49
wen en Weezenniet, alleen van dienstdoendemaar ook van
gepensionneerde gemeente-ambtenaren
2°. dat noch door de bovenbedoelde «Grondslagen", noch
door de «Üntwerp-Verordening regelende het verleenen van
pensioen aan Weduwen en Kinderen van Gemeente-Ambte
naren" geëischt wordt, dat de bestaande ambtenaren, ten einde
voor hunne weduwen en kinderen recht op pensioen te be
houden ook na het in werking treden der verordening nog
een zekeren tijd in functie zullen blijven, alvorens den gemeente
dienst met pensioen te verlatenzoodat
A. alle ambtenaren, die thans reeds den pensioensleeftijd
van 65 (of 55) jaar bereikt hebben, reeds onmiddellijk na
het in werking treden der verordening den dienst met ouder
domspensioen zullen kunnen verlatenzonder hierdoor de
rechten hunner eventueel na te laten weduwen en weezen
te doen verloren gaan. [Tot hen behooren o a. ook 1° de ruim
67-jarige Rector van het Gymnasiumwiens toelating tot het
Fonds is voorgesteld, ofschoon hij indertijd vrijwillig heeft
gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om van
het recht op rijkspensioen voor zijne weduwe en weezen af
stand te doenen 2°. de 72-jarige Directeur der Kweekschool
voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, die reeds in 1901 zijn
ontslag uit den dienst heeft aangevraagd].
B. terwijl hetzelfde geval zich voordoet met die ambtenaren,
welke op dat tijdstip, hoewel nog geen 65 (of zelfs maar 55)
jaar oud zijnde, toch wegens reeds thans volbrachten {30 a)
40- of meerjarigen diensttijd recht op pensioen zullen hebben.
C. en evenzoo met hen, die alsdan uithoofde van reeds thans
bestaande ziekelijke gesteldheid of gebreken terstond invalidi
teitspensioen mochten bekomen,
3°. uit overweging, dat, waar de onder 2°, sub A, B en C
bedoelde Ambtenaren tot het Fonds worden toegelaten
behalve om andere redenen mede uit waardeering hunner
reeds bewezen diensten, hier kan worden gememoreerd, dat
in de Raadszitting van 9 December 1897, wnder dankbe
tuiging voor de vele gedurende geruimen tijd aan de gemeente
bewezen diensten" aan requestrant eervol ontslag is verleend
na ruim 40-jarige ambtsvervulling.
Met den verschuldigden eerbied:
A. Spijker.
Leiden, 6 Maart 4902.
Leiden, 10 Maart 4902.
De ondergeteekende, die den lsten Juli 1901 als hoofd eener
Openbare school alhier eervol is ontslagen, na gedurende een
tijdvak van 39 jaar in dienst der gemeente Leiden te zijn
geweest, neemt bij dezen de vrijheid zich tot UEd.Achtbaren
te wenden met het eerbiedig verzoek, dat door UEd.Acht
baren zulk een wijziging in de Concept-Verordening regelende
het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van
gemeente-ambtenaren, worde aangebracht, dat ook hij gerech
tigd wordt aan dat fonds deel te nemen.
Hij durft dit verzoek met vertrouwen op gunstigen uitslag
bij UEd.Achtbaren indienen, omdat de inwilliging daarvan
eene daad van billijkheid zou zijn, ten opzichte van die
ambtenaren, die tal van jaren de gemeente gediend hebben
en die, hoewel geen aanspraken kunnende doen gelden, toch
de gegronde hoop mogen koesteren, dat hunne belangen door
UEd.Achtbaren niet zullen vergeten worden.
J. D. van Wijk,
gepens. hoofd eener Openb. School.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Bescheiden neemt de ondergeteekende Willem Landzaat,
voormalig hoofdinspecteur van politie te Leiden, gepension-
neerd wegens in en door den dienst ontstane gebreken, de
vrijheid U beleefd te verzoeken hem in het belang zijner echt-
genoote en kinderen te willen opnemen onder hen, die deel-
gerechtigd zullen kunnen worden in het door U op te richten
«Pensioenfonds voor Weduwen en kinderen van Gemeente-
Ambtenaren te Leiden."
Met den verschuldigden eerbied
Leiden, den 10 Maart 1902. W. Landzaat.
Bijlage V.
Leiden, 13 Maart 1902
Aan den Raad der gemeente. Leiden.
Met dezen hebben ondergeteekenden de eer de volgende
wijziging voor te stellen op de «Verordening regelende het
verleenen van pensioenen aan weduwen en kinderen van
gemeente-ambtenaren.
Artikel 18 alinea twee te lezen als volgt:
«Ten bate van dit fonds wordt op de bezoldiging, het pen
sioen of het wachtgeld eene doorloopende bijdrage geheven
bedragende voor de mannelijke ambtenaren-
met een pensioengrondslag tot 450.— 1% 'sjaars
van 451.«6002%
«601.— 750.— 3yo
751.900.— 4%
900.en hooger 5%
en voor de vrouwelijke ambtenaren 1% 'sjaars."
Tot toelichting van dit voorstel moge dienen, dat bij de
behandeling dezer zaak in de raadsvergadering van 17 Oc
tober 1901 door den Voorzitter is gezegd, dat wanneer mocht
blijken dat sommige ambtenaren niet de 5% van hun salaris
voor het pensioenfonds konden betalen, deze dan zouden blijken
te laag bezoldigd te zijn. Ons inziens ligt in deze uitspraak
opgesloten de erkenning, dat uit de belooning voor gedanen
arbeid de middelen moeten worden gevonden niet alleen voor
levensonderhoud, maar ook voor de te nemen voorzorgsmaat
regelen voor de toekomst Waar het nu echter niet te weer
spreken valt, dat van de lagere salarissen onmogelijk het voor
gestelde percentage kan worden geheven, hadden wij bij de
indiening van dit voorstel, ook verwacht een voorstel tot ver
hooging van de lagere salarissen, teneinde de betrokken amb
tenaren in staat te stellen aan hunne verplichting ten behoeve
van het pensioenfonds te voldoen
Bij eenig nadenken begrepen wij echter, dat dit voorstel
een zoo langen tijd van voorbereiding zou eischen, en zooveel
veranderingen in bestaande verordeningen noodzakelijk zou
maken, dat daarop eenvoudig niet kan worden gewacht.
En waar het nu voor de gemeente toch hetzelfde blijft of
de salarissen naar verhouding der gevorderde bijdrage worden
verhoogd, of dat de gemeente zelf een gedeelte dier bijdrage
aan het pensioenfonds uitkeert, vonden wij het de eenvoudigste
weg ons voorstel in te dienen en met den meesten aandrang
op de aanneming daarvan aan te dringen, omdat door de aan
neming van dit voorstel de laagst gesalarieerden de naar even
redigheid grootste tegemoetkoming zullen genieten, en deze bij
opklimming der salarissen dalen zal tot het door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde percent.
Eenigzins willekeurig blijft altijd de keuze der grenzen,
toch komt het ons voor, dat de door ons voorgestelde wijzi
ging in alle opzichten billijk is, en in overeenstemming met de
draagkracht der betrokken ambtenaren.
J. Bosch.
C. J. van Tol.
No. 72.
Leiden, 17 Maart 1902.
Bij nevensgaand adres wordt door gebroeders J. en J. N.
Botermans verzocht om een gedeelte van de sloot langs den
Zoeterwoudschen Singel, gelegen vóór het perceel n°. 8, ter
lengte van 20 meter te mogen dempen en rioleeren, terwijl
zij in een nader aan ons gericht schrijven tevens den wensch
hebben te kennen gegeven den door demping verkregen grond
in gebruik te mogen bekomen.
Bij de Commissie van Fabricage bestaat, blijkens haar in de
leeskamer ter inzage liggend rapport, tegen de inwilliging
van het tweeledig verzoek geen bezwaar, mits daaraan de
gebruikelijke voorwaarden worden verbonden.
Ons vereenigende met haar advies geven wij U mitsdien in
overweging aan gebroeders J. en J N.' Botermans:
a. behoudens rechten van derdenvergunning te verleenen
tot demping van een gedeelte der sloot langs den Zoeter
woudschen Singel over een lengte van 20 Meter, gelegen
vóór het perceel kadastraal bekend onder Sectie M n°. 1952,
onder de navolgende voorwaarden
1°. dat het te dempen gedeelte sloot worde ontdaan van
bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot
nader door Burg en Weth. aan te geven hoogte.
2°. dat over de lengte van het gedempte gedeelte sloot een
riool worde gelegd, inwendig wijd 40 bij 60 cM. van cementen
bodem- en kruinstukken, op doorgaande grondplank en met
den bodem binnenwerks op 1.15 M.N.A.P.
3°. dat het riool aan het oostelijk uiteinde worde voorzien
van een aan het overwelfde gedeelte sloot aansluitende ruim-
damkast van klinkers in sterke trasspecie op een houten
roosterwerk en met een inwendige wijdte van 3 bij 1 Meter
en eene hoogte van 1.20 Meter; een wand- en bodemdikte
van 27 cM. met den bodem binnenwerks op 1.30 M.N.A.P.,
welke ruimdamkast moet worden afgedekt met gegalvaniseerd
gegolfd ijzeren platen en zoodanig moet zijn ingericht, dat
zoowel de overwelfde sloot als het riool daarin uitmonden
en elk dezer afzonderlijk kunnen worden afgedamd.
4°. dat tot afvoer van het hemelwater in den singel weg
vóór de gedempte sloot één gegoten ijzeren straatkolk worde
geplaatst van het door de gemeente gebruikt wordende model,
en door middel van verglaasde Engelsch-aarden buizen, wijd
inwendig 20 cMmet het riool worde verbonden.