34
DONDERDAG 27 FEBRUARI 1902.
Wat is de toestand? Stel, bij eene school 3de klasse zijn 11
onderwijzers, die allen hebben de hoofdacte; dat zijn dus
allen menschen van gelijke studie en gelijke bevoegdheid.
Van die 11 worden nu 5 verklaard tot eene nieuwe categorie,
dat zijn zij die hebben de «verplichte hoofdacte", de anderen
hebben de «onverplichte hoofdacte". En waarvan hangt het
nu af, of iemand van de laatstgenoemden zal overgaan tot
de eerste categorie, tot die met de verplichte hoofdacte?
Eenvoudig daarvan, of er plaats komt, of er opschuiving
plaats heeft. Komt er een plaats open, dan wordt een onder
wijzer met niet-verplichte hoofdacte gepromoveerd tot onder
wijzer met verplichte hoofdacte. Dat komt dus weder neer
op het stelsel van rangen, waarvan Burg. en Weth. verklaren
niets meer te willen weten. Het wil mij voorkomen, dat men
die onderscheiding moet doen vervallen. En daarbij vind ik
steun in de adviezen van de beide vereenigingendie hier
ter stede de onderwijzers vertegenwoordigen. Èn de afdeeling
van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap èn de afdeeling
van den Bond van onderwijzers verklaren in de adressen, die
wij hebben ontvangen, dat zij de handhaving van die onder
scheiding niet gewenscht achten. Ook in andere gemeenten
ik noem Amsterdam, bestaat die onderscheiding niet.
Ik zou dus meenen, dat wij eene dergelijke onderscheiding
ook hier zouden kunnen doen vervallen. Dit is een voorstel
van zeer eenvoudigen aard, een voorstel, waarvan de strek
king onmiddellijk is te overzien en waarvan men moeilijk
kan zeggen, dat het zoo plotseling in het debat is gebracht,
want de quaestie is reeds behandeld in de adressen, die sedert
eenige dagen in onze handen zijn.
Wat betreft de finantiëele gevolgen, hieraan verbonden,
Mijnheer de Voorzitter, ik moet bekennen, dat daaromtrent
thans eenige onzekerheid bestaat. Mij is medegedeeld, en ik
meende daarop te mogen afgaan, dat er ongeveer 20—22 per
sonen op dit oogenblik zijn, bezittende de zoogenaamd onver
plichte hoofdakte. Nu is de vraag, of die 8, die volgens het
voorstel van Burg. en Weth. tot onderwijzers met verplichte
hoofdacte zullen bevorderd worden, er al van afgetrokken zijn,
of niet. Mij dunkt: neen. Dat cijfer van 21, zooals mij is mede
gedeeld. berust op eene telling; daarbij heeft men, dunkt mij,
moeten tellen allen, die op dit oogenblik de verplichte hoofd
acte bezitten. In ieder geval, groote otters vergt het amende
ment niet!
Ik wensch dus, wanneer dat voldoende ondersteuning vindt,
het volgende voorstel te doen, nl. het voorlaatste lid van
art. 13 te lezen:
Bovengenoemde wedden worden met f200.verhoogd, wan
neer de onderwijzer of de onderwijzeres in het bezit is van
de hoofdacteen wat daar verder volgt.
Bij aanneming van dit amendement vervalt vanzelf art. 12.
De heer de Goeje Mag ik even herinneren, dat het reeds
een oud stelsel hier is, dat van het onderwijzend personeel
een zeker aantal de hoofdacte moet hebben. Het is het tegen
woordige stelsel van de wet; ook de wet zegt: wanneer er
zooveel leerlingen zijn, moeten er zooveel onderwijzers wezen
met de hoofdacte. Wij hebben altijd een zeker aantal kapiteins
plaatsen uitgetrokken aan onze scholen. Nu hebben we daarbij
gezegd: er zijn maar een beperkt aantal van die plaatsen,en
het zou toch wenschelijk wezen, dat ook anderen, die de
hoofdacte hebben, daarvoor eene erkenning krijgen; daarom
is door den Gemeenteraad besloten, ieder, die de hoofdakte
behaalt, dadelijk 100.— verhooging toe te kennen. Dat is
de geschiedenis.
Wanneer wij nu dat onderscheid laten vervallenkost dat
de gemeente eene aanzienlijke som, want het streven van allen
is, om den rang van hoofdonderwijzer te verkrijgen; nu wint
men daar al mee f 100.maar dan zal men er f 200.
door verkrijgen, dus zal ieder, die maar eenigszins daartoe
in staat is, ten slotte dien rang hebben. Op zichzelf is dat
natuurlijk niet te veroordeelen, maar het zal de gemeente
eene groote uitgave kosten. Het personeel is niet gering en
een groot gedeelte zal voor die verhooging van f 200.— in
aanmerking komen. In theorie is daar niets tegen, wanneer
de finantien van de gemeente het toelaten. Maar het is evenals
bij het leger; ook daar zijn een beperkt aantal kapiteins, en
het is wel treurig voor de luitenants le klasse, wien men
zoo gaarne dien rang zou geven, dat zij wachten moeten tot
er plaatsen beschikbaar zijn, doch men moet met de uitgaven
eenigszins rekening houden, en hun beurt komt eerst, wan
neer er weer kapiteinsplaatsen open vallen. Zoo is het ook
hier. üm echter zooveel mogelijk aan alle wenschen te gemoet
te komen, is het voorstel gedaan, het aantal kapiteihsplaatsen
te verhoogen en de gelegenheid te geven aan de bekwaamsten
om in die hoogere categorie te komen. Het is niet raadzaam
dat onderscheid geheel uit te wisschen. Die f 100.is eene
extra-belooning; volgens de wet behoefde dat niet; het is
eenvoudig om te toonen hoe het op prijs gesteld wordt, dat
men die akte verworven heeft.
De heer van Kempen. Mag ik beleefdelijk opmerken, Mijnheer
de Voorzitter, dat U nog niet hebt gevraagd of het amendement
van den heer Drucker wordt ondersteund, en nu is het al in
bespreking.
Het amendement van den heer Drucker wordt voldoende
ondersteund, en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter. Ik moet er even op attent maken, dat dooi
de wijzigingen, welke nu reeds in de voorstellen van Burg.
en Weth. zijn gebracht, de uitgaven met ruim f 800.— zijn
gestegen, zoodat het totaal der uitgaven is geklommen tot
ongeveer 15000.— per jaar. En aanneming van het amende
ment zal weer eene meerdere uitgaaf van f 2100.— tengevolge
hebben.
De heer van Hamel. De heer Drucker heeft er op gewezen,
dat in Amsterdam de onderscheiding niet bestond, maar dat
is, geloof ik, de eenige plaats waar dit zoo is. In bijna alle
andere gemeenten, Rotterdam, Haarlem, Groningen, enz. heeft
men dezelfde organisatie als wij voorstellen, nl. eene onder
scheiding tusschen verplichte- en niet verplichte hoofdacte.
Ook met het oog op de financiëele gevolgen, acht ik aanneming
van het amendement van den heer Drucker niet aan te raden.
De heer Pera. Met Amsterdam is het een bijzonder geval.
Amsterdam eischt tegenwoordig voor de benoeming als onder
wijzer het bezit van de hoofdacte. Maar waar dit hier niet
het geval is, acht ik, ook op de gronden door den heer de Goeje
aangegeven, handhaving van de bepaling alleszins wenschelijk,
en verklaar ik mij dus tegen het amendement van den heer
Drucker.
De heer de Lange. M. d. V. Het komt mij ook voor dat
de regeling, door Burg. en Weth. voorgesteld, goed is en de
voorkeur verdient boven de regeling, door den heer Drucker
aangegeven
Burg. en Weth. gaan in hun voorstel al aardig wat verder
dan de wet eischt met betrekking tot het getal onderwijzers
met verplichte hoofdacte, en geeft dien onderwijzers daarvoor
f 200.meer. Wij krijgen volgens de concept-verordening
58 onderwijzers met verplichte hoofdacte, waarbij nog komen
13 plaatsvervangende hoofden. Van ongeveer de helft van het
geheele getal onderwijzers wordt dus de hoofdacte met 200.
betaald. En nu gaan wij nog verder en zeggen: van de onder
wijzers die de hoofdacte hebben, maar die niet noodig hebben
op de school waar zij geplaatst worden, zullen wij die hoofd
acte toch waardeeren en daarvoor onverplicht 100. .geven.
Het voorbeeld van Amsterdam zegt in deze niets. Amsterdam
sluit alle onderwijzers buiten, die geen hoofdacte bezitten.
De heer Sijtsma heeft er straks voor gepleit, dat wij den
onderwijzer, die geen hoofdacte heeft kunnen bekomen, toch
in staat moesten stellen op zijn 38ste jaar een behoorlijke
positie te hebben. Wanneer wij het voorbeeld van Amsterdam
volgden, zou daarvan geen sprake kunnen zijn, want dan
werden alle onderwijzers zonder hoofdacte buitengesloten. Ik
geloof dat waar de wet niet eischt dat we uitsluitend onder
wijzers met hoofdacte in dienst hebben, eene waardeering
van het bezit van de onverplichte hoofdacte met f 100.
wezenlijk billijk is.
Den heer Sijtsma. Ik wensch er even op te wijzendat
wanneer Burg. en Weth. consequent willen zijnzij met het
amendement van den heer Drucker moeten medegaan. Burg.
en Weth. toch, achten het noodig dat met het rangenstelsel
wordt gebroken. Maar dat rangenstelsel blijft immers in
optima forma bestaan, wanneer men op dezelfde school heeft
onderwijzers in het bezit van de hoofdacte, waarvan de een
voor die hoofdacte f 200.— krijgt omdat het bezit verplicht
is, de ander ƒ100.omdat zij niet verplicht is. Ik acht dit
eene onbillijkheid; de een wordt daardoor jaloersch op den
ander en met eenige reden. Want hoewel in het bezit van
de hoofdacte en ook gaarne de /200.— ontvangende, moet de
een zich met 100.— tevreden stellen totdat een, die ƒ200.—
voor zijn acte krijgt, weggaat of sterft. Zoo kan hij tot op
zijn ouden dag werken en altijd in het bezit van de hoofd
acte zijn geweest, maar hij krijgt niet het bedrag dat een
ander heeft, die precies dezelfde bevoegdheid bezit. Men moet
er nu eens niet op zien, dat dit eenige honderden guldens
meer zal kosten, maar men lette nu eens alleen op de billijk
heid dat degenendie dezelfde capaciteiten bezittendezelfde
acte hebben en hetzelfde werk moeten doen, ook een gelijk
salaris dienen te hebben.
De heer Drucker. Zooals de heer Sijtsma ook reeds heeft
gezegd, is nog door geen van de leden, die het voorstel hebben
bestreden, aangetoond, dat wat Burg. en Weth. voorstellen,
iets anders is dan toch weer het invoeren van de rangen. De
heer de Goeje heeft het erkendallen kunnen niet krijgen
een kapiteinsplaats dat is een rang,terwijl Burg. en Weth.
zeggen, dat met het rangenstelsel zal worden gebroken.
Wat nu betreft die 100.voor de hoofdakte, hetgeen