68 DONDERDAG 10 APRIL 1902. Voor stemmen de heerenvan Dissel, P. J. van Hoeken, Aalberse, de Vries, Sijtsma, Fockema Andreae, van Lidth de Jeude, Witmans, P. J. Mulder, van Tol, van Kempen. flas- selbach, J. P. Driessen, Eerstens, Bots, Timp, Bosch, de Lange, A. J. van Hoeken J.Jzn., Pera en Kaiser. Tegen stemmen de heerenvan Hamel, de Goeje, Zaaijer, Korevaar en de Voorzitter. Het gewijzigde art. 6 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 7, luidende: »De Directeur woont de lessen zooveel noodig bij." De heer Pera. M. d. V, Wat beteekenen in dit artikel de woorden «zooveel noodig"kan daarvoor ook niet gelezen worden: «zooveel mogelijk of heeft men meer het oog op ge vallen, dat een leeraar niet voor zijn taak berekend is, en daarom de tegenwoordigheid wordt vereischt. De Voorzitter. Als de Directeur het noodig oordeelt een les bij te wonen, woont hij die les bij. Anders kan ik er niet in lezen. De heer van Kempen. M. d. V. De Directeur kan het wel eens onnoodig vinden om een enkele les bij te wonen en dan blijft hij weg. Dit artikel geeft in dit opzicht werkelijk te veel vrijheid aan den Directeur. De Burgemeester geeft, wanneer de afdeelingen van den Raad voor de behandeling van de be grooting bijeenkomen, het voorbeeld. Hij zegt niet: zooveel noo dig zal ik die afdeelingsbijeenkomsten bijwonen, maar hij woont ze bij. Als de Directeur iets bijzonders heeft te doen, waardoor hij enkele lessen niet kan bijwonen, zal hem dit natuurlijk niet ten kwade worden geduid, maar ik vind het te kras om hem in het al of niet bijwonen geheele vrijheid te laten. De heer van Hamel. Het idee van den heer van Kempen consequent volgende, zou de Directeur wel vijf lichamen moeten hebben, want er wordt op een zelfde uur in vijf of meer lokalen onderwijs gegeven. Hoe kan de Directeur nu op vijf plaatsen tegelijk zijn en dan nog zelf ook les geven? De bedoeling is, dat wanneer hij het noodig oordeelt, hij ook de lessen kan bijwonen die door andere leeraren worden gegeven. De heer van Kempen. Ik weet zeer goed dat de Directeur niet op alle plaatsen tegelijk kan zijn, maar dat bezwaar is gemakkelijk weg te nemen, wanneer men eenvoudig «zooveel noodig" verandert in «zooveel mogelijk". De heer Sijtsma. Het komt mij voor, dat het artikel heel goed is geredigeerd. De Directeur oordeelt of het noodig is de les van een der leeraren bij te wonen. Oordeelt hij dit noodig, dan komt hij bij de les volgens dit artikel. Bestond dit artikel niet, dan zou de leeraar misschien kunnen zeggen wat komt gij hier doen, ik geef hier alleen les. De heer Pera. M. d. V. Wanneer «zooveel noodig'' blijft behouden, dan kan uit het bijwonen van eene les door den Directeur allicht worden afgeleid, dat hij dit noodig oordeelt in dien zin, dat er een zekere critiek voor den betrokken leeraar in ligt opgesloten. Staat er «zooveel mogelijk" dan is een bijwonen van de les heel gewoon; al heeft de Directeur met zijn bezoek ook eene bedoeling, de leeraar kan er dan niets krenkends in vinden. De Voorzitter. Er kunnen verschillende redenen zijn, waarom de Directeur het noodig oordeelt een les bij te wonen, dat behoeft absoluut nog geen blijk van wantrouwen in den betrokken leeraar te zijn. De heer de Goeje. Ik wensch alleen te zeggen, dat deze bepaling van den aanvang af in de verordening heeft gestaan, en nooit aanleiding gaf tot eenig bezwaar van welken aard ook. De opneming dier bepaling is indertijd door den Directeur zei ven gewenscht. De heer van Hamel. Aangezien ik er nog niet zeker van ben, dat de Raad het amendement van den heer Pera zal ver werpen wensch ik er even de aandacht op te vestigendat de districts-schoolopziener, die blijkens zijn advies, bewijst op woorden te lettendeze verordening in handen heeft gehad en geen aanleiding heeft gevonden op deze bepaling aanmer king te maken. De heer Fockema Andreas. Ik zou den heer Pera willen vragen of de aanneming van zijn amendement niet noodeloos een zwaren last zal leggen op de schouders van den Directeur. Eene les bij te wonen is voor hem mogelijk, wanneer hij zelf geen les geeft en daarom vraag ik of het niet noodeloos is, dat de Directeur, wanneer hij geen les geeftzit bij de lessen, die goed marcheeren en waarvan hij den inhoud geheel kent. Wij zouden hem noodzaken te zitten slapen bij een aantal lessen, omdat hij vooruit weet, wat daar gebeuren zal. Ik geloof, dat het daarom in het belang van de school is, die verplichting niet aan den Directeur opteleggen. Noch de Directeur der hoogere burgerschool, noch de Rector van het gymnasium gaat eene les bijwonen zonder bepaalde reden en nu zou de Directeur der kweekschool daartoe gedwongen wor den door de aanneming van het amendement van den heer Pera. De heer Pera. Ik behoef niet mede te gaan met hetgeen de heer Fockema Andreae opgeeft als reden, waarom de Directeur bij de lessen zou kunnen zijn of niet zou kunnen zijn. Ik wil op dit oogenblik alleen nog zeggen, dat ik het bij de beteekenis, die het woord «noodig" blijkens de gehouden discussie heeft ontvangen, niet noodig acht daarvoor een ander woord in de plaats te stellen, en trek daarom mijn amendement in. De Voorzitter. Daar de heer Pera zijn amendement heeft ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Artikel 7 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 8 tot en met 14 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 15, luidende: «De zorg voor de leermiddelen is, onder toezicht van den Directeur, opgedragen aan den leeraar, die ze bij zijne lessen gebruikt. «Geene aankoopen of bestellingen geschieden dan door den Directeur of met zijne toestemming." De heer Pera Mag ik naar aanleiding van de tweede alinea van dit artikel vragen, of er door Burg. en Weth. ook een zeker toezicht wordt gehouden op den aankoop der boeken. De Voorzitter. Zeer zeker! Op den aankoop der boeken voor alle inrichtingen van onderwijs houden Burg. en Weth. toezicht. De heer Pera. Dank u, M. d. V. Artikel 15 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 16 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 17, luidende: «Zij, die de lessen aan de Kweekschool willen volgen, melden zich aan bij den Directeur onder overlegging van hunne ge boorte-acte. «Kweekelingen, aan eene bijzondere school verbonden, worden geplaatst op verzoek van het hoofd dier school." De heer Pera. Mag ik vragen, welke reden er voor is, dat in de tweede alinea staat: «Kweekelingen aan eene bijzondere school verbonden, worden geplaatst op verzoek van het hoofd dier school?" Bestaat er eene bepaalde reden voor, dat die kweekelingen niet op de gewone wijze worden aangenomen De Voorzitter. Dat is om de hoofden van de bijzondere scholen niet voorbij te gaan. Een leerling van eene bijzondere school zou bijv. kunnen aanvragen om op onze school als kweekeling te worden opgenomen, zonder daarvan aan het hoofd zijner school kennis te geven. Hetzelfde doen wij ook wanneer op de gewone openbare school door een leerling van de bijzondere school plaatsing wordt verzocht. Onlangs is dit nog voorgekomen bij eene katholieke school. De vader van den leerling vroeg plaatsing op de openbare school voor zijn zoontjewij wendden ons daarop tot het hoofd van de bijzondere school om te vragen of hij er van afwist. liet is een soort welwillendheid tegenover de bijzondere school en om den schijn te vermijden alsof wij de particuliere scholen zouden willen onderkruipen. De heer Pera. Bij het opnemen van kweekelingen der open bare school wordt dan ook eerst bij het hoofd der school geinformeerd De heer de Goeje. Wat de kweekelingen van de openbare school betreft, die worden volgens de wet aangesteld, na het examen dat hen tevens leerlingen op de kweekschool doet worden; de kweekelingen van de bijzondere school worden zonder examen aangenomen, wanneer het hoofd van de school zulks aanvraagt. De heer Pera. De quaestie is dus zóó, dat de kweekelingen die van de openbare school komen, reeds bij het openbaar onderwijs als kweekeling werkzaam zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 17 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 18, luidende «Op verzoeken om toelating van personen, die zich voor het geven van onderwijs willen bekwamen en niet als kweekeling aan eene school verbonden zijn, of geene acte van bekwaam heid bezitten, wordt door Burgemeester en Wethouders beschikt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6