DONDERDAG 14 NOVEMBER 4901. 147 XXIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor den bijbouw en de inrichting van een Wethouderskamer op de groote pers van het Raadhuis. (Zie Ing. St. n°. 256 en 272). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen, alsmede besloten tot vaststelling van den overge- legden suppletoiren begrootingsstaat. XXIV. Voorstel betreffende de bestemming van het aange kochte terrein aan de Binnenvestgracht, nabij de Oude Heeren gracht. (Zie Ing. St. n°. 257). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXV. Voorstel tot oriderhandsche verhuring van het perceel aan de Oude Heerengracht, Sectie A n°. 875, aan A. Pijnaker en tot toekenning van eene vergoeding in de kosten zijner verhuizing. (Zie Ing. St. n°. 257 en 272). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen, alsmede besloten tot vaststelling van den overge- legden begrootingsstaat model A. XXVI. Voorstel tot het leggen van eene brug over de Zoeter- woudsche Singelgracht en vaststelling van den desbetreffenden suppletoiren begrootingsstaat. (Zie Ing. St. n°. 269). De Voorzitter. Ik stel voor dit punt aan te houden tot na de behandeling van de verordeningen op de heffing van brug geld en havengeld, waarvan de vaststelling thans absoluut noodig is, omdat zij 1 Januari in werking treden en eerst nog de goedkeuring der Regeering behoeven. Daartoe wordt besloten. XXVII. Voorste] tot vergrooting van de school in de Heeren straat door den bijbouw van een tweetal lokalen. (Zie Ing. St. n°. 266). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXVIII. Vaststelling der verordening, houdende wijziging van de verordening van den 17en Februari 1898 (Gemeente blad n°. 7), regelende de heffing van eene plaatselijke belasting voor bet gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 246 en 261). Achtereenvolgens worden de verschillende artikelen en de verordening in haar geheel zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. XXIX. Vaststelling der verordening, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor jongens te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 270). De Voorzitter. Ik stel voor om even als punt 26 ook dit punt even aan te houden. Daartoe wordt besloten. XXX. Missive van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, betreffende eene eventueele verlegging van de vaartverbinding tusschen Rijn en Schie buiten deze gemeente. (Zie Ing. St. n°. 244). De heer Fockema Andreze. M. de V. Ik moet erkennen, dat ik mij bij dit door Burg. en Weth. gedane voorstel over twee dingen heb verbaasd. In de eerste plaats hierover. Het is gebleken, dat de nieuwe vaart door de stad aanleiding gaf tot allerlei groote en kleine moeilijkheden, en ieder onzer heeft zeker wel hooren zeggenhad men die nieuwe vaart maar niet gekregen. Er zijn dus bezwaren aan verbonden. En nn verwondert het mij dat in de missive van Burg. en Weth. zoo weinig acht is geslagen op die bezwaren en ik verwonder er mij speciaal over, dat Burg. en Weth. niet ik zou haast zeggen onpartijdigheidshalve naast de voordeelen van de vaart die men niet kan meten, melding hebben gemaakt van enkele nadeelen, die men wel kan meten. Daarom zou ik aan het Dagelijksch Bestuur willen vragen, hoeveel die vaart jaarlijks aan de Gemeente kost aan salarissen van brugwachters enz. In de tweede plaats verwonder ik er mij over, dat indien er werkelijk zoovele indirecte belangen mede gemoeid zijn, indien werkelijk zoovele neringdoenden belang hebben bij het voortbestaan van die vaart door de stad, wij daarvan niets hebben vernomen. Er heeft zich toch niemand tot den Raad gewend met het verzoek het voorstel van Burg. en Weth. aan te nemen. Ik wil mij niet bepaald tegen het voorstel verklarendoch zou wel gaarne zien, dat de leden van den Raad, die er mede bekend zijn of de neringdoenden zich al of niet voor dit voor stel interesseeren, hieromtrent inlichtingen verschaffen. De Voorzitter. De heer Fockema Andrese verwondert zich tweemaal. In de eerste plaats omdat wij niet al te zeer mel ding gemaakt hebben van de bezwaren, die de groote vaart bezit. De verwondering van den heer Fockema Andrese zal misschien eenigszins verminderen, wanneer hij kennis neemt van hetgeen Burg. en Weth. voorstellen bij een ander punt van de agenda om die bezwaren op te heffen, door de vrije vaart ook langs den Nieuwen Rijn in te voeren, en daardoor de groote vaart in den Ouden Singel te ontlasten. Als ons voorstel wordt aangenomen, zal een aantal schepen door den Nieuwen Rijn de stad binnenkomen en uitgaan en niet meer de nieuwe vaart passeeren. Wij hebben met een enkel woord van de bezwaren melding gemaakt, maar ook gezegddat die grootendeels zullen worden ondervangen door de voorstellen, die wij doen. In de tweede plaats heeft de heer Fockema Andrese er zich over verwonderd, dat het publiek weinig notitie van onze voorstellen heeft genomen, door het zenden van requesten en plaatsen van ingekomen stukken na te laten. Dat vind ik niet zoo wonderlijk. Ik denk, dat de ingezetenen het geheel met ons voorstel eens zijn en meenen dat over deze zaak reeds alles gezegd is, wat er over gezegd kan worden. Het schijnt niet noodig geweest te zijn requesten in te dienen. Het Leidsche publiek is anders werkelijk wel bekwaam en in staat zijn belangen schriftelijk kenbaar te maken door het inzenden van requesten aan den Raad en het plaatsen van ingezondten stukken in de dagbladen. Omtrent de vraag van den heer Fockema Andrese, hoeveel de nieuwe vaart kost, kan ik mededeelen, dat in het geheel de kosten voor bediening der bruggen, personeel en kleeding bedragen ƒ17517.20. Maar van dat bedrag komt een deel voor rekening van de havengelden. Wanneer men dat zoo nauw keurig mogelijk berekent, moet men voor de havengelden aftrekken ƒ6160, en komt dan op een bedrag van 11357.20 voor de bruggen. De kosten van bediening zullen altijd blijven bestaan, want de bruggen zullen moeten, blijven bediend worden. Ik meen hiermede aan het verlangen van den heer Fockema Andrese te hebben voldaan. De heer Pera. Ik wensch alleen op te merken, dat wanneer de Raad mocht besluiten gevolg te geven aan het verzoek van de vereeniging «Leidens Belang", dan ook eene kleine wijzi ging noodig zal zijn in de missive, aan Gedeputeerde Staten te richten, waarin nu van 2 uur oponthoud wordt gesproken. De heer van Dissel. M. d. V. Ik wensch even te wijzen op een bezwaar waarop door Burg. en Weth. in hunne mis sive aan Gedeputeerde Staten niet wordt gewezen en dat toch niet zoo gering is. De nieuwe beweegbare brug nl. die gemaakt wordt in den straatweg langs den Hoogen Rijndijk, zal, vooral op marktdagen, een groot bezwaar zijn voor de menschen die naar Leiden komen, door het veelvuldig openen. Van de zijde van Leidendat gaarne zijne markten goed bezocht ziet, mag wel op dit bezwaar worden gewezen, dat een gevolg is van het leiden van de scheepvaart door het nieuwe kanaal. De Voorzitter Uwe opmerking is zeer juist, en wanneer de Raad daartegen geen bezwaar heeft, willen wij dit argu ment alsnog gaarne in onze missive aan Gedeputeerde Staten opnemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten Burg. en Weth. te machtigen tot Ged. Staten de aldus aa-ngevulde missive te richten, waarin tevens eene wijziging zal gebracht worden indien dit noodig blijkt ten gevolge van eene wijziging der voorgestelde verordening op de Havengelden. XXXI. Vaststelling der verordeningenregelende de heffing en invordering van eene belasting onder den naam van «brug geld" in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n°. 245 en 271). De Voorzitter. Hierbij komt nu ook aan de orde het voor stel van de Commissie van Financiën, om bij wijze van proef het bruggeld op den Nieuwen Rijn te behouden, en om het eerst als de proef niet voldoet, af te schaffen. Nu is hiertegen mijn bezwaar dat dit is een halve maat regel, want wil men werkelijk de Nieuwe vaart ontlasten, dan moeten de twee waterwegen gelijkgesteld worden wat de kosten der schipperij betreft. In den Nieuwen Rijn zijn 4 bruggen, dat maakt dus voor een schipper 40 cents bruggeld, en iedereen weet wel, dat een schipper, in plaats van die 40 cents uit te geven, liever een eindje zal omvaren. Bij het laten bestaan van bruggeld zal, vrees ikhet doel niet worden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3