voldoen. 't Welk doende requestranten namens de Gemeente werklieden Vereeniging »Recht en Plicht H. Botermans, Voorzitter. A. J. Leget, Secretaris. Leiden, 7 Mei 1902. 4°. Nader verzoek van A. C. van den Akker om tot ver grooting van de Beestenmarkt over te gaan. Worden gesteld in handen van Burg en Weth. 5°. Verzoek van D. 3. den Os, om gemeentegrond in te nemen van de St. Jorissteeg vóór het perceel N°. 25. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. ter afdoening. 6°. Rekeningen dienst 1901 van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen, de Bank van leening en het Krank zinnigengesticht sEndegeest". 7°. Suppletoire begrooting dienst 1901, van de Stedelijke werkinrichting. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 8°. Verzoeken van C. van Gulik, J. Dijkhof, H. J. Visser en A. van Tellingen, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 9°. Adres van het Bestuur der afd. Leiden van den bond van Nederl. onderwijzers, houdende verzoek de voordracht ter benoeming van een onderwijzer plaatsvervangend hoofd aan de Jongensschool 2e kl. te doen aanvullen of wijzigen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster, de Commissie van Onderzoek bij de Schutterij dit jaar zal zijn samengesteld uit de leden Dr. M. C. Dekhuyzen en J. de Lange, terwijl de leden A. I. Witmans Mz. en G. P. Timp de Commissie voor de loting bij de schutterij zullen uitmaken en dat, mede ingevolge dat raadsbesluit, al de overige raadsleden als plaatsvervangers zijn aangewezen. De loting heeft plaats op een dag in de tweede helft van Juni, des voorm. te 10 uren, terwijl de Commissie van onder zoek twee zittingen houdt, een in het begin der maand Juni en een in de eerste helft van Juli, des voormiddags. 2°. dat aan den heer J. A. van Dijk, met ingang van 1 Mei 1902 op zijn verzoek eervol ontslagen als Directeur der Kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen, een pensioen is toegekend van ƒ1250.— berekend naar een diensttijd van meer dan 40 jaren en een pensioensgrondslag van 1875.en aan den heer A. van der Harst, op zijn verzoek eervol ontslagen als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen met ingang van 1 Mei 1902, een pensioen van ƒ600.— berekend naar een diensttijd van meer dan 40jaren en een pensioensgrondslag van 90Ö. 3°. dat een bedrag van ƒ80000.— in prolongatie is belegd bij de Rijnl. bank. Aan de orde is I. Verzoek van den heer W. F. Verhey van Wijk om ont slag als Commissaris der gemeente bij de Leidsche duinwater maatschappij. (Zie Ing. St. n<>. 103, 111 en 115). De heer Fockema Andrew. Mijnheer de Voorzitter. Tenge volge van de correspondentie over dit onderwerp, die zich onwillekeurig, mag ik wel zeggen, heeft ontwikkeld en ver moedelijk eene grootere uitbreiding heeft gekregen, dan beide correspondenten wenschten, zou, dunkt mij, dit ontslag eeniger- mate een onaangenaam karakter krijgen, wanneer het, zonder dat er een woord werd gezegdonder den hamer van den Voorzitter zou doorgaan. Nu, dunkt mij, zou het niet goed zijn, wanneer dit ontslag een onaangenaam karakter kreeg Immers, wij moeten verschillende punten niet vergeten. Wij moeten niet vergeten, dat de heer Verhey van Wijk Commissaris bij de Duinwatermaatschappij is geworden op een oogenblik, waarop het Commissariaat dreigde zeer moeilijk te worden en de heer Verhey van Wijk den Raad een dienst van be- teekenis heeft bewezen door zich beschikbaar te stellen voor dit ambt. Wij moeten ook niet dit vergeten, naar het mij voorkomt, wanneer in de opvatting over de waarneming van de betrekking tusschen den heer Verhey van Wijk en het Dagelijksch Bestuur of den Raad verschil van gevoelen had bestaan, dan ware het den Raad zeer gemakkelijk geweest om aan het mandaat van den heer Verhey van Wijk een einde te maken, toen hij trad uit den Raad. Daaraan heeft toen, voor zoover mij bekend, niemand gedacht en den heer Verhey van Wijk is toen verzocht dat mandaat opnieuw op zich te nemen. Nu treed ik niet in beschouwingen over de vraag, of de heer Verhey van Wijk ik volg nu zijn eigen voorstelling wel heeft gedaan met de kennisgeving van de dreigende water- schaarschte over te laten aan een ambtenaar in plaats van zelf als Commissaris het Dagelijksch Bestuur op de hoogte te stellen. Ik ben wel geneigd mij in dezen te scharen aan de zijde van het Dagelijksch Bestuur en uit te spreken, dat in derdaad maar dat weten wij nu a posteriori de Com missaris beter gedaan zou hebbenwanneer hij zich persoonlijk met het Dagelijksch Bestuur in betrekking gesteld had. Maar dat is één détail, en wij hebben geen reden om te veronder stellen, dat de heer Verhey van Wijk, zoolang hij het Com missariaat heeft vervuld, niet de belangen van de gemeente heeft behartigd, 0. a. door behoorlijke finantiëele controle te oefenen op de verrichtingen van de Maatschappij. En om deze reden, dunkt mij, zou het niet goed wezen, wanneer wij een eenigszins onaangenaam karakter lieten behouden aan dit ont slag, al wordt het dan eervol verleend. Daarom wensch ik voor te stellen aan het voorstel toe te voegen de woorden: met dankbetuiging voor de aan de gemeente bewezen diensten. De Voorzitter. De heer Fockema Andreoe is zoo vriendelijk geweest ons van te voren van zijn voornemen in kennis te stellen. Daardoor zijn Burg. en Weth. in de gelegenheid ge weest daarover hunne gedachten te laten gaan, waarbij zij tot de conclusie zijn gekomen, dat indien de Raad na de door Burg. en Weth. verstrekte inlichtingen nog besluiten kan het amendement van den heer Fockema Andrese aan te nemen, Burg. en Weth. zich daarbij zullen neerleggen. Het amendement wordt voldoende ondersteund en vervolgens zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op het verzoek wordt daarna overeenkomstig het advies van Burg. en Weth., aldus aangevuld, gunstig beschikt zonder hoofdelijke stemming.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2