DONDERDAG 5 DECEMBER 190E
'153
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. M. de V. Ik heb er niets tegen
om dit werk aan Schrama op te dragendoch zou alleen
willen vragen, of, waar in het gewijzigde contract sprake is van
«straten en wegen", ook daaronder begrepen is het reinhouden
van de bermen der wegen.
De Voorzitter. Natuurlijk, dat spreekt van zelf. Onder
«wegen" zijn ook de bermen begrepen. Wanneer dan ook
ontdekt wordt, dat Schrama de bermen niet schoonmaakt,
kan daarover worden geklaagd.
De heer Sijtsma. Ik zou in verband hiermede willen vragen,
wanneer het contract met den heer van Ulden afloopt.
De Voorzitter. Als ik mij niet vergis den Rten Januari 1904.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVIII. Vaststelling der verordening tot regeling van de ver
goeding voor huishuur voor hoofden van openbare lagere
scholen te Leiden en van de tegemoetkoming in de huishuur
voor onderwijzers dier scholen.
(Zie Ing. St. n°. 295).
De heer Sijtsma. M. de V. Ik heb, toen dit punt in de
sectiën ter sprake kwam, eene aanmerking gemaakt, en toen
uit den mond van den Voorzitter vernomen, dat eene alge-
meene regeling van de salarissen der onderwijzers in staat
van jvijzen was. Ik heb mij toen daarbij nedergelegd, ofschoon
ik het voorgestelde bedrag voor de tegemoetkoming te laag
vond. Ik dacht toen dat die algemeene regeling ook de positie
der ongehuwde onderwijzers zou verbeterenen vleide mij
dat die regeling niet lang zou uitblijven, vooral nu wij een
specialen wethouder voor onderwijs hebben.
Bij de behandeling van het voorstel tot verhooging der trac-
tementen van de leeraren aan de Hoogere Burgerschool heb
ik mijne vraag herhaald en kreeg toen ten antwoord, dat de
zaak in handen was van de Schoolcommissie.
Weder is er nu een heele tijd verloopen en onzen onder
wijzers, die na de flinke verhooging van salaris der leeraren
aan de Hoogere Burgerschool heilbegeerig uitzien naar voor
stellen, waarbij hun eene zeer bescheiden verhooging wordt
toegekend, gaat het als de wachters op Sions muren; zij
zuchtende morgen is gekomen en het is nog nacht.
U zult zeggen, M. d, V., wie gelooven haasten niet, maar
ik kan niet ontveinzen dat mijn geloof aan het wankelen is.
Ik hoop echter dat mijne vrees beschaamd zal worden, maar
wat ik zoo particulier vernam, doet mij vermoeden, dat men
wel een kapstok zal vinden, om de salaris-regeling aan op te
hangen.
Daarom kan ik mij ook nu niet nederleggen bij een voor
stel van Burg. en Weth. waarbij aan de gehuwde onderwij
zers de minimum tegemoetkoming wordt toegekend. Die ƒ50
staan daar in schrille en spottende tegenstelling met de
350, aan de hoofden der scholen toe te kennen. Nu zeggen
Burg. en Weth. dat die 50 eene tegemoetkomingde
350 eene vergoedincr zijnmaar dat zijn woorden. Een
feit is het dat ƒ350 is 7 x 50; dat dus de onderwijzers
een 7 maal geringer bedrag ontvangen dan de hoofden. Dat
is nog uit den pruikentijd, toen men had boven- en onder
meesters, apostelen en martelaren, doch toen ieder martelaar
met normale hersenen en goeden wille op zijn beurt apostel
worden kon. Maar dat is niet iets voor onzen tijd, nu de
klasseonderwijzer een stand apart vormt en hoofd Ie worden
een bijna onbereikbaar ideaal is. En wij weten het toch ook:
gewogen op de schaal der wetenschap, wordt de klasseonder
wijzer meermalen niet lichter bevonden dan menig hoofd.
Wat* meer handigheid, wat meer geluk, wat meer protectie
beslist veelal.
Mag dan een gemeenteraad, die in het wegruimen van
sociale misstanden een goeden naam heeft, deze zaak zoo laten
bestaan, f 50 stellen tegen 350?
Ik heb hier voor mij een lijstje van een 40 tal gemeenten,
die meer dan 50 tegemoetkoming geven.
ƒ100 per jaar geven: Amsterdam, Edam, Bussum, Hoorn,
Enkhuizen, Stad Borculo, Muiden, Assendelft, Tiel, Bloe-
mendaal.
75 per jaar geven: Hilversum, Zuid-Scharwoude, Koedijk,
Nijmegen, Joure en Nyehaske, Lochem, Dokkum, Leeuwar-
deradeel (voor enkele dorpen in deze gemeente 100), Dor
drecht, Baarn, Sneek, Kampen, Gouda, Zutfen, Rosendaal,
Voorst, Bolsward, Zaandijk, Schiedam, Eindhoven, Almelo,
.Brede! Velzen.
Sloten (N.-H.) en Baarderadeel 70, Terneuzen 60.
Nu zien Burg. en Weth. in een hooger bedrag voor tege
moetkoming eene niet gewettigde tractementsverhooging, met
bet oog op andere gemeenteambtenaren. In de 40 door mij
genoemde gemeenten heeft men dat bezwaar gelukkig niet
gevoeld. Ik vraag met welke ambtenaren hebben Burg. en
Weth. de klasseonderwijzers vergeleken?
Zeker niet met de hoofden der scholen of met de leeraren
aan de Hoogere Burgerschool. Met kantoor of bureau-mannen
of stadswerklieden dan? Maar die vergelijking gaat niet op
Waar voor de eersten routine een belangrijke factor is, bij
de tweeden lichaamskracht meer dan denkvermogen wordt
vereischt, daar wordt den onderwijzer eene taak opgelegd,
waarvoor niet alleen lichamelijke krachtsinspanning wordt
vereischt, maar waaraan hij te wijden heeft alle gaven van
geest, hart en gemoed. Men moet zelf onderwijzer geweest zijn
en iederen avond van de dagtaak vermoeid naar lichaam
en geest thuis zijn gekomen om dit te beseffen.
Ik zou Burg. en Weth. en allen die in de zaak belang stel
len wel in overweging willen geven de brochure te lezen
door den bekenden deskundige op onderwijsgebied, den heer
van der Toorn, geschreven: «De bezoldiging der Haagsche
klasseonderwijzers". Daaruit valt nog al het een en ander te
leeren dat leiden kan tot een betere waardeering van deze
categorie van ambtenaren. Met het oog daarop komt het mij
voor, dat het ook bij ons wel noodig is, dat de gehuwde
onderwijzers meer krijgen dan het wettelijk minimum bedrag.
Daarom pleit ik op billijkheidsgronden voor een bedrag van
100, allereerst bij de voorstanders van openbaar onderwijs,
maar ook bij de tegenstanders, die meermalen hebben getoond
een open oog te hebben voor de behoeften van de kleine
luyden. Ik heb daar eenigszins den moed voor, waar de heer
Wormser, het bekend antirevolutionair raadslid te Amsterdam,
aan het verkrijgen van een flinke salarisregeling aldaar heeft
medegewerkt, en waar in een artikel in het Christelijk School
blad, waarin sprake is van de ontevredenheid van de onder
wijzers, deze gewettigd wordt geacht, vooral wegens het
groote verschil in salaris tusschen hoofden en klasseonder
wijzers.
Maar ik ben ook voor het hooger bedrag met het oog op
de belangen van de gemeente. Óf is het niet voor de ge
meente veel waard, dat de ambtenaren, in casu de onder
wijzers, hun taak met opgewektheid en in blijde stemming
vervullen
Er is nog een ander argument. Wij hebben de salarissen
van de leeraren bij het Middelbaar onderwijs verhoogd, opdat
men ons niet zou afhalen de beste leerkrachten. Ik vrees
echter, dat dit hier ten aanzien van de onderwijzers zal ge
schieden, indien wij hen niet beter bezoldigen en meer ver
goeding geven voor huishuur.
Wij hebben gezien, hoe er bij de laatste benoeming van
een onderwijzer aan de school van den heer Cramer slechts
3 sollicitanten waren en over de adviezen van het hoofd der
school omtrent deze sollicitanten zal ik hier in de openbare
vergadering niet spreken. Wie had niet gaarne meer keuze
gehad. En wij hebben ook gezien, hoe onderwijzers van hier
vertrokken naar Den Haag en Amsterdam. En dat zal meer
geschieden en wij zullen niet tot ons kunnen trekken de
beste krachten van elders, hetgeen tot schade zal strekken
niet voor een enkele klasse van menschen, maar voor de
kinderen van ons volk, van de geheele burgerij van de toe
komst van Leiden. Daarom stel ik bij dezen, in het belang
dea onderwijzers en der gemeente beide, voor, het bedrag der
tegemoetkoming in de huishuur voor onderwijzers en onder
wijzeressen te stellen, niet op 50, maar f 100.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en kan dus een
onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Pera. M. de V. Ik had niet gedacht, dat wij heden
nog een onderwijsdebat zouden krijgen en mij daarop niet
geprepareerd, en ik ben ook niet voornemens er op dit oogen-
blik diep op in te gaan. Toch zou ik naar aanleiding van
eenige uitdrukkingen van den heer Sijtsma wel een paar
opmerkingen willen maken.
De heer Sijtsma heeft gezegd: het is niet meer van onzen
tijd, de schrille tegenstelling tusschen hoofden en onderwij
zers. Ik zou daar willen bijvoegendat is waar, maar het is
ook niet van onzen tijd, de schrille tegenstelling tusschen
openbaar en bijzonder onderwijs. (Jok die tegenstelling is
gefnuikt en heeft plaats gemaakt voor meer toenadering. En
nu bejammer ik het, dat bij den heer Sijtsma de ontwikke
ling tamelijk eenzijdig is. Deze toch beweegt zich in ééne
richting; voor hem bestaat er nog maar één gedeelte van de
burgerij, waarmede rekening gehouden moet worden, n. 1. de
voorstanders van het openbaar onderwijs. Wanneer de heer
Sijtsma op dit oogenblik hetzelfde betoog had gehouden, maar
daarbij ingesloten had de wenschelijkheid en de noodzakelijk
heid, dat wij komen tot een algemeene reorganisatie van den
toestand van het onderwijs, zooals ik die meermalen ter
sprake heb gebracht, dan zou de zaak een ander voorkomen
krijgen.
Omdat hij daarin echter niet getreden is, en ik met groot