GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. ISTGEKOMEHÏ ST IK li EK. N°. 17. Leiden, 7 Januari 1902. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dd. 10 December j.l. (Ing. Stukken n°. 2), betreffende den afstand in eigendom aan J. de Groot en Zonen, bloemisten te Noordwijk, van twee strookjes grond met hakhout, deel uitmakende van den berm van de llaarlemmertrekvaart, kadastraal bekend onder sectie C n°. 360 gedeeltelijk, gemeente Koordwijkerhout, te zamen groot 180 M2., tegen betaling van een koopprijs van f 120.en van de kosten van overdracht. Evenmin bestaat er bij haar bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dd. 13 December j.l. (Ing. Stuk ken n°. 7) tot afstand in eigendom aan het Kerkbestuur der St. Petruskerk van den grond van de voormalige Plaatsteeg, kadastraal bekend onder Sectie G n°. 1404, gemeente Leiden, tegen een koopprijs van 5.— per M2. Zij geeft U derhalve in overweging tot den verkoop van de bedoelde gronden te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 18. Leiden, 7 Januari 1902. In de vergadering van den 24en October 1901 werd naar aanleiding van van verschillende zijden gemaakte opmerkingen besloten tot uitstel van de behandeling van ons voorstel tot verhooging van de jaarwedden van de leeraren in het engelsch en in de wiskunde aan het gymnasium, opgenomen onder n°. 247 der Ingekomen Stukken van dat jaar. Waar nu door curatoren van het gymnasium in hunne mis sive van 15 October 1901 n°. 373, welke tot bovenbedoeld voor stel had geleid, de wenschelijkheid was uitgesproken, dat in de regeling der jaarwedden van de leeraren van het gymna sium reeds thans eenige wijzigingen zouden worden gebracht, uit welke woorden met reden mocht worden afgeleid dat nog nadere voorstellen tot regeling dier jaarwedden van hen konden worden tegemoet gezien, is door ons van dat uitstel tevens gebruik gemaakt om curatoren te verzoeken ons mede te deelen welke andere wijzigingen alsnog door hen werden noodig geacht, omdat, nu hun voorloopig voorstel toch niet meer vóór de vaststelling der begrooting zou kunnen worden behandeld, het ons wenschelijk voorkwam, dat deze aange legenheid dan aanstonds in haar geheel zou worden geregeld. Uit het schrijven dat wij daarop d.d. 24 December 1.1. van cura toren ontvingen, en dat wij ter vergemakkelijking van de ken nisneming in afdruk hiernevens laten gaan, blijkt in de eerste plaats dat een verhooging van wedde van/100.voor den leeraar in de wiskunde thans niet meer noodig is, omdat aan den Heer van Beeck, inmiddels tot leeraar in de aardrijkskunde benoemd, evenals aan Dr. Wieringa, in wiens plaats hij benoemd werd, het onderwijs ook in de natuurkundige aardrijkskunde kon worden opgedragenvoorts dat curatoren met klem van redenen blijven aandringen op de gelijkstelling van de wedde van den leeraar in het engelsch met die van de beide andere leeraren in de nieuwe taleneindelijk dat curatoren voor de regeling der jaarwedden van de leeraren aan het gymnasium gaarne in hoofdzaak hetzelfde stelsel zouden zien toegepast, dat onlangs voor de leeraren der H. B. S. voor Jongens is aangenomen, behoudens eenige noodzakelijke afwijkingen, waarop wij hier onder nader zullen terugkomen. Wat nu in de eerste plaats de jaarwedde van den leeraar in het engelsch betreft, bij nadere ernstige overweging kunnen ook wij niet ontkennen, dat al moge de lagere bezoldiging van dien leeraar door de hem tegelijkertijd opgedragen werk zaamheden aan de Kweekschool voor onderwijzers zeer goed te verklaren en ook te rechtvaardigen zijn, er niettemin een zekere onbillijkheid in gelegen blijft, dat hem als leeraar aan het gymnasium een zooveel geringere bezoldiging wordt toe gekend dan aan zijn ambtgenoot in het duitsch, van wien volkomen dezelfde arbeid wordt gevergd. Op dezen grond kunnen wij dan ook geen vrijheid vinden het door ons bij ons praeadvies van 18 October 1901 ingenomen standpunt te handhaven maar geven wij in overweging het voorstel van curatoren te dien aanzien te volgen. Ook wat de algemeene regeling van de jaarwedden van de leeraren aan het gymnasium betreft, kunnen wij in hoofdzaak met het voorstel van curatoren meegaan. Dat voorstel wijkt van de voor de H. B. S. aangenomen regeling alleen in zoo verre af, als voor den conrector als zoodanig, boven hetgeen 7 door hem als leeraar zou worden genoten, eene verhooging van f 400.is voorgesteld, terwijl de leeraren in de nieuwe talen, ook al bedraagt het aantal door hen gegeven lesuren minder dan 10, toch als gewone leeraren zullen worden be schouwd. Voorts is voor den Rector, evenals voor den Direc teur der H. B. S., een geheel op zichzelf staande regeling voorgesteld, in aansluiting aan de thans reeds geldende, zoo evenwel dat beiden een maximum jaarwedde zullen kunnen erlangen van 4000.—. Wat nu den Rector aangaat zijn wij in de hiernevens aan U ter vaststelling aangeboden verordening, in art. 1, alleen in zooverre van het voorstel van curatoren afgeweken, als wij het niet noodig hebben geacht, dat de 10 jaren, welke de Rector als zoodanig moet zijn werkzaam geweest om de derde verhooging van f 200.— te erlangen, aan het gymnasium alhier moeten zijn doorgebracht. Het kwam ons regelmatiger voor en met het oog op een ruimere keuze ook gewenschter, dat voor deze verhooging, evenals voor de beide eerste, ook de jaren elders als Rector gediend, zullen medetellen. Daarentegen gaat ons een verhooging van wedde voor den conrector als zoodanig met 400.— weer te ver. Het moge waar zijn, dat de wedde van den conrector thans f 400. hooger is, dan die van de andere leeraren in de oude talen, nu de wedden in het algemeen een zekere verhooging zullen ondergaan, achten wij het geenszins noodig, dat dat o. i. te belangrijke verschil bestendigd blijve en komt het ons voor, dat een verhooging van 200.alleszins voldoende mag worden geacht. Ten aanzien eindelijk van de leeraren in de nieuwe talen geven wij gaarne toe dat het noodzakelijk zal zijn hen in afwijking van den regel onder de gewone leeraren te rang schikken. Ware dit toch niet het geval, de wedden der tegen woordige leeraren in duitsch en engelsch zouden slechts 1170.en f 1080 bedragen en de aanvangsjaarwedde dier leeraren zelfs slechts 900. -Het behoeft geen betoog, dat deze wedde voor een betrekking als deze te laag is en de ge meente er dan ook ongetwijfeld niet in slagen zou bij even- tueele vacatures geschikte docenten in die vakken te vinden. Overigens spreekt het van zelf, dat bestaande leeraren door de invoering der verordening niet in slechter conditie mogen komen. Vandaar de overgangsbepaling opgenomen in art 6, uit welk artikel thans ook volgt, dat de tegenwoordige leeraar in het engelsch in het vervolg dezelfde wedde zal genieten als zijn ambtgenooten in de nieuwe talen. r Duidelijk hebben wij in art. 4 onzer concept-verordening in afwijking van het voorstel van curatoren een nieuwe bepaling opgenomen, voor het geval een gewoon leeraar aan de H. B. S. voor Jongens tevens eenige lessen geeft aan het gymnasium, waardoor hij buitengewoon leeraar aan laatstgenoemde instel ling is. Het komt. ons voor dat in dat geval de beide betrek kingen als één gecombineerde zullen moeten worden beschouwd, wijl anders door de betrokken titularissen een onevenredig hooge bezolding zou worden genoten. Wij wijzen als voorbeeld op den leeraar in de natuurkunde aan het gymnasium, die thans als leeraar aan de H. B. S. een jaarwedde geniet van 2880.en wiens 7 uren aan het gymnasium, op zichzelf beschouwd, met 130.per lesuur zouden moeten worden bezoldigd, terwijl zij, geteld bij de uren door hem als gewoon leeraar aan de H. B. S. gegeven, tegen ƒ60— per uur zullen worden in rekening gebracht. Intusschen zal ook de tegen woordige leeraar als leeraar aan het gymnasium in geen geval een geringer salaris kunnen verkrijgen, dan tot dusverre als zoodanig door hem werd genoten. Ten slotte laten wij hieronder een vergelijkenden staat volgen waarin achtereenvolgens zijn vermeld: de thans genoten jaar wedden, de wedden met zuivere toepassing van het voor de II. B. S. aangenomen stelsel, de wedden volgens het stelsel van curatoren, de wedden volgens de hierbijgaande concept verordening en eindelijk de wedden, wanneer alle leeraren volgens die verordening het maximum zullen hebben ver kregen, met vermelding nevens de 4 laatste rubrieken van hetgeen door sommige der tegenwoordige leeraren wegens het behoud van verkregen rechten meer zal worden genoten, dan volgens de zuivere toepassing van ieder dier stelsels het geval zou zijn. Uit dien staat zal U blijken, dat bij aanneming van het voorstel van curatoren in 1902 een hoogere last van ƒ1470. op de gemeentekas zal worden gelegd, tegen een hoogere last van f 1060. bij aanneming der concept-verordening, die wij U hiernevens ter vaststelling aanbieden, terwijl indien alle leeraren volgens die verordening hun maximum zullen hebben bereikt en met verkregen rechten geen rekening meer zal behoeven te worden gehouden het totaal bedrag dier wedden het thans genotene met 1560.zal overschrijden. Op grond van het bovenstaande verzoeken wij U alsnu tot de vaststelling der door ons ontworpen verordening over te gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 1