46
DONDERDAG 20 MAART 1902.
Het voorstel van den heer de Lange wordt in stemming
gebracht en met 14 tegen 12 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: van Kempen, J. P. Driessen, Timp,
van Tol, Bosch, de Lange, P. J. Mulder, Pera, A. J. van Hoeken
J.Jzn Aalberse, P. J. van Hoeken, A. Mulder, Kerstens en Bots.
Tegen stemmen de heeren: Fockema Andrese, Sijtsma, Has-
selbach, de Goeje, Kaiser, van Dissel, Witmans, de Vries,
Zaaijer, Korevaar, van Hamel en de Voorzitter.
Het gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XVII. Voorstel tot intrekking van de aan de Leidsche Duin
watermaatschappij verleende algemeene vergunningen tot het
leveren van duinwater aan ingezetenen van andere gemeenten.
(Zie Ing. St. n°. 61).
De heer van Kempen. Ik zou gaarne willen weten, of dit
voorstel gedaan is in overleg met den Commissaris, die door
den Raad is benoemd om de belangen van de gemeente te
behartigen.
De Voorzitter. Neen, dit voorstel is niet gedaan in overleg
met den Commissaris. Na de verleden jaar opgedane ervaring
betreffende den onvoldoenden aanvoer van duinwater, meenen
Burg. en Weth. in geen geval op het verzoek van de Duin
watermaatschappij in te mogen gaanvoordat met meer
zekerheid ook voor de toekomst in de waterbehoefte zal zijn
voorzien.
De heer van Kempen. Ik wil hierop antwoordendat het mij
vreemd voorkomt om, indien men een Commissaris benoemt
een belangrijk voorstel te doen zonder zijn advies te vragen.
De door ons benoemde Commissaris, die telkens met de maat
schappij in contact komt, zal toch zeker wel kunnen beoor-
deelen of de watertoevoer voldoende is.
Na nauwkeurige door mij ingewonnen inlichtingen ben ook
ik overtuigd, dat de watertoevoer thans voldoende is en er
geen reden is om het voorstel van Burg. en Weth. aan te
nemen.
De heer Fockema Andrew. Ik zou willen vragen of er
bezwaar bestaat tegen uitstel van de behandeling van dit
voorstel. De nadere inlichtingen van de duinwatermaatschappij
en het adres van het Gemeentebestuur van Oegstgeest als
ik goed gehoord heb een eenigszins dreigend request
hebben wij nu zooeven hooren voorlezen, en het kwam mij
voor, dat het niet ongewenscht is, dat wij in de gelegenheid
worden gesteld die stukken te lezen en de zaak te overwegen.
Ik moet erkennen, dat het mij, evenals den heer van
Kempen, aangenamer zou geweest zijn, wanneer over deze
zaak ook het oordeel van den Commissaris was gevraagd. Dit
had, dunkt mij, voor de hand gelegen, waar wij zulk een
Commissaris hebben. Als er geen bezwaar is, zou ik dus wen-
schen dat deze zaak nu wordt uitgesteld en de Commissaris
alsnog wordt gehoord, terwijl dan ook de leden de adressen
nader kunnen overwegen.
De Voorzitter. Er kan voor de gemeente Leiden geen be
zwaar in uitstel gelegen zijn, want zoolang wij de toestem
ming niet gegeven hebben, zal de watertoevoer niet minder
worden. Als dus de leden niet voldoende op de hoogte zijn
en daarom uitstel wenschen, kan uit anderen hoofde daar
tegen geen bezwaar worden gemaakt.
De heer de Lange. Ik geloof dat het voor de gemeente ge-
wenscht is, zoo spoedig mogelijk de vergunningen, welke on
gelimiteerd aan de maatschappij zijn verstrekt, in te trekken
en zou daarom voorstellen het voorstel van Burg. en Weth
nu wel af te doen, doch aan te houden de beide nu ingekomen
adressen. Die betreffen een nieuwe zaak, die aangehouden kan
worden. Het voorstel van Burg. en Weth. echter is m. i. nu
wel voor behandeling vatbaar.
De heer de Goeje. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen
met hetgeen door den heer de Lange is gezegdwèl met het
gesprokene door den heer Fockema Andreae. Ik zou ook gaarne
zien dat de behandeling van dit voorstel werd uitgesteld en
dat eerst de Commissaris werd gehoord. Wanneer de veran
deringen, die nu aangebracht zijn, alle waarborgen geven, dat
wij in de eerste twee jarenen zeker in den volgenden zomer,
overvloed van water zullen hebben, terwijl ons in uitzicht
wordt gesteld dat in 1903 afdoende maatregelen zullen worden
genomenwaarom zullen wij dan de menschen die naar duin
water verlangen teleurstellen?
De Voorzitter. Ik herinner er nu aan dat de schaarschte
van water in het vorige jaar door den controleur is voorspeld
hij heeft toen reeds vooraf den Directeur en den Commissaris
gewaarschuwd. En van dat oogenblik af had het op den weg
van den Gedelegeerde der gemeente gelegen onmiddellijk Burg.
en Weth. te waarschuwen. Dat is evenwel niet geschied. Wij
zijn, evenals de waterverbruikers, gesteld voor het fait accompli
dat er te weinig water was. Toen zijn dadelijk de noodige
maatregelen genomen om voorloopig in den toestand te voor
zien. De Duinwatermaatschappij heeft daarop, erkennende dat
de genomen maatregelen slechts voorloopig in den toestand
konden voorzien, gezegd, dat zij spoedig met plannen tot af
doende verbetering zou komen, en dat met de uitvoering er
van dan zoo spoedig mogelijk een aanvang zou worden ge
maakt. Maar tot nog toe zien wij nog altijd tevergeefs uit
naar dergelijke voorstellen. Men kan het dus Burg. en Weth.
niet euvel duiden, dat zij dergelijke beloften en toezeggingen
slechts onder het noodige voorbehoud aannemen.
Wij moeten zorgen, dat wat verleden jaar is gebeurd, niet
weder kan gebeuren, althans voor zoover dat van ons afhangt.
En wanneer wij nu de ingekomen verzoeken inwilligen, waar
door aan de waterleverantie buiten de gemeente wederom
uitbreiding wordt gegeven, dan hebben wij niet de zekerheid
dat de watertoevoer voor onze ingezetenen op den duur vol
doende zal zijn.
Want waar ik sprak van het gevaarlijke om de waterleverantie
uit te breiden buiten de gemeente, moet men daarbij niet ver
geten, dat ook onze gemeente zelve niet meer beperkt is tot
de engere grenzen van vroegerdoor de annexatie is het aantal
aansluitingen zeer vermeerderd en die aansluitingen zijn nog
meer te wachten. Ook dit moeten wij in het oog houden.
Voor dit toenemende gebruik in de gemeente moet gezorgd
wordenmen moet in de eerste plaats zorgen dat de menschen
op het eigen grondgebied van de gemeente steeds voldoenden
toevoer van water hebben. Dat is de reden van ons voorstel.
Voegt de Duinwatermaatschappij de daad bij het woord, maakt
zij een aanvang met de uitvoering van de plannen, dan krijgen
wij weder vertrouwen en zullen nader te spreken zijn. Maar
wij willen voor ons niet verder de verantwoordelijkheid aan
vaarden voor den te scheppen toestand, wanneer verlof wordt
gegeven tot meerdere aansluitingen buiten de gemeente, wan
neer niet als een paal boven water vaststaat, dat de ingezetenen
van Leiden voldoende water zullen hebben in de eerste jaren.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Zou er nu werkelijk
zooveel gevaar dreigen voor Leiden, indien, bij aanhouding
dezer zaak tot de volgende raadsvergadering, de aansluitingen
buiten de gemeente, waarom verzocht wordt, worden toege
staan. In dien korten tijd zullen er toch zooveel aansluitingen
niet worden tot stand gebracht, dat daardoor de watertoevoer
voor Leiden in gevaar wordt gebracht. Het voordeel van uit
stel is, dat wij dan na ernstig beraad en na nauwkeurige
lezing der ingekomen adressen eene beslissing kunnen nemen.
De heer Pera. M. de V. Het betoog van de Duinwater
maatschappij heeft op mij een indruk gemaakt van laksheid.
In het algemeen moet ik mij vereenigen met hetgeen door
U is gezegd en meen ook, dat wij op dit gebied de grootst
mogelijke voorzichtigheid moeten betrachten. Wij maken hier
overigens ook geen wet van Perzen en Meden, die tot in
lengte van dagen moet voortduren. Het is een oogenblikke-
lijke handeling, die misschien voor de duinwatermaatschappij
een spoorslag kan zijn om vlugger op te treden. Het moet
onze aandacht trekken, dat de maatschappij verzekert, dat er
in alle geval in 1902 en 1903 voldoende water zal zijn, dus
niet dat er ook nog in 1904 water genoeg wezen zal. De maat
schappij betoogt verder, dat het mogelijk zal zijn in 1903 maat
regelen ter voorziening te nemen; doch met het oog op de
ervaring valt het wel wat moeilijk ten volle te vertrouwen,
dat die maatregelen ook zullen genomen worden. Een zeker
heid, waarmede ons Dagelij ksch Bestuur verantwoord kan
zijn, is tot heden toe door de maatschappij niet gegeven.
De heer Sijtsma. Aan hetgeen door de heer Pera gezegd is
heb ik weinig toe te voegen. Mij dunkt, dat wij op dit oogen
blik het voorstel van Burg. en Weth. voldoende kunnen
beoordeelen en dat wij wel zullen doen met dit aan te nemen.
Te eer bestaat daartegen geen bezwaar, waar de bepaling
is gemaakt, dat de maatschappij voor ieder geval afzonderlijk
een aanvrage kan doen Ik zou daarom nu wel een beslissing
willen nemen.
De heer van Kempen. Ik zou het voorstel liever nu niet
behandelen, omdat er werkelijk door Burg. en Weth. een
fout is begaan, als ik dat zoo noemen mag, n 1. om niet onzen
Commissaris te raadplegen. Waar wij een Commissaris hebben
om de gemeentebelangen bij de maatschappij te behartigen,
is het toch vreemd dien Commissaris soms wel te raadplegen
en een anderen keer niet. Of moet het niet raadplegen nu
dienen als een soort van straf voor hetgeen geschied is? Ik
kan dat niet aannemen. Wanneer wij een deskundige zulk
een belangrijke opdracht geven, moeten wij hem ook ver
trouwen en niet zulk een belangrijk voorstel doen zonder
hem te hooren.
De Voorzitter. Ik ontken ten eenenmale, dat Burg. en
Weth. een fout hebben begaan; dat is absoluut niet juist.
Welwillend is die uitdrukking dan ook niet. Deze zaak is