18
DONDERDAG 30 JANUARI 1902.
Beraadslaging over het gewijzigd art. 6, thans luidende:
»De leeraren, die door het in werking treden dezer veror
dening een lagere wedde zouden erlangen, dan op 31 December
1901 door hen werd genotenbehouden de door hen genoten
wedde, benevens de daaraan krachtens de verordening van
25 Maart 1897 (Gemeenteblad n°. 7) verbonden aanspraken
op verhooging, onverminderd hunne aanspraken op eventueele
verhooging, ingevolge de bepalingen dezer verordening.
De leeraar. bij het in werking treden dezer verordening
met het onderwijs in het Engelsch belast, geniet een jaar
wedde van ƒ1800, eveneens onverminderd zijn aanspraken op
eventueele verhooging, ingevolge de bepalingen dezer ver
ordening."
De heer van Lidth de Jeude. Dat de leeraar in de Engel-
sche taal nu toch 1800 zal krijgen, is mij te sterk. Hij
krijgt dan 1800 traktement en f 750 aan de Kweekschool,
dat is samen 2550. Wanneer men nu eens aanneemt, dat
hij de lesuren, welke hij aan de Kweekschool geeft, gaf aan
het gymnasium het zijn er 10 dan zou hij 19 uur les
geven en volgens de verordening slechts 2230 krijgen. Hij
heeft 10 dienstjaren.
De Voorzitter. Hij geeft nu eenmaal les aan de Kweek
school. Wij hebben er eerst ook zoo over gedacht, doch wij
zijn bezweken voor den aandrang van Curatoren op grond van
de billijkheid.
De heer van Lidth de Jeude. Ik zie daar de billijkheid
niet van in Wij maken hier in de verordening de bepaling
dat de leeraren van het gymnasium, te gelijk leeraar aan de
H. B. S., bij de berekening van het salaris beschouwd wor
den als aan ééne inrichting van onderwijs te behooren.
Het is alleen omdat hij volgens art. 2 al. 3 gewoon leeraar
is; als hij buitengewoon leeraar was zou het anders zijn.
De heer Fockema Andreae. Zooals uit de geheele bepaling
blijkt is hier quaestie van een regeling ten behoeve van den
heer Vogelesang Het is hier een persoonlijk tractement. Daarom
moeten wij de aandacht vestigen op den persoon. Het is niet
tegen te spreken, dat de heer- Vogelesang een zeer voortref
felijk leeraar is. En zijn onderwijs èn de resultaten daarvan
zijn bij herhaling gebleken uitstekend te zijn. Hij geeft even
veel les als de heer Breuning, waarom moet hij nu minder
traktement hebben Nog eens, het is hier een persoonlijke
quaestie, waarbij de waardeering van den heer Vogelesang als
leeraar den doorslag moet geven.
De heer van Lidth de Jeude. Ik wil de appreciatie van
den heer Vogelesang wel van den heer Fockema Andreae
overnemen, maar de heer Vogelesang heeft 10 dienstjaren en
de heer Breuning 10. Ik zie niet in waarom zij nu gelijk
gesteld moeten worden; de leeraar in het Fransch geeft 3
uren meer les en die in het Duitsch valt in een andere cate
gorie omdat hij meer dan 13 dienstjaren heeft.
Daarom stel ik voor het traktement van den heer Vogele
sang te stellen op 1520.zooals het volgens de verordening
zou zijn, of, wat hetzelfde is, om alinea 2 van art 6 te doen
vervallen.
De heer de Lande. Het komt mij voor, dat de heer van
Lidth de Jeude zich in zijn berekening vergist. Ik vergelijk
met elkander de heeren Breuning en Vogelesang, die beiden
9 uren les geven, terwijl de Heer Breuning 16, en de heer
Vogelesang 10 dienstjaren heeft.
Volgens de nieuwe regeling zouden de uren van den een
berekend moeten worden tegen 90.per jaar, en die van
den ander tegen 80.dit maakt voor 9 lesuren een verschil
van 9X'10 f 90.—. Dus zou de heer Vogelesang een trac
tement moeten hebben van 90.minder dan 1800 of
1710.
De heer van Lidth de Jeude. Ik stel voor het traktement
van den heer Vogelesang te stellen op 1520; ik heb gewezen
op het verschil in dienstjaren, maar wel degelijk mag van
invloed zijn, dat de leeraren in de nieuwe talen, ook zonder
hierop te letten, toch overigens volstrekt niet in gelijke positie
verkeeren.
De heer Pera. Mag ik vragen, op welk salaris de heer
Breuning benoemd is?
De Voorzitter. Ik meen op 1400 met verhooging na 3
en 6 jaar.
De heer Pera. Dan zou volgens de gewone orde van zaken
de heer Vogelesang die verhoogingen ook gekregen kunnen
hebben, en het salaris reeds lang 1800 geweest zijn. Naar
mij voorkomt is den heer Vogelesang feitelijk reeds vele jaren
te kort gedaan.
De Voorzitter. De leeraar in het Engelsch is aangesteld
op een salaris van 1200 met 2 verhoogingen van 100,
terwijl de andere leeraren aangesteld zijn op ƒ1400 met 2
verhoogingen van 200.
De heer de Lange. Ik stel voor de laatste alinea van art.
6 te lezen als volgt:
»De leeraar, bij het in werking treden dezer verordening
met het onderwijs in het Engelsch belast, geniet een jaar
wedde van ƒ1710.— die na 13-jarigen diensttijd wordt ver
hoogd tot 1800.eveneens onverminderd zijn aanspraken
op eventueele verhooging ingevolge de bepalingen dezer ver
ordening."
Dan staat de heer Vogelesang volkomen op gelijken voet
met den heer Breuning, die evenveel uren les geeft.
Het amendement van den heer van Lidth de Jeude wordt
in stemming gebracht en met 22 tegen 2 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: van Tol, Bosch, Sijtsma, Wit-
mans, de Lange, A.J. van Hoeken J.Jzn., P. J. Mulder, Timp, Bots,
Kerstens, J. P. Driessen, van Dissel, de Vries, Hasselbach, Juta,
van Hamel, Korevaar, Drucker, Zaaijer. Pera, Kroon en Foc
kema Andreae.
Voor stemmen de heerende Goeje en van Lidth de Jeude.
(De heer Kaiser had inmiddels de vergadering verlaten).
Het amendement van den heer de Lange wordt in stemming
gebracht en met 18 tegen 6 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: van Tol, Bosch, Sijtsma, Wit-
mans, de Lange, A. J. van Hoeken J Jzn., P. J. Mulder, Timp, Bots,
Kerstens, J. P. Driessen, van Dissel, de Vries, Hasselbach,
de Goeje, van Hamel, Drucker en Pera.
Tegen stemmen de heeren: Juta, Korevaar, Zaaijer, Kroon,
van Lidth de Jeude en Fockema Andreae.
Het aldus gewijzigde art. 6 wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Het amendement van den heer A. J. van Hoeken J.J.zn.,
op art. 7, wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 4
stemmen verworpen
Tegen stemmen de heeren: van Tol, Sijtsma, Witmans,
de Lange, P. J. Mulder, Timp, Bots, Kerstens, J. P. Driessen,
van Dissel, de Vries, Hasselbach, de Goeje, van Hamel, Korevaar,
Drucker, Zaaijer, Kroon, van Lidth de Jeude en Fockema
Andreae.
Voor stemmen de heeren: Bosch, A J. van Hoeken J.J.zn.
Juta en Pera.
Art. 7 en daarna de verordening in haar geheel worden
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Niets meer aan de orde zijnde, en niemand meer het woord
verlangende, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.
i