46
kunnen trekken, en zonder dat zij iets van hun bijdragen
zullen terug erlangen.
Het college heeft dan ook blijkbaar de belangen zijner
leden niet goed ingezien. Een pensioen van 666 is werkelijk
niet zoo gering en evenmin een pensioen van 250.- of
500.— voor weduwe en kinderen. Wij achten het dan ook
geenszins onmogelijk dat inwilliging van het thans tot u
gericht verzoek later door menigen stadsgeneesheer zou
worden betreurd, en evenmin, dat Uwe Vergadering, door
medelijden gedreven, later toch weer in een geval, waar hulp
noodig bleek, tot het toekennen eener gratificatie zou besluiten.
Eindelijk achten wij uitsluiting der stadsgeneesheeren in
wezenlijken strijd met het beginsel der door ons voorgestelde
verordeningen, en daarom niet het minst inwilliging van het
verzoek onraadzaam.
Anders is ons oordeel over het door de «Vereeniging van
bezoldigde agenten van politie" bij U ingediend adres. Wij
moeten bij nadere overweging erkennen, dat tegemoetkoming
aan hare wenschen eigenlijk niets anders is dan het tot het
einde toe logisch doorvoeren van het door ons aangegeven
denkbeeld. Neemt men eenmaal aan, dat een ambtenaar na
een zekeren diensttijd uithoofde van de aan zijne betrekking
verbonden lasten niet meer voor die betrekking geschikt kan
zijn, zoodat hem op grond van dien diensttijd pensioen moet
worden toegekend, dan moet hij ook aanspraak kunnen maken
op het volle pensioen, dat aan anderen in een andere betrek
king eerst na een langeren diensttijd wordt verleend.
Weegt deze overweging voor ons het zwaai st en meenen
wij dus dat op het verzoek behoort te worden ingegaan, toch
mogen wij niet verheelen ten einde Uwe Vergadering in
staat te stellen met volledige kennis van zaken te oordee-
len, dat vele der in het adres aangevoerde gronden niet
geheel steekhoudend zijn.
In de eerste plaats werd reeds vroeger door ons opgemerkt
dat krachtige gestellen blijken langer dan 30 jaren en ook
boven den 55-jarigen leeftijd tegen den politiedienst bestand te
zijn, en dat de politiebeambten, indien zij na 30-jarigen dienst
worden gepensionneerd,dan toch ook zooveel korter de gemeente
hebben gediend dan andere ambtenaren, die eerst na 40
dienstjaren het recht op ouderdomspensioen kunnen doen
gelden, maar van meer gewicht nog is de overweging, dat
zij ook 10 jaren korter voor hun pensioen hebben bijgedra
gen. Hierin zou dus zeker een reden kunnen gelegen zijn
om hun niet het volle 2/s van hun tractement als pensioen
toe te kennen.
Dan beroept de vereeniging zich er op, dat een politie
beambte op 55-jarigen leeftijd niet meer in staat^ is een
anderen voor hem passenden werkkring te vinden. Een blik
op den in de leeskamer ter inzage neergelegden staat, waarop
de 22 sedert het jaar 1885' gepensionneerde agenten van
politie zijn vermeld, zal u van het tegendeel overtuigen. Van
de 12 op of boven den 55-jarigen leeftijd gepensionneerden
hebben, voor zoover wij dit met zekerheid weten6 na hun
pensionneering nog een anderen werkkring gevonden.
Van de '10 overigen zijn er 5 gepensionneerd wegens ge
breken in en door den dienst verkregen, zoodat hun daarom
reeds het 2/3 gedeelte van hun tractement als pensioen is toe
gekend, terwijl van de 5 dan nog overblijvenden, die na resp.
18, 15, 12, 21 en 25 dienstjaren gepensionneerd werden, er,
voor zoover ons bekendweder 3 een anderen werkkring heb
ben gevonden. Zoo ongunstig als adressante de positie van
den gepensionneerden agent van politie wenscht voor te stellen
is deze dus zeker niet.
Eindelijk mag ook de fmanciëele zijde van de quaestie
niet uit het oog worden verloren. Van de bovenbedoelde 22
gepensionneerden zouden er, indien de thans voorgestelde rege
ling reeds vroeger had gegolden, 4 wegens 30 ot meer dienst
jaren het volle pensioen hebben gekregen, terwijl de overigen,
na aftrek van de 5 wegens in en door den dienst verkregen
gebreken gepensionneerden, voor ieder dienstjaar 1/*5 in plaats
van 1/6o van hun salaris als pensioen zouden hebben ontvangen.
Dat deze wijzigingen de gemeentekas dan ook vrij aanzien
lijk zullen bezwaren mag ook zonder nadere becijfering veilig
worden aangenomen.
Intusschen, gelijk gezegd, achten wij de door adressante
gewenschte wijziging der conceptverordening rationeel, en
reeds daarom alleen meenen wij u hare aanvaarding niet te
mogen ontraden.
In veel minder gunstige aarde viel bij ons het adres van
de Inspecteurs van politie, waarbij deze niet slechts verzoeken
wat den voor het ouderdomspensioen vereischten diensttijd be
treft, maar ook ten aanzien van de boven aangegeven berekening
van het pensioen, met de controleurs en agenten van politie
op ééne lijn te worden gesteld. Dat hunne dienst in zoo ongun-
stigen zin zou afwijken van dien van andere gemeente-amb
tenaren kunnen wij toch waarlijk niet beamen. Dat zij des
Zondags en des avonds en bij wijlen ook des nachts dienst
hebben, valt niet tegen te spreken, maar dat is nu eenmaal
een gevolg van den aard der betrekking. Dat echter die dienst
zumarder zou zijn dan die van de meeste andere gemeente
ambtenaren, wenschen wij beslist te ontkennen. Trouwens
ook door verschillende andere gemeente-ambtenaren moet des
avonds, des Zondags en ook des nachts worden dienst gedaan.
Wij wijzen slechts op het personeel van de gasfabriek, van het
gesticht Endegeest, van de markt- en havendienst en anderen
meer. Geheel onjuist is voorts de bewering van adressanten, dat
hunne betrekking ook in dit opzicht ongunstig afsteekt bij die
van andere ambtenaren, dat men eerst op veel ouderen leeftijd
voor eene benoeming tot Inspecteur in aanmerking komt.
Immers zij verliezen daarbij geheel uit het oog, dat de 40
dienstjaren niet in de betrekking van inspecteur behoeven te
zijn doorgebracht. Ook de dienstjaren in andere gemeentelijke
betrekkingen tellen mede en waar nu de inspecteurs vroeger
veelal controleur zijn geweest en de benoeming tot controleur
veelal reeds op jeugdigen leeftijd plaats vindt, verliest hier
mede het argument alle beteekenis. Voor het overige zijn er
tal van andere gemeentelijke betrekkingen, waarvoor men
eerst op rijper leeftijd geschikt is en dit zonder dat het veelal
mogelijk was de gemeente eerst in eene meer ondergeschikte
betrekking te dienen.
Zoo zijn wij thans genaderd tot de adressen van de meest
ingrijpende strekking, wij bedoelen die, waarbij door gepen
sionneerde gemeente-ambtenaren wordt aangedrongen om ook
hunne weduwen en kinderen in het op te richten pensioen
fonds te betrekken.
En hiermede betreden wij tevens het terrein van de U
in de tweede plaats ter vaststelling aangeboden verordening.
En dan voegt het ons U allereerst te verklaren, waarom
door ons in onze toelichting dier verordening met geen enkel
woord van een mogelijke terugwerking der verordening ook
tot deze categorie van weduwen en kinderen is gerept. Moet,
zoo was ons standpunt, ook aan weduwen en kinderen van
andere gemeente-ambtenaren dan van die, welke thans nog in
dienst zijn of later aangesteld worden, het recht op pensioen
worden toegekend, dan moeten daarvoor ook in de eerste plaats
in aanmerking komen de weduwen en de kinderen van de
reeds overleden ambtenaren, omdat deze bij gebreke van
hunnen natuurlijken verzorger aan dien steun het meest en
reeds thans behoefte hebben. En wij hebben daarbij weder
een onderscheiding gemaakt tusschen de weduwen en kinderen
van in actieven dienst overleden ambtenaren en van die,
welke bij hun overlijden reeds gepensionneerd waren. Werd
aan beide categoriën pensioen toegekend, dan zou dit, voor
zoover wij dit konden nagaanin het eerste jaar een uitgave
vereischen van f 150Ó0.En nu zijn wij het volmaakt
eens, dat, wanneer aan deze weduwen en kinderen pensioen
wordt toegekend, dit aan die van de thans nog levende ge
pensionneerde ambtenaren niet zal mogen worden onthouden,
maar er bestond voor ons geen verdere aanleiding om een
berekening uit te lokken van de lasten die door deze laatste
weduwen en weezen aan het fonds zou worden opgelegd, om
dat zij de bovengenoemde lasten, die reeds verre de krachten
der gemeente zouden te boven gaannog slechts zouden kunnen
verhoogen. En nu is het wel waar, dat door de laatstgenoemde
gepensionneerden nog eene, zij het geringe, bijdrage in het
fonds zou worden gestort (wat met de overledenen natuurlijk
niet het geval is), en dat hunne weduwen en kir.deren aanvanke
lijk geene en daarna eerst geleidelijk rechten op pensioen zullen
doen gelden, maar aan den ander en karrt mag ook niet uit het
oog worden verloren, dat die bijdragen niet lang zullen vloeien,
omdat de gepensionneerden uit den aard der zaak reeds op gevor
derden leeftijd zijn, en dat omgekeerd hunne weduwen en kin
deren nog geruimen tijd uit het fonds zullen trekken, terwijl de
beide andere categoriën van weduwen en weezen, die over het
algemeen ouder zullen zijn, veel spoediger zullen afvallen. Aan
eene berekening welke lasten door deze weduwen en kinderen
aan het fonds zouden worden gesteld, hebben wij ons niet
gewaagd. Aangezien ons echter door een der leden van den
Raad verzocht is hem die opgave zoo mogelijk nog vóór de
aanstaande raadsvergadering te vei strekken, hebben wij ons
met het verzoek tot Prof. van Geer gericht ons hieromtrent,
als het kannog de noodige inlichtingen te willen verschaffen.
Thans kunnen wij alleen zeggen, dat de gezamenlijke bijdra
gen dier ambtenarenals allen bijdroegenin het eerste jaar
ƒ670.zouden bedragen. Wij zeggen »als allen bijdroegen",
omdat de gepensionneerde ambtenaren natuurlijk niet 1ot bij
dragen zouden kunnen worden gedwongen, maar hun de keus
zou moeten worden gelaten om al of niet toe te treden.
Hoe dit echter zij, dat door hunne toetreding de lasten der
gemeente al weder zouden worden verzwaard, kan geen twijfel
lijden. En waar wij het nu in de hoogste mate onbillijk zouden
vinden tegenover de weduwen en kinderen van reeds overleden
ambtenaren om dezen laatsten niet en den hierbedoelden wel
recht op pensioen toe te kennen, waar toch ook tusschen de ge
meente en de gepensionneerde ambtenaren geen andere band