worden gekort ten behoeve van het pensioen voor vrouw en kinderen. Het behoeft wel geen betoog, dat het dan nog over blijvend bedrag niet voldoende kan worden geacht om be hoorlijk in de overige behoeften van een werkmansgezin te voorzien. Want al valt het niet te ontkennen, dat een der eerste plichten van ieder huisvader is om voor de toekomst zijner nagelaten betrekkingen zorg te dragen, dat dan ook ongetwijfeld van hem mag worden geëischt, dat hij voor dit doel een deel van zijn verdienste zal ter zijde leggendat de voordeelen, den gemeente-ambtenaren bij de door U vastgestelde regeling toege kend zeer groot zijn en dat de geldelijke opofferingenwelke de gemeente zich ten behoeve dier pensioenen getroost, niet on belangrijk zijn, dit alles kan niet wegnemen, dat het niet aangaat een loon van ƒ7.90, zij het dan ook voor de edelste bestemming, nog weer met een uitgave van 0.40 te belasten. Tot zoover gaan wij dan ook geheel met het advies der commissie van fabricage mede. Wij meenen echter dat deze te ver gaat, warineer zij nu ook de volle ƒ0.40 als loonsver hooging wil toekennen, zoodat dan de bijdrage van 5% slechts over die verhoog'ing zal worden betaald. Immers, hier staan wij op het standpuntdat de gemeente-werklieden zich althans eenige opoffering voor de groote voordeelen, hun toegekend, mogen getroosten, en dan komt het ons voor, dat toch wer kelijk iets meer mag worden verlangd dan een bijdrage van /0.02s per week. Wij vreezen geen tegenspraak, wanneer wij het, zoo zedelijk als maatschappelijk, een groot voordeel noemen dat ieder huisvader zich bewust worde van zijn duren plicht om voor het levensonderhoud van vrouw en kinderen ook dan te zorgenwanneer hij er zelf niet meer zijn zalen wij ge- löoven van den anderen kant, dat eene wekelijksche bijdrage voor dit doel van 012 ook voor den hierbedoelden werkman niet te bezwarend is. Het is daarom, dat wij gemeend hebben hier het voorbeeld van commissarissen der gasfabriek te moeten volgen. Ook door dezen is, naar ons door den wethouder-voorzitter werd mede gedeeld, aan die inrichting een loonsverhooging ingevoerd, zoo, dat ook dë laagst bezoldigde werkman althans nog ƒ0.10 uit eigen middelen aan het fonds zal moeten bijdragen. En ten einde u nog nader te verduidelijken, welke de finan- eieeïe gevolgen van de invoering der pensioensregeling voor Viouwen en kinderen ten aanzien van deh hierbedoelden stads werkman, zoo bij de door de commissie van fabricage, als bij de door ons voorgestelde loonsverhooging zullen zijn, laten wij hier nog eenige cijfers volgen. Een stadswerkman met een loon van f 8.10 ontvangt thans, na aftrek der 2-|% voor éigen pensioen, f 7.90. Wordt zijn loon verhoogd tot f 8.50, dan zal hij na aftrek der 7-| voor eigen en weduwenpensioen ƒ7 80 in handen krijgen, terwijl deze som, bij eene verhooging tot f 8.49, 7.77 zal bedragen. Bij opvolging van het advies der commissie van fabricage zal hij dus wekelijks ƒ0.04, bij aanneming van ons voorstel 0.13 in loon achteruit gaan Van dit bedrag komt echter ƒ0.01 voor rekening vande2|%'s bijdrage voor eigen pènsioèn over de voorgestelde loons verhooging. - Voorts laten-wij hieronder aan de hand van de commissie van fabricage een overzicht volgen van de tot dusver door de 67 vaste stadswerklieden genoten bezoldigingen: 32 genieten een weekloon van 8.10 8 8.30 4 8 50 2> ,.j 0 1 9.— 1 10. - 3 10.40 9 10.80 1 11. 2 12.— 1 15.30 67 Bij deze opgave is evenwel geen rekening gehouden met het loon, verdiend voor in overuren verrichten arbeid. Ook hiermede zal echter bij de vaststelling der pensioensgrondslagen rekening moeten worden gehouden. Wanneer wij nu overeen komstig het ons nader daaromtrent door de commissie van fabricage gegeven advies dat in overuren verdiende loon op een gemiddeld bepalen, voor sommige werklieden van 5%, voor anderen van 10% van hun loon, terwijl nog anderen nimmer in overuren werken, dan wijzigt zich het bovengegeven 5 genieten een weekloon van f 8.10 1 830 1 8.50 12 8.505 21 8.91 2 9.— 9 9.13 4 9 35 3 9.90 Transporteeren 58 Transport 58 2 genieten een weekloon van 11.— 2 11.34 3 11.44 8 11.88 1 12. 1 12.10 1 15.30 ""76 waarbij wij opmerken, dat deze laatste staat 9 personen meer bevat dan de eerstgenoemde, omdat inmiddels door de commissie van fabricage nog 9 tijdelijke werklieden definitief zijn aangesteld. Nu blijkt uit een vergelijking dor beide staatjes, dat de loons- regeling voor de stadswerklieden in werkelijkheid belangrijk gunstiger is, dan men bij een beschouwing alleen van de vaste weekloonen meenen zou.Wij moeten echter erkennen, dat laatst bedoelde opgave niet geheel als maatstaf mag worden aangeno men bij de beoordeeling van den druk, welke door de pensioens bijdragen op de stadswerklieden zal worden gelegd, omdat de overuren zich niet regelmatig over het geheele jaar verdeelen, maar in sommige weken zeer vele, in andere daarentegen in het. geheel geen overuren voorkomen. Daar staat echter van den an deren kant weer tegenover dat men gevoegelijk mag verlangen dat in bijzonder gunstige weken iets voor de bijzonder ongunstige wordt ter zijde gelegd. Behalve nu de werklieden aan de gasfabriek, de bovenge noemde 76 stadswerklieden en eenige beambten van het ge sticht Endegeest, voor wie eveneens door de commissie van beheer een loonsverhooging wordt overwogen, zijn nog de volgende ambtenaren en bedienden in dienst der gemeente werkzaam, wier jaarwedde f 600.of minder bedraagt: Op de Secretarie y 4 Op hét bureau van gemeentewerken1 Bij den gemeente-ontvanger2 Op het oud-archief 1 Bij de politie 1 Bij den havendienst29 Bij de vee- en vleeschkeuring1 vischkeuring1 brandweer1 Aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens 1 Meisjes 1 kweekschool - 1 lagere scholen38 bewaarscholen14 Bank van Leening 3 Stedelijke Werkinrichting1 en voorts: de bediende ten raadhuize 1 de buurtcommissarissen 3 de stads-klokkenist 1 de stadsvroedmeester 1 een stads-geneeskundige - 1 de stads-vroedvrouwen4 Tezamen. 111 Van deze 111 beambten behooren echter o. i. slechts 36 met de werklieden te worden gelijkgésteld en wel de 29 brugwachters, de concierge aan de H. B. S. voor meisjes,die aan de Kweekschool, de bediende tén Raadhuize, die aan de werkinrichting, de beide assistenten aan de hulpkantoren' van de Bank van Leening en de bediende aan de Bank van' Leening. De anderen toch zijn of wel zeer jonge, in den régel ongehuwde, lieden, zooals de ambtenaren ter secretarie en bij den ontvanger, wier behoeften onmogelijk op één lijn gesteld kunnen worden met die van stadswerklieden met een gezinof wel zij genieten slechts enkele jaren een geringere jaarwedde dan 600.zooals de onderwijzers bij het Lager Onderwijs, (die dan trouwens ook nog zeer jong en meestal ongehuwd zijn), of wel de in stadsdienst genoten bezoldiging moet feitelijk slechts als een bijverdienste beschouwd worden naast de verdiensten in anderen werkkring, zooals bij den stadsvroedmeester, deri stadsgeneeskundige,' den onder-com mandant van de brandweer, den stads-klokkenist, terwijl ein delijk door vrouwelijke beambten slechts 1 word f bijge dragen, zoodat voor dezen eene tegemoetkoming onnóodig mag worden geacht. - Eindelijk behooren hier nog twee vragen te worden beant woord: in de eerste plaats die, waarom bij de voorgestelde loonsverhooging de grens getrokken wordt bij de ambtenaren, die een jaarwedde hebben van 600.eniri de tweede plaats waarom wij meenen dat die loonsverhooging even hoog moet zijn voor alle in de termen vallende ambtenaren; onverschillig of hun loon ƒ400./500.— of ƒ600.bedraagt?1 Ten aanzien van de eerste vraag merken wij opdat liet trekken van een grens altijd eenigszins willekeurig is: voor den een komt zij te vroeg, voor den ander te laat. Eenige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2