GEMEENTERAAD YAN LEIDEN.
43
INCEKONEN STIK li i;\.
N°. 67. Leiden, 14 Maart 1902.
Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te
beschikken op nevensgaand verzoek van E. Kruisinga Dzn.
om ontheffing van de betaling van schoolgeld over de laatste
twee kwartalen van den loopenden cursus voor zijn pupil
Cornelis de Groot, vroeger leerling der Hoogere Burgerschool,
aangezien deze den 28en Februari de School heeft verlaten
ten einde zich voor de gemeente-administratie te bekwamen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders en Leden van
den Raad der gemeente Leiden.
EdelAchtbare Heeren!
't Is met verschuldigden eerbied, dat ondergeteekende zich
tot UEdAchtbaren wendt met onderstaand verzoek:
daar de leerling Cornelis Jan de Groot sedert 't laatst van
de maand Februari 1.1. wegens verandering van betrekking
en plan zijner studie heeft opgehouden, de lessen op de
Hoogere Burgerschool, die hij als leerling 3e klasse bijwoonde,
waar te nemen, zoo verzoekt ondergeteekende E. Kruisinga Dzn.
voor zijn pupil, bovengenoemde Cornelis Jan de Groot, onthef
fing en vrijstelling van de betaling der schoolgelden, gedurende
de twee laatste kwartalen van het studiejaar 19011902,
zijnde de maanden 1 Maart tot 1 September.
't Welk doende,
UEd. Achtb. dw. dr.
Leiden, 12 Maart 1902. E. Kruisinga Dz.
N°. 68. Leiden, 14 Maart 1902.
Naar aanleiding van nevensgaand adres van de Afdeeling
Leiden van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap geven
wij Uwe Vergadering in overweging, overeenkomstig de bij
dergelijke gelegenheden gevolgde gewoonte, ons te machtigen
de groote zaal met receptie-kamers en kleine bovenzaal van
de Stadsgehoorzaal kosteloos ten gebruike af te staan aan de
Afdeeling Leiden van het Nederlandsch Onderwijzersgenoot
schap ten behoeve van de op 28, 29 en 30 Juli as. alhier
te houden Algemeene Vergadering van het Genootschap en de
daaraan te verbinden tentoonstelling van leer- en hulpmiddelen
van het onderwijs.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Afdeeling
Leiden van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap;
dat zij, ingevolge besluit der Algemeene Vergadering, ten
vorigen jare te Enschede gehouden, de eer zal hebben in dit
jaar de Algemeene Vergadering hier te ontvangen
dat die Vergadering zal gehouden worden op Dinsdag en
Woensdag, 29 en 30 Juli a. s.
dat aan die Vergadering zullen deelnemen, behalve autori
teiten, leden en genoodigden, een zeer groot aantal Afgevaar
digden uit alle deelen des Lands;
dat aan die Vergadering verbonden is eene Tentoonstelling
van leer- en hulpmiddelen bij het onderwijs;
dat de Maandag, aan de Vergadering voorafgaande, noodig
zal zijn, om de voor de Vergadering en de Tentoonstelling
bestemde lokalen in gereedheid te brengen;
dat aan een en ander voor de Afdeeling belangrijke uitgaven
zijn verbonden.
Redenen, waarom de Afdeeling U eerbiedig verzoekt, voor
bovengenoemde dagen, n.l. Maandag 28, Dinsdag 29 en Woens
dag 30 Juli a. s. de vrije beschikking te mogen hebben over
de groote zaal met de daarbij behoorende receptie-kamers,
en de kleine bovenzaal in de Stads-Gehoorzaal.
't Welk doende,
De Afdeeling Leiden
van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap,
Leiden, 13 Maart 1902. N. Brouwer, Voorzitter.
S. P. Perdijk, Secretaris.
N°. 69. Leiden, 44 Maart 1902.
Den len Mei a. s. eindigt de verpachting van de buffetten
in de Gehoorzaal.
De tegenwoordige pachter heeft ons den wensch te kennen
gegeven, dat de pacht weder voor vijf jaren onder de bestaande
condities zou worden gecontinueerd.
Het komt ons raadzaam voor, dat op dit aanbod worde
ingegaan.
Wanneer wij toch rekening houden, eenerzijds met de resul
taten der tweeledige verpachting, van de exploitatie der zaal
en bloc, en van de bediening der buffetten afzonderlijk, in het
jaar 1897 krachtens Raadsbesluit van 11 Maart van dat jaar
(zie Ingek. Stukken n°. 35) gehouden, en anderzijds met de
opbrengst der verhuring van de localiteiten in het afgeloopen
vijfjarig tijdvak, dan schijnt het ons hoogst onwaarschijnlijk, dat
bij een nieuwe verpachting gunstiger resultaten zouden worden
verkregen. Immers bij de openbare verpachting in 1897 werd
ingeschreven: voor de bediening der buffetten alléén, door
J. C. Schoenmaker, den tegenwoordigen pachter, voor 1500.
en door de Nederlandsche Buffetn.aatschappij, die in het voor
afgaand driejarig tijdperk met die bediening belast was ge
weest voor 1000.—voor de exploitatie en blocdoor J. Frison
voor f 2000.en door de Nederlandsche Buffetmaatschappij
en W. A. Mulder, te Amsterdam, ieder voor f 3600.—. En
wanneer men dan bedenkt dat de opbrengst der zaalhuur
in 1897, toen de verpachting plaats had, bedroeg 2728.05
en in het jaar 1901 f 2478.50, dan kan thans moeielijk een gun
stiger uitslag van een openbare verpachting worden verwacht.
Wel is de opbrengst der zaalhuur in de jaren 1898 en 1899
respectievelijk tot f 3448.50 en f 4903.50 gestegen, maar dit
was minder het gevolg van het meerdere gebruik dat van de
zaal werd gemaakt, dan wel van een veelvuldiger toepassing
van het verhoogde tarief. In de jaren 1900 en 1901 is dan ook de
opbrengst weder gedaald tot resp. 3584.en f 2478.50, zoowel
omdat tengevolge der grootere concurrentie op dit gebied de
huurprijs der localiteiten weder moest worden verlaagd, als omdat
ten gevolge van die meerdere concurrentie, waaraan de ge
meente met het oog op de exceptioneel gunstige voorwaar
den, door hare concurrenten gesteld, onmogelijk het hoofd
kan bieden, ook het gebruik van de Gehoorzaal in het laatste
jaar is afgenomen.
Waar nu van de gehoorzaal zelve minder gebruik gemaakt
wordtmoet dit noodwendig ook op de opbrengst der buffetten
nadeeüg werken.
En bedenkt men dan verder, dat de zaalhuur in het ongun
stigste der afgeloopen 5 jaren toch nog f 2478.50 heeft opge
bracht, dat is meer dan het verschil tusschen de hoogste
inschrijving voor de exploitatie en bloc en de thans betaalde
pachtsom, dan kan er ook voor een nieuwe verpachting der
zaal en bloc geen reden bestaan.
Om al deze redenen kan er, dunkt ons, geen bezwaar
zijn om de bediening der buffetten weder voor den tijd
van 5 jaren onder de bestaande conditiën aan den tegenwoor
digen pachter op te dragen, wiens beheer daarvan nimmer tot
klachten heeft aanleiding gegeven.
Intusschen achten wij een enkele wijziging of aanvulling
van die voorwaarden gewenscht.
Zoo bepaalt het 2e lid van art. 2d dat de parketvloer iedere
maand ten minste eenmaal van wege en voor rekening van
de gemeente zal worden geboend. De commissie van fabricage
deed ons opmerkendat het beter is te bepalen, dat de par
ketvloer zal worden geboend, »zoo dikwijls Burg. en Weth.
dit noodig achten." Immers in den zomer, wanneer de foyer
weinig of' niet gebruikt wordt, behoeft dit boenen niet iedere
maand te geschieden, terwijl dit in den winter kan blijken
meer noodig te zijn.
Voorts is het wenschelijk in art. 3 de woorden »of het
ameublement" te doen vervallen, omdat daar alleen sprake
kan zijn van het aan de gemeente toebehoorend ameublement
en in de zorg daarvoor in art. 4 reeds afdoende wordt voorzien.
In art. 9 wordt gezegd, dat de pachter betaalt het in het
gebouw gebruikte duinwater, behalve dat benoodigd voor het
gebruik of de beproeving der brandkranen. Zoo algemeen is
het artikel echter nimmer toegepast. Met name is het verbruik
van water voor de privaten en urinoirs in de latere jaren
niet meer aan den pachter in rekening gebracht, nadat ge
bleken wasdat de inrichting der reservoirs veel waterverlies
veroorzaakte en het dus onbillijk geweest zou zijn den pachter
het te loor gegane water te doen betalen. De reservoirs zijn
toen natuurlijk verbeterd, maar aan den pachter is sedert
f 50.'sjaars voor duinwater in rekening gebracht.
Wij stellen U voor de voorwaarden dienovereenkomstig te
wijzigen en art. 9 te lezen als volgt:
»Het in het gebouw verbruikte duinwater komt tot een be
drag van 50.'sjaars voor rekening van den pachter; voor
het overige voor rekening van de gemeente."
In art. 10 wordt het in het gebouw verbruikte gas voor
rekening van den pachter gebracht, met uitzondering van het
geen den huurders van de verschillende lokalen wordt berekend
volgens tarief. Wij geven in overweging dit artikel aan te
vullen met de woorden: »en van hetgeen wordt gebruikt bij
de uitvoering van door de gemeente ten haren behoeve te ver
richten werken."