DONDERDAG 10 APRIL 1902.
69
De heer Fockema Andreae Ik geloof dat dit artikel taal
kundig niet juist is geredigeerd. De bedoeling is dat wanneer
iemand niet is kweekeling en niet heeft eene acte van be
kwaamheid, hij toch door Burg. en VVeth. kan worden toe
gelaten. Maar dat volgt niet uit hetgeen in het artikel staat.
Het artikel zou dan moeten luiden: »Op verzoeken van per
sonen dieen noch als kweekeling aan eene school ver
bonden zijn noch eene acte van bekwaamheid bezitten, enz."
Ik stel voor die kleine redactiewijziging alsnog aan te brengen.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar tegen
die wijziging en wijzigen het artikel in dien zin.
Het gewijzigde artikel 18 wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artikelen 19 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 22, luidende:
»De vacantiën zijn:
a. Van Donderdag vóór Paschen tot het einde der Paaschvveek.
b. De Hemelvaartsdag.
c. Zaterdag vóór Pinksteren en de Pinksterweek.
d. Van den 2den Zaterdag in Juli tot den lsten Dinsdag
in September.
e. De 3de October.
f. De namiddag van den 5den December.
g. Twee weken Kerstvacantie.
h. De verjaardag van de Koningin
Andere vacantiën mogen niet gegeven worden dan met
toestemming van den Burgemeester."
De heer Pera. Ik zou gaarne zien dat de laatste dag van
de Paasch- en Pinkstervacantie was een werkdag, opdat zij,
die van elders komen, gelegenheid hebben om op Maandag
terug te keeren en niet op Zondag behoeven te reizen.
De heer P. J. van Hoeken. Ik weet niet of de heer Pera
hiervan een voorstel zal maken; zoo ja, dan zal ik mij er
tegen verklaren. Ik begrijp wel dat het de bedoeling van den
heer Pera is om de onderwijzers niet op Zondag te doen reizen,
doch dan moeten zij de vorige week (Zaterdag) maar thuis
komen. Ik zie geen enkele reden om het den ouders, die al
meer dan eene week met hunne kinderen opgescheept zijn,
nog lastiger te maken. Wij weten allen hoe het gaat, wanneer
er geen behoorlijk toezicht op de kinderen wordt uitgeoefend.
Wanneer de heer Pera de verantwoordelijkheid daarvan op
zich wil nemen, moet hij dit zelf weten.
De heer Pera. Mag ik opmerken, dat wij hier te doen
hebben met een ander soort kinderen en dan nog in beperkter
aantal Het geldt hier niet de leerlingen der openbare lagere
scholen, hoewel ik ook voor dezen den Maandag na Paschen
en na Pinksteren zou wenschen vrij te laten. Ik acht het
noodig, dat de vacanties met die dagen worden verlengd.
De heer de Goeje. Ik ondersteun het voorstel van den
heer Pera ten sterkste, want reeds op zeer veel scholen stelt
men de leerlingen en het personeel in de gelegenheid 's Maan
dags terug te komen en nemen de lessen des Dinsdags een
aanvang.
De Voorzitter. Wil de heer Pera, ingeval zijn amendement
wordt aangenomen, de redactie aan Burg. en Weth. overlaten?
De heer Pera. Ja, M. d. V.
Het amendement van den heer Pera wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
In stemming gebracht wordt het met 24 tegen 2 stemmen,
aangenomen.
Vóór stemmen de heerenvan Dissel, Aalberse, van Hamel,
de Goeje, de Vries, Sijtsma, Fockema Andreae, van Lidth de
Jeude, Witmans, P. J. Mulder, van Tol, van Kempen, Hassel-
bach, Kerstens, Bots, Timp, Bosch, de Lange, A. J. van Hoeken,
Pera, Zaaijer, Korevaar, Kaiser en de Voorzitter.
legen stemmen de heeren P. J. van Hoeken en J. P. Driessen.
De heer Kerstens. Ik zou willen vragen, waarom de Paasch-
en de Pinkstervacantie bepaaldelijk zijn aangewezen, terwijl
de duur der Kerstvacantie eenvoudig op twee weken is bepaald
zonder nadere aanwijzing der dagen.
De Voorzitter. Ik wil den heer Kerstens antwoorden, dat
de Kerstvacantie een extra Zondag, n.l. den Nieuwjaarsdag,
in zich sluit en derhalve eenige meerdere ruimte van tijd
moet worden gelaten.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigde artikel
22 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artt. 23 tot en met 30 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 31, luidende:
«Niemand wordt toegelaten dan na een admissie-examen,
waaruit blijkt dat de candidaat voldoende voorbereid is om
het onderwijs te volgen.
Wanneer het aantal dergenen die aan de eischen voldoen,
grooter is dan 24, worden die vierentwintig toegelaten, welke
de meeste blijken van bekwaamheid en aanleg gegeven hebben."
De heer Sijtsma. Ik wensch in de eerste plaats te vragen
waarom het aantal kweekelingendat wordt toegelatenbe
paald blijft tot 24. De Kweekschool is eenmaal bestemd voor
de opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen en wan
neer er nu meer dan 24 jongelieden zijn, die door het afleggen
van een voldoend admissie-examen getoond hebben geschikt
heid te bezitten voor eene dergelijke opleiding, acht ik het
hard de overigen weg te zenden.
In den regel bepaalt de aanvraag de maat. Wanneer er
geen groote aanvrage naar onderwijskrachten is, zullen er
ook niet velen eene opleiding aan eene Kweekschool zoeken.
Wij staan hier voor eene noodelooze beperking en daarom
zou ik de tweede alinea, zooals deze thans luidt, wenschen
weg te laten.
Ik zou er echter iets anders voor in de plaats willen
stellen. Ik zou wenschen te bepalen, dat alleen zij worden
toegelaten, wier ouders of voogden eene verklaring afleggen,
dat zij hun kinderen of pupillen voor het onderwijs bestem
men. Het is wel eens voorgekomen, dat ouders hun kinderen
naar de Kweekschool zondenniet met het doel om hen voor
het onderwijs te doen opleiden, maar alleen om hen op die
wijze degelijk en goedkoop onderricht te doen genieten. Wanneer
wij dergelijke leerlingen, die na eenige jaren de Kweekschool
te hebben bezocht, zich ten slotte toch niet aan het onder
wijs gaan wijden, niet weren, dan missen wij het doel,
waarmede deze nuttige inrichting wordt in stand gehouden.
De heer de Goeje. Wat het laatste punt betreft, daarop
geeft art. 18 reeds het antwoord»op verzoeken om toelating
van personendie zich voor het geven van onderwijs willen
bekwamen en noch als kweekeling aan eene school verbonden
zijn noch eene acte van bekwaamheid bezitten, wordt door
Burg. en Weth. beschikt."
Wat het tweede punt betreft, voor de Rijkskweekscholen
is een getal van 20 leerlingen het maximumterwijl hier 24
is aangenomen om eenige speling te hebben, wanneer zich
leerlingen aanmelden die zeer geschikt zijn en anders niet
zouden kunnen worden toegelaten. Doch 20 is het normale
cijfer; men kan het cijfer niet tot in het oneindige uitbreiden.
Wil men verder gaan, dan zou dadelijk eene groote uitbrei
ding van de inrichting daarvan het gevolg zijn.
De heer de Lange. De opmerking van den heer de Goeje
is juist; men moet art. 31 beschouwen in verband met art. 19.
Toch voel ik iets voor het argument van den heer Sijtsma.
De Kweekschool is in hoofdzaak bestemd voor hen, die later
hunne krachten aan het onderwijs willen wijden en de beper
king van het getal leerlingen is een gevolg van ons besluit
van verleden jaar om het getal tot ongeveer 20 per klasse te
brengen. Zou art. 31 daarom niet zoo gewijzigd kunnen worden,
dat bij de toelating de voorkeur hebben zij, wier ouders ver
klaren dat de leerlingen voor het onderwijs bestemd zijn.
De Voorzitter. Zulk eene verklaring heeft betrekkelijk
weinig waarde, want die kan na verloop van twee jaren weer
worden ingetrokken. Men behoeft daarbij niet te denken aan
opzet om eene onware verklaring af te leggen, maar de omstan
digheden kunnen in een paar jaar zoo veranderd zijn, dat de
verklaring wel moet worden ingetrokken.
De heer de Lange. Ik ben het met IJ eens dat eene derge
lijke verklaring betrekkelijk weinig waarde heeft, maar eenige
waarde heeft zij mijns inziens toch altijd. Wij onderstellen
n.l. dat de verklaring te goeder trouw wordt afgelegd, dus
alleen ook wordt ingetrokken, wanneer de nakoming er van
onmogelijk blijkt.
De heer van Kempen. Ik zou gaarne art. 31 behouden
zooals het nu luidt. Wanneer het getal leerlingen wordt
uitgebreid, dan komen er nog meer van die ongelukkige
menschen die examen hebben gedaan en niet geplaatst kunnen
worden. Daarvan zijn er nu al te veel en ik acht het niet
noodig hun aantal nog te vergrooten. Ik acht dit een onge
zonden toestand.
De heer de Goeje. Zij, die aan het admissie-examen hebben
voldaan, die als kweekeling aan eene openbare school zijn
aangesteld, die zich dus willen bekwamen voor het onderwijs,
hebben vanzelf de voorkeur. Art. 18 geeft in dit opzicht
alles wat men verlangt. De Kweekschool is bestemd voor onze
eigen Kweekelingen, die gaan voor en aan anderen kunnen
Burg. en Weth. altijd de toelating weigeren
De Voorzitter. In zooverre wordt reeds aan het verlangen
van den heer de Lange voldaan, dat de leerlingen, die op de
openbare scholen voor het onderwijs aan de Kweekschool
worden aangewezen en die hun krachten in de toekomst zul
len blijven wijden aan het onderwijs, de voorkeur hebben,
terwijl alleen voor het geval er plaatsen overschieten, Burg.
en Weth. de overige leerlingen aanwijzen.