22 DONDERDAG 27 FEBRUARI 1902. vervallen. De heer van Kempen heeft er zooeven nog op ge wezen, dat in Leiden van de ingezetenen wel voor meer goede zaken geld wordt gevraagd, zoodat het niet te verwachten is, dat de middelen van de vereeniging zóó snel zullen toenemen, dat de gemeente heel veel zal moeten betalen. In de tweede plaats geef ik in overweging, het bedrag van het subsidie eenigszins te verhoogen. Waar hier staat, dat de gemeente geeft half zooveel, zou ik van gemeentewege willen toekennen even zooveel als de Vereeniging uit anderen hoofde oiitvangt. Ik zal dus de vrijheid nemen een amendement voor te stellen, waarin deze twee wijzigingen zijn opgenomen: ten eerste, dat niet meer voorkomt in 1°. een maximum, en ten tweede dat de ge meente geeft niet de helft, maar evenveel als van elders aanwezig is. Uit de stukken blijkt, dat zelfs wanneer het getal kinderen, dat voeding noodig heeft, zich niet uitbreidt hetgeen toch wel te voorzien is men met het door Burg. en Weth. voor gestelde subsidie die kinderen, in plaats van 2 maal per week, nog maar 3 maal per week kan voeden. Het komt mij voor, dat dit een zeer bescheiden uitdeeling is, die wel vatbaar is voor eenige vermeerdering. Wanneer wij in die richting iets wenschen te doen, gaan wij niet te ver, als wij f 1000.geven. Ik zal dus de eer hebben een amendement voor te stellen op 1°. en bij aanneming daarvan bij 3°. voorstellen, het sub sidie voor dit jaar te stellen op f 1000. Ik acht het niet on mogelijk, dat de heer Sijtsma zijn amendement nu intrekt. Mijn amendement verschilt van het zijne in zoover, dat het blijft vasthouden aan het denkbeeld van verband tusschen hetgeen de gemeente geeft en wat door particulieren wordt geschonken. De Voorzitter. Trekt de heer Sijtsma zijn amendement in? De heer Sijtsma. Ja, Mijnheer de Voorzitter. De heer A. J. van Hoeken J.Jz. Bij hetgeen door den heer Bosch is gezegd, om een schoolarts aan te stellen, kan ik nog meedeelen, dat dit denkbeeld te vinden is in het rapport van den heer Dikshoorn, uitgebracht inzake kindervoeding, waaruit blijkt dat deze voeding aanleiding geeft tot onpas selijkheid, en de kinderen meermalen daardoor het onderwijs op de school niet kunnen volgen. Dus inplaats dat het school bezoek er door bevorderd wordt, werkt het tegen. De heer Aalberse. Mijnheer de Voorzitter. Een enkel woord. De heer Drucker heeft voorgesteld om uit het voorstel van Burg. en Weth. te lichten het woord «maximum". Vooreerst meent hij, dat wanneer men het maximum zou laten verval len, dut een prikkel zou zijn voor particulieren om hunne bijdrage te verhoogen. Geef ik een gulden zoo zal men redeneeren dan geef ik eigenlijk twee gulden, want de stad geeft er een bij. Maar en hier is wel eenige tegen spraak ook heeft de heer Drucker gezegd, dat de particu lieren hunne bijdragen niet zullen verhoogen, omdat er reeds zoovéél wordt gegeven, althans gevraagd. Wat is echter de reden geweest, die Burg. en Weth. er toe geleid heeft, om hier een maximum te bepalen? Uit de rapporten is gebleken, dat kindervoeding noodig was en in vele gevallen althans wenschelijk; maar er is ook uit gebleken, en met groote vreugde deel ik het hier mede, dat bij vergelijking van deze rapporten mét de rapporten uit andere plaatsende econo mische toestand in Leiden zelf niet zoo bedenkelijk is te achten als in andere plaatsen. Vandaar werd geredeneerd: laten wij de subsidie stellen op een bedrag gelijk aan de helft der inkomsten van de vereeniging tot ten hoogste 500. Mocht er naderhand blijken meer noodig te zijn, dan kan de Raad immers steeds op zijn besluit terugkomen en het maxi mum verhoogen. Maar wanneer de bijdragen van de gemeente stijgen in gelijke evenredigheid met die der particulieren, en de particuliere bijdragen nemen toe, dan zou daardoor ook het subsidie van de gemeente steeds grooter worden, zonder dat ook maar eenige rekening gehouden werd met de wer kelijke behoefte aan ondersteuning. Zoo zou de vereeni ging «Kindervoeding" de beschikking krijgen over inkomsten, die ons in de gegeven omstandigheden overbodig voorkomen. Ik voor mij geloof dus, dat er werkelijk geen reden is het maximum te laten vervallen en ik meen, dat de heer Drucker geen groot bezwaar er tegen kan hebben dit uit zijn voor stel te lichtenwant de Raad kan altijd later nog tot ver hooging besluiten als dat noodig blijkt te zijn. Verder is gezegd, dat het voorgestelde subsidie zoo gering is in vergelijking met hetgeen in andere plaatsen gegeven wordt. Uit hetgeen ik gezegd heb, blijkt dat dit niet een gevolg is van schrielheid onzerzijds. YVanneer wij gingen berekenen wat wij geven per kind, geloof ik dat dit niet zooveel minder zou zijn dan in andere plaatsen. Het is dus veeleer een verblijdend verschijnsel, want er blijkt uitdat de behoefte gebleken is minder groot te zijn dan in andere plaatsen. Er is opgemerkt, dat schoolartsen ook noodig zullen zijn. Ik wil daarop verklaren, dat als de kindervoeding zou leiden tot het aanstellen van schoolartsen, ik dit geen ongelukkig resultaat zou achten. Een gevolg van de schoolvoeding zal dit echter wel niet zijn. Want dat het wel eens een enkele keer gebeurd is, dat een kind te veel at, heeft niet tot oorzaak de kindervoeding, maar het te weinige toezicht op dat speciale moment. De vereeniging zal dus alleen hebben te zorgen dat bij het verstrekken der voeding steeds goed toezicht aanwezig is De heer de Lange. M. de V. Eenerzijds is het mij aange naam dat enkele heeren verklaarden het principieel met mij eens te zijn; aan den anderen kant bevreemdt het mij dat zij er bijvoegen, dat wij hier staan voor een abnormalen toe stand, die met abnormale middelen moet worden bestreden. Ik ben het met den heer Drucker eens, dat wij niet een idealen toestand van armverzorging hebben bereikt: dit blijkt voldoende uit het abnormale geval, dat kinderen ter school komen zonder behoorlijk gevoed te zijn. De gemeenteraad komt daardoor te staan voor de vraag, of voor dit abnormale geval ook een geneesmiddel moet worden gebezigd buiten de gewone genees wijze om. Het gewone is, dat kerk en particuliere liefdadig heid voor de armen zorgen. Nu kunnen wij, waar die te kort schieten, het abnormale geneesmiddel ter hand nemen, om gemeentelijken steun te verleenen, maar ik meen, dat wij dit abnormale geneesmiddel dan toch op de rechte wijze moeten toedienen, opdat wij niet van kwaad tot erger komen. Het huisgezin is de cel waaruit gebouwd wordt kerk, maatschappij en staat, welke in wezen moet worden gelaten. Het gezin heeft tegenwoordig al aanvallen genoeg te verduren, daaraan wil ik niet medewerkendat laat ik over aan de heeren sociaal democraten. Die beschouwen de leden van het huisgezin als op zich zelf staande individuen, en storen zich niet aan den door God gelegden band tusschen vader en moeder, tusschen ouders en kinderenzij meenen dat men de kinderen voor rekening van de gemeenschap moet opvoeden, voeden, kleeden, baden, enz. enz. Ik geloof echter, dat de ouders van Gods wege zijn aangewezen om hunne kinderen op te voeden, en als de kinderen iets noodig hebben, zij dit uit de hand der ouders moeten ontvangen, en dat is voor mij zulk een heilige eisch, dat ik daarvan niet wil afwijken, en niet kan begrijpen dat anderen dit wel willen doen. Wij komen, indien wij de vereeniging «Schoolkindervoeding" op deze wijze steunen, practisch tot dezen toestand, dat wij eerst de arme nienschen socialistisch gaan opvoeden en ons dan wellicht er later over verbazen, dat zij socialistische begrippen hebben. Neen, de ouders moeten voor de kinderen zorgen en als er hulp noodig is, moeten wij hulp verleenen aan de ouders en niet aan de kinderen. De heer Pera. Mijnheer de Voorzitter. Er is zoo straks ook reeds de 3 October-Vereeniging bijgehaald en dat heeft mij verbaasdik zou zeggenwat heeft deze vereeniging met kindervoeding uit te staan, te minder, omdat deze Vereeni ging zich niet onbetuigd laat ten opzichte van de armen. Het voorstel van den heer Drucker, om van gemeentewege een gelijk bedrag toe te zeggen, als van particuliere zijde wordt bijeengebracht, acht ik voor de gemeente niet zonder gevaar. Als enkele heeren 'teens in den zin kregen b. v. om f 2000.aan schoolkindervoeding te schenken, zou de ge meente gereed moeten staan andere f 2000.er naast te leggen, en dat zou aan de Gemeente, naar mij voorkomt, te grooten last opleggen. Ik geloof, dat wij verplicht zijn aan een maximum vast te houden. De nu v oorgestelde subsidie verhoogen tot f 1000.— acht ik niet wenschelijk; de verzorging der kinderen dient te geschieden door de ouders en vooral zijn er voor de gemeente bezwaren aan verbonden, zich op dit terrein te begeven, al is het ook dat men werkt door eene particuliere vereeniging. Uit dit liefdewerk zal helaas door sommige ouders een ver keerde gevolgtrekking genomen worden, en wel, een ontlast worden van de verplichting omtrent de verzorging hunner kinderen. Wij moeten daarmee zeer voorzichtig zijn, te meer, omdat de liefde van sommige ouders tot hunne kinderen er niet beter op wordt. Mij klinkt steeds in de ooren wat een agent van politie zeide over de liefde van een deel der ouders voor hunne kinderen, toen er door iemand een beroep op deze liefde gedaan werdJa, gij moest maar eens weten, hoeveel ouders blijde zouden zijn als zij van de kinderen af waren. Ik vrees ervoor, dat wij door te veel in te grijpen meer kwaad doen dan goed. Omdat ik echter meen ook rekening te moeten houden met de toestanden, en wel droeve toe standen, zooals die in de samenleving bestaan, zal ik door mijn stem steunen wat Burg. en Weth. voorstellen, maar daaraan de bepaling verbinden, de subsidie slechts te ver strekken voor één jaar, om dan later te overwegen wat verder noodig kan geacht worden. De heer van Kempen. M. d. V. De heer Drucker is aan den eenen kant een zeer respectabel, maar aan den anderen kant een zeer gevaarlijk man. Hij is respectabel, omdat hij bekend staat als zeer milddadig, maar juist daardoor zou hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 4