DINSDAG 25 MAART 1902.
55
Zitting; van Dinsdag 25 Haart 1902,
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer H. C. JUTA, loco-Burgemeester.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Vaststelling van de verordening, regelende het verleenen
van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente
ambtenaren. (49, 70 en 71)
2°. Bezwaarschrift van W. A. Oudshoorn tegen zijn aanslag
in de Plaatselijke Directe Belasting.
Tegenwoordig zijn 26 leden, als de heerenSijtsma, de Goeje,
van Hamel, Hasselbach, Kaiser, van Dissel, van Kempen, J. P.
Driessen, Kerstens, Bots, Timp, van Tol, Witmans, Bosch,
A. Mulder, de Lange, P. J. Mulder, A. J. van Hoeken J.Jzn.,
Pera, Zaaijer, Fockema Andrern, Korevaar, Dekhuyzen, de Vries,
Kroon en Juta, Voorzitter.
Afwezig zijn de heeren: L. Driessen en Drucker wegens
uitstedigheidAalberse wegens verhindering, van Lidth de
Jeude wegens familieomstandigheden, en P. J. van Hoeken.
De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 20 Maart worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
Missive van Mr. E. C. Wiersma, houdende mededeeling, dat
hij de benoeming tot lid van het Bestuur der Vereeniging
»de Practische Ambachtsschool" aanneemt.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Dr. T. Zaaijer om eervol ontslag als curator
van het Gymnasium.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
2°. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie omtrent den
toestand van het Lager Onderwijs in deze gemeente over 4901.
Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
3°. Verzoek van C. J. de Nie om kwijtschelding van de hem
opgelegde boete wegens te late oplevering van de Wethouders
kamer.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Motie van den heer A. J. van Hoeken J.Jzn., om de
vóór 1 April 1902 gepensionneerde ambtenaren in de gelegen
heid te stellen deel te nemen in het Pensioenfonds voor we
duwen en kinderen.
De Raad, van oordeel dat het billijk is de reeds gepension
neerde ambtenaren der gemeente de gelegenheid te openen tot
toetreding in het Pensioenfonds voor weduwen en kinderen
der gemeente-ambtenaren
besluit
de vóór 1 April 1902 gepensionneerde ambtenaren der gemeente
tot deelneming in het Pensioenfonds voor weduwen en kin
deren toe te laten, mits zij hun wensch daartoe schriftelijk
te kennen geven aan Burg. en Weth., binnen dertig dagen
na het in werking treden der verordening, regelende het ver
leenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente
ambtenaren.
5°. Amendement van de heeren K. Sijtsma en A. I. Wit
mans op de artt. 2 en 5 der Verordening, regelende het ver
leenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente
ambtenaren.
Zullen worden behandeld bij punt 1 der agenda.
Verzoek van Dr. G. van Vloten om eervol ontslag als
Leeraar aan het Gymnasium.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is:
I. Vaststelling van de verordening, regelende het verleenen
van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente
ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 49, 70 en 71).
(De heer Kroon komt ter vergadering).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Allereerst mijn dank aan
Burg. en Weth., dat zij aan mijn verzoek gevolg hebben ge-»
geven om te onderzoeken, wat de kosten voor de gemeente
zouden zijn. indien de reeds gepensionneerde gemeente-amb
tenaren ten behoeve van hunne echtgenooten en kinderen, in
het Pensioenfonds voor weduwen en kinderen werden opge
nomen.
Met groot leedwezen is door mij van het afwijzend prae-
advies van Burg. en Weth. en eveneens van dat der Commissie
voor de huishoudelijke verordeningen kennis genomen, omdat
in het concept verschillende elementen aanwezig zijn, die er
voor pleiten de gepensionneerde ambtenaren op te nemen.
Onze concept-verordening houdt er reeds rekening mede,
dat er ambtenaren zullen komen, die gepensionneerd worden
zonder daarom het. recht op weduwen- en kinderenpensioen
te verliezen.
Waar dus de verordening het niet verbiedt dat gepension
neerde ambtenaren worden opgenomenhad ik van Burg. en
Weth. meerdere tegemoetkoming verwacht tegenover de in
dienst der gemeente vergrijsdeen de in en door den dienst
invalide geworden gepensionneerde gemeente-ambtenaren.
Burg. en Weth. zouden het in hooge mate onbillijk vinden
de reeds gepensionneerden in het fonds op te nemen tegen
over de weduwen en kinderen van reeds overleden ambtenaren
omdat er volgens hen geen andere band tusschen gemeente
en gepensionneerden bestaat, dan alleen in het geregeld komen
opvorderen van het toegekend pensioen. Mijn inziens zou het
juist in hooge mate onbillijk zijn, de gepensionneerden niet
op te nemen, omdat tegenover hen een reeks van ambtenaren
in actieven dienst te stellen is, die in gelijke verhouding
komen te staan, zoodra de verordening van kracht geworden is.
Door Prof. van Geer werd er in 1900 reeds op gewezen,
dat er 26 actieve ambtenaren waren boven den leeftijd van
65 jaren, de leeftijd waarop het recht op pensioen ontstaat.
Het gevolg hiervan zal dus zijn, dat het aantal gepension
neerde ambtenaren binnen zeer korten tijd met een 20-tal
vermeerderd wordt.
Dit nu ligt geheel in de lijn der concept-verordening en ik
zal mij daartegen niet verzetten, maar dan dient men tege
lijkertijd niet uit het oog te verliezen, dat dit 20-tal bijna
niets of zeer weinig voor het Weduwenfonds heeft bijgedragen,
zoodat de opname van deze actieve ambtenaren evenmin voor
het Pensioenfonds voordeelig kan zijn en de sommen, voor hen
te reserveeren, in geen verhouding komen tot hetgeen zij
zullen bijdragen.
M. d. V. Indien het mogelijk ware de weduwen en kinderen
van overleden ambtenaren te helpen zonder groote financieele
offers voor onze gemeentekas, zeer zeker zoude ik daaraan
willen medewerkenmaar de vrees dat die offers te groot
zullen worden en de draagkracht der gemeente zullen te boven
gaan, doet mij voor 't oogenblik daarvan terughouden.
Waar dus dit alles niet te bereiken is, daar dient men te
beginnen met hetgeen men bereiken kan; onder dit bereik
bare behoort mijns inziens het opnemen van de reeds gepen
sionneerden, omdat de kosten, daaraan verbonden, niet zoo
hoog zullen zijn.
Het groote verschil tusschen de gepensionneerden en de
nagelaten betrekkingen van overleden gemeente-ambtenaren
bestaat hierindat de eersten nog knnnen bijdragen en de
tweeden niet meer.
Het aantal gepensionneerden dat in aanmerking kan komen
is 37, waarvan '22 boven en 15 onder de vijf en zestig jaar.
Men ziet: de leeftijden loopen nog al uiteen; zoo zijn er die
nog lang, anderen weer, die maar zeer kort kunnen bijdragen.
In vergelijking met het 20-tal actieve ambtenaren, die op het
punt staan gepensionneerd te worden, is het verschil in leef
tijd niet groot en bijgevolg zijn-de personen, die ik gaarne
zag opgenomen, niet schadelijker dan de actieve ambtenaren
boven de 65 jaar oud.
Wanneer men nu dit 37-tal reeds gepensionneerden gaat
beschouwen uit den aard hunner betrekkingen, dan ziet men
dat er zijn:
13 Agenten van Politie. 1 Hoofd-Inspecteur van Politie.
11 Stadswerklieden. 1 Inspecteur van Politie.
4 Brugwachters. 1 Directeur II. B. S.
1 Havenrechercheur. 1 Leeraar Kweeksch. v. Onderw.
1 Bewaarder Stadswerf (reeds 1 Opzichter Gemeentewerken.
91 jaar oud). 1 Adjunct-marktmeester en
30 1 Stadsuurwerkmaker,
dus 30 van de 37, die tot den kleinen stand kunnen gerang
schikt worden. Zeer zeker zullen dezen de rest van hun levens
jaren minder bezorgd tegemoet gaan, indien zij de zekerheid
kunnen verkrijgen, dat hunne weduwen en kinderen voor een
groot gedeelte bezorgd zijn.
Mijne Heeren, het is een daad van billijkheid, en waar deze
te betrachten is blijft de Raad van Leiden niet achter. Nog
geen 4 weken geleden hebben wij met algemeene stemmen
de positie der onderwijzers verbeterd als een daad van billijk
heid. Waar het nu voor deze gepensionneerden nog geen een
vijftiende deel van het bedrag dat daarvoor noodig was,
zal kosten, zoo durf ik met vertrouwen op uw billijkheids
gevoel deze 37 gepensionneerden bij U aanbevelen.
Mijnheer de Voorzitter, dit ter toelichting en aanbeveling
mijner motie, die zoo even door den Secretaris is voorgelezen.
De reden waarom ik deze vóór de behandeling der artikelen