50 DONDERDAG 20 MAART 1902. recht zullen hebben op vol pensioen, nu meen ik dat die gunstige bepaling ook van toepassing behoort te zijn op de Inspecteurs. Wat den Commissaris betreft, dat is een geheel ander geval. Met alle waardeering van den persoon, geloof ik toch dat én zijne bezoldiging én zijn werkkring het niet noodig maken, deze buitengewoon gunstige bepaling ook voor hem te doen gelden. De heer Kaiser. M. d. V. Vooral na een bezoek dat ik van den Commissaris van Politie heb ontvangen, is het mij duidelijk geworden, dat wat geldt voor de agenten van politie, in nog hoogere mate geldt voor de Inspecteurs. Zij zijn van 's morgens 8 tot 's avonds 10 uur in dienst, terwijl zij ook midden in den nacht, zoo noodig, kunnen worden opgeroepen. Ieder oogenblik moeten zij als het ware beschikbaar zijn. In dat opzicht staan zij zelfs achter bij de agenten, die hebben hunne vrije uren, waarop zij in den regel stellig kunnen rekenen. Wat geldt voor de agenten en de Inspecteurs, geldt evenwel in nog hoogere mate voor den Commissaris, omdat deze een veel grooter verantwoordelijkheid heeft te dragen dan de ove rige politiebeambten. En daarom zou ik ook uit het artikel met de Inspecteurs den Commissaris willen doen vervallen. De heer van Kempen. Ik meen dat ik misschien beter nog dan de heer De Lange in staat ben het werk van den Commissaris van Politie te beoordeelen en zijne diensten voor de gemeente te apprecieeren. Het is hier de plaats niet om daaromtrent mededeelingen te doen. Maar wanneer er bij sommigen bezwaar tegen be staat, zoodat mijn amendement niet met algemeene stemmen zou worden aangenomen, wat het beste zou zijn, dan wil ik dit wel splitsen; hiertegen is geen ander bezwaar dan dub bele stemming. Over de Inspecteurs meen ik verder niets meer te behoeven zeggen; dit is door verschillende leden reeds zoo goed uiteengezet, dat ik daaraan niets behoef toe te voegen. Ten aanzien van den Commissaris wensch ik te zeggen, dat dit een man iswiens diensten ik zeer apprecieer, zoodat ik het zeer zou betreuren indien hij zou worden uit gesloten. Ik splits dus mijn amendement in tweeën. De heer Zaaijer. Ik had er ook over gedacht een dergelijk amendement voor te stellen als door den heer van Kempen ingediend is. Ten opzichte van de motiveering zal ik niet in herhalingen treden. Wat de Inspecteurs betreft, heb ik tot dusver ook geen tegenspraak vernomen. Voor zoo ver den Commissaris van Politie aangaat wensch ik er op te wijzen, dat dit ambt waarschijnlijk slechts zal worden verkregen door iemand, die reeds boven de 30 jaar is, en dan is de eisch van 40 dienstjaren om in het genot van het volle pensioen te komen zeer hoog. Men kan den leeftijd, waarop iemand hier Commissaris zal worden, wel op 35 jaar stellenen als men dan weet, zooals mij dit in bijzonderheden bekend is, wat van dien ambtenaar gevorderd wordt, dan kan men gerust zeggen, dat niemand het langer dan 30 jaar zal uit houden. Ik wijs er verder op, dat in Amsterdam de Com missaris ook niet is uitgezonderd, en de Inspecteurs evenmin mij komt het dan ook billijk voor dat de gunstige bepaling, die voor de politie-agenten wordt voorgesteld, voor al de ambtenaren bij de politie gelde. De heer de Goeje. Het komt mij voor, dat uit het oog wordt verloren, dat dienstjaren, in een vroègere betrekking doorgebracht, medetellen. Het wordt niet gevorderd dat de Commissaris 40 dienstjaren heeft als Commissaris. Waar alles op aan komt is, of de Inspecteurs op hun 55ste jaar ontslagen worden, omdat dit noodzakelijk is met het oog op de ver moeienissen van den dienst. In dat geval staan zij gelijk met de agenten. Maar als dat niet het geval is en zij tot hun G5ste jaar goed hun dienst kunnen verrichten, dan zie ik niet in, waarom zij bij de uitzonderingen zouden moeten worden opgenomen. De heer Kaiser. Wat geldt voor de Inspecteurs, geldt ook voor de agenten. Ook die zullen op hun 55ste jaar niet allen op zijn. Maar het is toch wenschelijk, dat men hen, als zij op hun 55ste jaar op zijn, pensioen kan geven. Wanneer zij op hun 55ste jaar f van het tractement als_pensioen kunnen krijgen, kan men hen, in geval zij op hun 55ste jaar op zijn, zonder bezwaar ontslaan. Maar krijgen zij dan een klein pensioentje, dan kan men het niet doen en zij blijven. Dat is de reden waarom tal van agenten in dienst blijven, terwijl het toch voor de gemeente van belang zoude zijn als zij tegen den man, die zich bijzonder veel heeft blootgesteld aan allerlei nadeelige invloeden, 55 jaar oud en feitelijk voor verderen dienst ongeschikt is ge worden, zonder gemoedsbezwaar kan zeggen: gij moet den dienst verlaten. De heer Sijtsma. Wat de heer Kaiser heeft aangevoerd, dat wanneer een agent of Inspecteur op 55-jarigen leeftijd op is, hij vol pensioen moet hebben, geldt eigenlijk voor iederen ambtenaar. Waarom moet nu voor den Commissaris en de Inspecteurs, die toch niet dien zwaren dienst hebben als de agenten, de gunstige bepaling gelden? Waar Burg. en Weth., die het het beste weten, tot de overtuiging zijn gekomen, dat de politieagenten daarvoor wel in aanmerking komen, daar moeten wij niet verder gaan. Hadden Burg. eri Weth. uit zich zeiven Commissaris en Inspecteurs er bij opgenomen, dan had ik mij daarbij nedergelegd, maar nu kan ik dit niet doen. De heer Witmans. M. d. V. Ik ben er voor om aan dit ar tikel nog meer uitbreiding te geven, en om daarin op te nemen alle ambtenaren, welke zooals men dat noemt een ambulanten dienst hebben. Menschen toch, die zich 30 jaren steeds moeten blootstellen aan allerlei weersgesteldheden, moeten op 55-jarigen leeftijd den dienst met vol pensioen kunnen verlaten. Bij de ambulante ambtenaren van het Rijk bestaat ook dit streven en ik geloof wel dat zij binnen een niet al te lang tijdsverloop dat doel zullen bereiken. Bij zulk een dienst is men op 55-jarigen leeftijd, na 30 jaren dienst, feitelijk niet meer geschikt tot het behoorlijk vervullen van zijne betrekking. En daar in dit geval ook de brugwachters en havenrechercheurs verkeeren, stel ik als amendement voor, om ook deze ambtenaren in art. 4 op te nemen. De brugwachters toch hebben in 3 weken 270 uren dienst, waarvan 90 's nachts. Zij zijn verplicht des nachts elk oogenblik, zoo noodig, de brug te openen, terwijl zij 's winters, uit hun warm huisje komende, onmiddellijk in de openlucht op hun brug staan. Evenals de agenten van politie zijn zij dus blootgesteld aan weêr en wind, waarbij nog komt, dat de brugwachters toch al in ongunstiger conditie zijn, omdat een brugwachter 1ste klasse minder pensioen krijgt dan een agent 3de klasse. Ik zou daarom in art. 4 vóór «politiebeambten" wil len invoegen de woorden«brugwachters en havenrechercheurs". De Voorzitter. Maakt U daar een amendement van? De heer Witmans. Ja, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan zou ik voorstellen, dat wij eerst be slissen omtrent den Commissaris van Politie en de Inspecteurs, en dan zal ik U gelegenheid geven te spreken over uw amendement. De heer Pera. Er is zooeven gezegd, dat de Inspecteurs geen nachtdienst hebben. Dit moet ik tegenspreken. Ik geloof, dat de Inspecteurs zoo weinig vrijen tijd hebben en een zoo ver bonden leven, dat er alleszins reden is hen op te nemen onder de uitzonderingen. Wat den Commissaris betreft, meen ik dat deze in geheel andere conditie verkeert, dus dat er geen reden is hem ook in het voorrecht te doen deelen. De Voorzitter. Ik moet even opmerken, dat de Inspecteurs geen nachtdienst hebben. De heer van Kempen. Eventueel worden zij toch opgeroepen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Als wij rekening moeten gaan houden met eventueel oproepen bij nacht, dan verkeeren er nog meer ambtenaren in dat geval, waarvoor de gunstige bepaling dient gemaakt. De heer P. J. van Hoeken. In tegenstelling met velen ben ik het eens met Burg. en Weth. Ik acht het wel noodig den Commissaris van Politie en de Inspecteurs onder de uitzon deringen op te nemen. Tot het opnemen van de brugwachters zie ik geen reden. Die hebben een zeer gemakkelijken dienst. De Voorzitter. Alvorens verder het woord te verleenen, wensch ik op te merken dat bij alle kennis, welke de leden van den Raad bezitten wat betreft den dienst van de agenten van politie, den Commissaris en de Inspecteurs, de heeren mij zullen toegeven, dat er een persoon is, die daarover nog beter kan oordeelen, n 1. de Burgemeester. En deze nu achtte het volkomen onnoodig om den Commissaris en de Inspecteurs in dezelfde gunstige conditie te stellen als de agenten. Verder moet ik tegenspreken, dat de Inspecteurs zulk een zwaren dienst hebben. Zij hebben dienst, maar niet zulk een zwaren lichamelijken dienst als de agenten. De dienst van deze laatsten is lichamelijk zoo zwaar, dat die van den Com missaris, de Inspecteurs en de brugwachters daarmede niet te vergelijken is. De agenten moeten, als zij in dienst zijn, permanent buiten zijn, niet alleen loopen, maar ook vaste posten bekleeden, niet alleen in mooie zomersche nachten, maar ook met 'guur winterweer. En iedereen, die weet hoe lang staan, althans met weinig beweging, iemand aanpakt, zal inzien dat wij daarom te recht voor de agenten een gunstige bepaling in het leven hebben geroepen. En nu kan het waar zijn, dat de Inspecteurs een even groot aantal uren dienst doen als de agenten, dit laat ik in het midden, maar de aard van den dienst is anders en deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 10