3
ordening aanspraak te mogen maken op restitutie van het te
veel betaalde;
Redenen waarom zij Uwe Vergadering beleefd verzoekt haar
die restitutie wel te willen verleenen.
Van Uwe Vergadering de dienstw. dienaresse
Mevrouw de Wed. Lulofs—de Stoppelaar.
N°. 10. Leiden, 27 December 1901.
Omtrent de aan Z.Exc. den Minister van Binnenlandsche
Zaken ter goedkeuring toegezonden verordening, houdende
regeling van de jaarwedden der leeraren aan de Iloogere Bur
gerschool voor Jongens alhier, vastgesteld in Uwe vergadering
van den 5en December 1901, ontvingen wij de in nevensgaand
schrijven vervatte opmerking, wier gegrondheid door ons ten
volle wordt beaamd.
Mitsdien geven wij U in overweging, ter voldoening aan den
wenk van den Minister, art. 2 dier verordening alsnog aan te
vullen met de volgende bepaling:
A lvorens de in het 4e lid ran dit artikel bedoelde periodieke
verhoogingen worden toegekendhoor en Burg. en Weth. den
Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs omtrent de geschikt
heid en de plichtsbetrachting van den betrokken leeraar. Diens
advies wordt door hen aan den Gemeenteraad overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's Gravenhage, 19 December 1901.
De verordening tot regeling van de jaarwedden der leeraren
aan de hoogere burgerschool voor jongens in uwe gemeente
heeft tot de volgende opmerking aanleiding gegeven.
Het is wenschelijk in art. 2 ook op te nemen de bepaling,
dat omtrent de verhoogingen van jaarwedden der leeraren de
inspecteur van het middelbaar onderwijs worde gehoord over
»de geschiktheid en de plichtsbetrachting van den-leeraar."
Wordt het artikel aldus gewijzigd, dan zal de inspecteur,
die door herhaald schoolbezoek moet kunnen beoordeelen of
de voorwaarden tot bevordering aanwezig zijn, daarin steun
vinden om de hem bij art. 53 der wet op het Middelbaar
Onderwijs opgelegde taak te vervullen, indien onverhoopt
blijken mocht dat plichtsbetrachting en geschiktheid van een
leeraar te wenschen overlaten.
Het is juist een der groote voordeelen van een regeling,
als die welke in de verordening wordt vastgesteld, dat zij op
doeltreffende wijze de gelegenheid opent om een leeraar tot
ernstiger plichtsbetrachting te kunnen opwekken.
Aangenaam zal het mij zijn, dat door Uw College wijziging
in den bovenbedoelden zin worde bevorderd.
Met Uw antwoord zie ik de bijlage dezer weer tegemoet.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Kuyper.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 11. Leiden, 27 December 1901.
De Comnrssie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van het
College van Vrouwen-kraammoeders over het jaar 1900geene
bedenkingen heeft.
Zij adviseert U die rekening goed te keuren:
in ontvangst adf 2158.51s
in uitgaaf ad1757.938
sluitende met een batig saldo vanf 400.58
Aan den Gemeenteraad De Commissie van Financiën.
N°. 12. Leiden, 27 December 1901.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Naar aanleiding van de vacature, ontstaan door het bedanken
van den WelEd. Zeer Gel. Heer Dr. W. Pleyte, heeft de Com
missie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal" de eer IJ
ingevolge art. 2 der verordening van 16 Augustus 1866 n°. 29
een voordracht in te zenden van een dubbeltal, bestaande
uit de HH.:
Prof. Dr. P. J. BLOK en Dr. S. G. DE VRIES,
beiden alhier gevestigd.
Namens de Commissie voornoemd
P. J. M. Aalberse, Voorzitter.
J. C. Overvoorde, Secretaris.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.