24 DONDERDAG 27 FEBRUARI 1902. «winter arm hebben, en zeker niet genoeg voedsel ontvangen, «doch dit zijn gelukkig maar weinige, van wie de ouders «misschien liever de openbare weldadigheid niet inroepen. «Om deze ouders in den winter in stilte te helpen zou ik «beter vinden, dan hun kinderen aan algemeene voeding te «doen deelnemen." Ik verklaar verheugd te zijn, ten minste bij een van de hoofden der openbare scholen instemming met mijn principe te hebben gevonden. De heer Drucker. M. de V. Ik zou aan Burg. en Weth. willen vragen, of gevolg wordt gegeven aan het verzoek, dat ik straks tot hen heb gericht Ik heb gevraagd of Burg. en Weth. niet zouden kunnen besluiten alles wat de toekomst raakt thans buiten beslissing te laten, en eenvoudig aan den Raad voor te leggen een beslissing voor dit jaar. Wanneer zij dat mochten doen, zal ik mijn amendement moeten wijzigen, hetgeen op zeer eenvoudige wijze kan geschieden. De Voorzitter. Hiertegen kan geen bezwaar bestaan, omdat de Raad het toch elk jaar in handen heeft het cijfer van het subsidie te wijzigen. Het voorstel van Burg. en Weth. luidt dan: aan de Vereeniging «Schoolkindervoeding" over het jaar 1902 een subsidie te verleenen tot de helft van het bedrag, waarover de vereeniging over dat jaar uit anderen hoofde kan beschikken, met dien verstande dat het subsidie niet hooger zal zijn dan ƒ500. Het beginsel, dat de Raad de helft zal toestaan van hetgeen door het particulier initiatief wordt bijeengebracht, wordt gehandhaafd en het cijfer van f 500.ook. Bij de begrooting van 1903 heeft de Raad dan het heft in handen en kan wijziging in die cijfers brengen. De heer A. J. van Hoeken J.Jz. Welk bezwaar bestaat er dan tegen om het te laten zooals het is? De heer Aalberse. De heer Drucker heeft er zooeven terecht op gewezen, dat het verkeerd is, dat in het voorstel van Burg. en Weth. staat, dat het subsidie nooit hooger zal zijn dan 500—. Men kan toch moeilijk besluiten, dat de Raad nooit het subsidie zal verhoogen. Men kan toch de raadsleden der toekomst in dat opzicht niet binden. De raad wil misschien over 10 jaar wel 5000 geven. Daarom is het goed het sub sidie elk jaar vast te stellen bij de begrooting. Het voorstel van Burg. en Weth. verandert hiermede eigenlijk niet; het wordt alleen, wat de redactie betreft, verbeterd. De heer de Goeje. Zouden nu de laatste wooiden: «met dien verstande" enz. niet kunnen vervallen? De heer Drucker. Dan blijft het bezwaar van den heer van Kempen bestaan. Als er dan eens een ton uit de lucht komt vallen! De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen dus thans voor om sub 1 te lezen: aan de ereeniging «Schoolkinder voeding" over het jaar 1902 een subsidie te verleenen van de helft van het bedrag, waarover de vereeniging over dat jaar uit anderen hooide kan beschikken, met dien verstande dat het subsidie niet hooger zal zijn dan 500. De heer Drucker. Ik wensch nu een amendement in te dienen, dat aansluit bij dezen gewijzigden tekst, zóó gesteld dat alle mogelijke voorzichtigheid daarbij in acht genomen is. Het strekt dan om onder 1°. te lezen: aan de Vereeniging «Schoolkindervoeding" over het jaar 1902 een subsidie te ver leenen, gelijkstaande met het bedrag waarover de Vereeniging over dat jaar uit anderen hoofde kan beschikken, met dien verstande dat die subsidie niet hooger zal zijn dan 1000. De Voorzitter. Wordt dit amendement van den heer Drucker ondersteund? Het amendement van den heer Drucker wordt voldoende ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Daar niemand erover het woord verlangt, wordt het in stemming gebracht en met 20 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Bosch, A. Mulder, Kaiser, van Tol, Bots, J. P. Driessen, Hasselbach, de Goeje, Aalberse, Korevaar, van Hamel, Zaaijer, A. J. van Hoeken J.Jzn. P. J. Mulder, de Lange, Keistens, P. J. van Hoeken, Kroon, Pera en de" Voorzitter. Vóór stemmen de heeren: Drucker, Sijtsma, van Lidth de Jeude, Witmans, van Kempen, van Dissel en de Vries. Alsnu wordt het gewijzigd eerste gedeelte van het voorstel van Burg. en Weth. op verzoek van den heer de Lange in stemming gebracht en met 22 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Drucker, Sijtsma, van Lidth de Jeude, Bosch, Kaiser, van Tol, Witmans, Bots, J. P. Driessen, van Kempen, van Dissel, Hasselbach, de Goeje, Aalberse, Korevaar, van Hamel, Zaaijer, Kerstens, de Vries, Kroon, Pera en de Voorzitter. Tegen stemmen de heerenA. Mulder, A. J. van Hoeken J.Jzn., P. J. Mulder, de Lange en P. J. van Hoeken. Punt 2 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd aangenomen. De Voorzitter. Punt 3 is nu vervallen, daar dit begrepen is in het gewijzigd punt 1. De heer A J. van Hoeken J.Jz. Ik zou dezen post niet wil len brengen op de onvoorziene uitgaven, maar op de begroo ting voor 1903. Dit subsidie behoort niet tot de onvoorziene uitgaven. De Voorzitter. Dat kan niet. Er is reeds beslist dat over het jaar 1902 subsidie zal worden verleend én de begrooting voor dit jaar is reeds lang afgehandeld. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn, Het was aan mijn aandacht ontglipt dat Burg. en Weth. in hun gewijzigd voorstel het jaar 1902 hebben opgenomen. Ik zal daarom er niet verder op ingaan, omdat bij het volgende punt van de agenda gelegenheid genoeg over blijft om op deze quaestie terug te komen. Het gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. in zijn geheel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming, aangenomen. XI. Voorstel tot: a. wijziging der salarisregeling van het onderwijzend per soneel aan de openbare lagere scholen. b. vaststelling van de verordening bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bij stand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel. (Zie Ing. St n°. 42). De Voorzitter In verband met dit volgnr. is gisteren middag bij den Burgemeester een motie ingekomen van den heer Pera, ondersteund door de heeren van Kempen, van Tol, Bosch, Bots, J. P. Driessen en A. J. vari Hoeken J.Jzn., luidende als volgt: De Raad der gemeente Leiden, overwegende, dat de uitslag der verkiezingen in het vorig jaar van groote beteekenis moet geacht worden ook voor de verhouding tusschen het openbaar- en het bijzonder onderwijs, en dat wel ten gunste van het bijzonder onderwijs; overwegende, dat een nieuwe wet op het lager onderwijs hiervan het gevolg zal moeten wezen, waarbij ook op finan cieel gebied geen onderscheid meer behoort gemaakt te worden tusschen bijzonder en openbaar onderwijs; overwegende, dat de salarissen van de onderwijzers, aan de bijzondere en openbare scholen werkzaam, voor een deel verbetering eischendoch tevens dat van Overheidswege vol gens de bestaande wetgeving hierin alleen kan voorzien worden voor zoover de onderwijzers werkzaam zijn aan openbare scholen overwegende, dat dus door verbetering dei- salarissen van de openbare onderwijzers een nog meerdere begunstiging plaats heeft dan reeds bestaat van het eene deel der burgerij boven het andere deel, zoodat aan deze verhooging, zonder meer te doen, ernstige bezwaren verbonden zijn, gaat over tot het samenstellen eener nieuwe salarisregeling voor de openbare onderwijzers, spreekt den wensch uit, dat de financieele regeling van het lager onderwijs spoedig zoodanig worde gewijzigd, dat aan de billijke eischen van het bijzonder onderwijs volkomen worde voldaan, en besluit: deze motie ter kennis te brengen van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Ik wensch nu in de eerste plaats aan den heer Pera te vragen, of deze met betrekking tot deze motie nog het een en ander in het midden wenscht te brengen. De heer Pera. ik wil alleen opmerken, dat deze motie mijnentwege niet direkt ter sprake behoeft te komen, maar wij de werkzaamheden kunnen voortzetten. De motie zegt: gaat over tot het samenstellen eener nieuwe salarisregeling, en punt 2 komt daarna. Ik voor mij heb geen bezwaar, dat wij beginnen met de salarisregeling. De Voorzitter. De heer Pera verlangt dus nu geen stem ming over de motie? De heer Pera. Neen, wij kunnen overgaan tot het vast stellen van de salarisregeling. De Voorzitter. Dan stel ik voor over te gaan tot het voor stel van Burg. en Weth.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6