9 Leiden, den 24 December 1901. In antwoord op uw schrijven van 29 October 1.1. N°. 171c, houdende de vraag of er, behalve die in onzen brief van 15 October 1.1} N°. 373, nog andere voorstellen tot verhooging der wedden van leeraren van het Gymnasium konden worden tegemoet gezien hebben wij de eer IJ het volgende te berichten. In de eerste plaats wenschen wij ons voorstel om de jaar wedde van Dr. Gleuns met ƒ100.— te verhoogen en hem daarvoor het onderwijs in de natuurkundige aardrijkskunde op te dragen, terug te nemen. De onlangs benoemde leeraar in geschiedenis en aardrijkskunde toch heeft reeds vroeger les in dit vak gegeven en kan dus daarmede ook hier worden belast. De daartoe vereischte schikking is reeds gemaakt en de heer van Beeck zal na de kerstvacantie zijn onderwijs ook in dit vak aanvangen. Na ernstige overweging is het ons verder raadzaam en billijk voorgekomen dat voor de Leeraren aan ons Gymnasium in hoofdzaak dezelfde regeling hunner wedden zal gelden als onlangs, in navolging van de bepalingen voor de Rijks Hoogere Burgerscholen, door den Gemeenteraad voor de Leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier is vastgesteld. Wij achten dit raadzaam ter bevordering van de gewenschte stabiliteit in het personeel onzer Leeraren en billijk omdat de werkkring en de maatschappelijke positie der Docenten van het Gymnasium niet minder kunnen worden geacht dan die van de Leeraren aan de Hoogere Burgerschool en hunne diensten dus niet volgens een over 't geheel lageren maatstaf mogen worden gehonoreerd. De jaarwedde van den Rector behoort, naar het ons voor komt, onafhankelijk van het aantal zijner lesuren geregeld te worden. Te zijnen opzichte wenschen wij de bepalingen van art. 3 der verordening van den 25sten Maart 1897, regelende het getal der leeraren verhonden aan het Gymna sium te Leiden en het bedrag hunner jaarwedden (Gemeente blad n°. 7), uitgebreid te zien en wel in dien zin, dat aan dezen titularis, nadat hij gedurende 10 jaren aan het Gym nasium alhier als Rector werkzaam zal zijn geweest, een derde verbooging en wel van f 200.— worde toegekend. Daardoor zou dan het maximum der bezoldiging van den Rector ƒ4000,bedragen. De jaarwedde van den Conrector is thans ƒ400.boven die van de andere Leeraren in de oude talen; bij de door ons voorgestelde regeling zal deze vermeerdering, aan de be trekking van Conrector verbonden, behooren te blijven. Voor die Leeraren in de nieuwe talen, wier aantal lesuren per week minder dan 10 bedraagt, achten wij het billijk de gunstige bepalingen vast te stellen, die bij de bovenvermelde Rijksregeling voor gewone leeraren gelden, zoodat zij onaf hankelijk van het aantal lesuren, een vaste bijdrage van ƒ800.ontvangen en verder de vergoeding per wekelijksch lesuur per jaar. Het zal wel geen betoog behoeven, dat, naar onze bedoe ling, die Leeraren, aan wie, volgens de thans door ons ont worpen regeling, een lagere wedde dan die, welke zij thans genieten, zou toekomen, in het genot dier hoogere wedde zullen blijven. Dit geldt o. a. van de Leeraren in deFransche en in de Hoogduitsche taal. Wat den Leeraar in de Engelsche taal betreft, zijn wij, na rijp beraad, tot het besluit gekomen om ons vroeger voorstel (Brief van 15 October 1901 N°. 373) tot verhooging zijner jaarwedde tot 1800.te handhaven. BIJLAGE. Uw College heeft dit ons voorstel bestreden, o. a. op grond daarvan, dat het verschil tusschen de jaarwedden der Leeraren in de Hoogduitsche en in de Engelsche taal historisch kan worden verklaard. Het zij ons evenwel vergund hieromtrent het volgende op te merken. De Leeraar in de Engelsche taal geeft hetzelfde aantal uren wekelijks les als zijn ambtgenoot voor de Hoogduitsche taal. De onbillijkheid, in het belangrijk verschil der jaarwedde gelegen, wordt, naar onze meening, door de historische verklaring van het feit, niet weggenomen. Beide Leeraren verkeeren in dezelfde maatschappelijke po sitie; van beide kan met recht verlangd worden, dat zij hunne taak aan het Gymnasium, als hunne hoofdtaak beschouwen. Men verlieze hierbij ook niet uit het oog de moeilijkheden, die later, bij voorkomende vacatures voor de genoemde vakken, zouden kunnen geboren worden uit de omstandigheid dat er slechts weinig personen beschikbaar zijn, die de vereischte bevoegdheid bezitten. Wij vertrouwen dat Uw College, op grond van het boven staande zal kunnen besluiten nu ook dat gedeelte van ons voorstel over te nemen. Voorts hebben wij de eer hierbij als bijlage een staat over te leggen, waaruit de finantieele gevolgen van ons voorstel kunnen blijken. Wij veroorloven ons evenwel hierbij op te merken dat het daarop aangegevene maximum uit den aard der zaak wel bijna nooit, althans zeker hoogst zelden, zal worden bereikt. Daartoe zou zich het hoogstwaarschijnlijk nimmer te verwachten geval moeten voordoen dat bijna al de Leeraren van ons Gymnasium minstens 18 jaren in functie waren geweest. De Leeraren in de Gymnastiek zijn in dien staat niet op genomen en zulks met het oog op de toezegging uwerzijds van eene afzonderlijke regeling hunner jaarwedden ook aan de Hoogere Burgerschool. Wij hebben bij onze berekening het aantal lesuren van den heer Dr. van Eek op 21 en dat van den heer Breuning op 9 gesteld. Eerstgenoemde heeft vóór de Kerstvacantie 23 lesuren per week, waarvan 3 in de 2e klasse; deze uren worden ge durende het overige gedeelte van den Cursus gegeven door den heer Breuning, die vóór de Kerstvacantie 7 lesuren per week heeft. Het kwam ons billijk en rationeel voor om 1 van de genoemde 3 uren te rekenen bij de 20 overigen van den heer Dr. van Eek en om de overblijvende 2 te voegen bij de 7 van den heer Breuning. In overeenstemming met het door den voorzitter van den Gemeenteraad in de vergadering van den 24sten October 11. gesprokene, zouden wij er prijs op stellen de nieuwe regeling der jaarwedden te doen ingaan met 1 Januari 1902. Wij geven dus ten slotte Uw College in overweging aan den Gemeenteraad voor te stellen om bij de regeling der jaarwedden van de Leeraren aan het Gymnasium in hoofd zaak te volgen de onlangs voor de Leeraren van de Hoogere Burgerschool voor Jongens door den Gemeenteraad vastge stelde bepalingen met dien verstande dat voor den Rector, den Conrector en den Leeraar in de Engelsche taal de door ons voorgestelde wijzigingen daarvan zullen gelden. Curatoren van het Gymnasium T. Zaaijer, Voorzitter. J. C. van der Lip, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. f f f Aantal dienstjaren in 1902. Wedde volgens het voorstel. LEERAREN. Aantal lesuren. Tegenwoordige wedde. In 1902. Maximum. Dr. H. W. yan der Mejj, Rector 15 37 4000.— 4000.— 4000.— Dr. L. Punt, Conrector. 20 18 55 2800.— 55 3100.— n 3100.— Dr. P. II. Damsté 20 15 55 2400.— 55 2500.— n 2700.— Dr. D. A. H. yan Eek. 21 10 55 2400.— 55 2400—. n 2760.— A. L. van Beeck 17 n 2000.— 55 2000.— n 2430.— Dr. A. Hendriks 19 16 57 2400.— 55 2420.— n 2610.— A. Cohen 12 10 55 1800.— 55 1800.— n 1980.— H. A. Breuning 9 16 55 00 55 1800.- n 1800.— L. W. "W. Vogelesang 9 10 55 1400.— 55 1800.— u 1800.— Dr. J. S. G. Gleuns 23 24 55 2600.- 55 2880.— n 2880.— Dr. L. Yuyck (tijdelijk) 8 1 3 55 1100.— 55 1100.— n 1170.— Dr. B. J. Goossens 6 1 20 55 700.— 55 910.— T) 910.— Dr. G. M. Rutten. 2 2 55 200.— 55 200.— 5Ï 260.— Dr. G. van Vloten 3 12 55 200.— 55 360.— D 390 Totaal f 25800.— f 27270.— f 28790.—

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 3