134
der fundeering van de voormalige Scheistraatbrug uit liet
water van de Oude Vest te doen verwijderen.
Tot dusverre konden de kosten van dit werk uit de loopende
begrooting worden bestreden. Thans moeten evenwel nog eenige
palen verwijderd worden, die zoo diep in den bodem vast
zitten, dat zij niet als de andere getrokken kunnen worden.
Zij zullen dus alleen onschadelijk kunnen worden gemaakt,
door ze zoo diep mogelijk bij den bodem te doen afzagen,
welk werk alleen met behulp van een duiker zal kunnen ge
schieden. De daaraan verbonden kosten, welke niet meer uit
de loopende begrooting kunnen worden '.bestreden, worden
door de Commissie van Fabricage geraamd op ƒ600.—.
Hoewel deze uitgave niet onbelangrijk is, komt zij ons toch
geenszins ongewettigd voor. Gevaarlijker toch dan de palen
waren, welke reeds getrokken zijn, zijn die, welke zich thans
nog in het vaarwater bevindenomdat de schepen niet daar
tegen, maar daarop zouden varen. Ten einde dus de schipperij
voor eventueele schade te behoeden en tevens aan de gemeente
daaruit voortvloeiende moeielijkheden te besparen, komt het
ons noodzakelijk voor ook deze palen onschadelijk te maken.
Mitsdien geven wij U in overweging, door vaststelling van
den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving een
bedrag van ƒ600.ter onzer beschikking te stellen voor de
uitvoering van dit werk.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
ƒ2017.42 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 285. Leiden, 22 November 1901.
Onder overlegging van nevensgaande adressen van Dr. J P.
Lotsy en J. W. van de Stadt, houdende verzoek om terugbe
taling van schoolgeld, Lager Onderwijs, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging aan adressanten terugbetaling van
schoolgeld te verleenen over de maand October, voor ieder
tot een bedrag van ƒ7.50, aangezien de kinderen van beiden
eerst sedert November van dit jaar wegens vestiging in
de gemeente het onderwijs aan de openbare scholen der le
klasse hebben gevolgd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
De ondergeteekende, Dr. J. P. Lotsy, geelt met verschul-
digden eerbied aan den Raad der gemeente Leiden te kennen:
1° dat door hem, volgens bijgaande quitantie voor zijne
twee kinderen aan schoolgeld is betaald de somma van ƒ22.50,
zijnde het geheele bedrag over het 2e kwartaal 1901, ingegaan
den len October jl.;
2°. dat zijne kinderen niet van af den len October de school
hebben bezocht, doch eerst van al den 2en November daar
aanvolgende.
Reden waarom hij Uwen Raad eerbiedig verzoekt hem wel
restitutie van het teveel betaalde bedrag te willen verleenen.
Leiden, 19 November 1901. Dr. J. P. Lotsy.
Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de onderge
teekende Jan Willem van de Stadt, Hoofdopzichter b/d Ge
meentewerken
dat zijn gezin sedert primo November te dezer stede is ge
vestigd
dat twee zijner kinderen op scholen le klasse geplaatst zijn;
dat hij het daarvoor verschuldigd schoolgeld, laatste kwar
taal van het loopende jaar, heelt betaald,
en neemt hij mits dezen de vrijheid beleefd te verzoeken:
dat hem restitutie worde verleend van het voor de maand
October betaalde bedrag.
't Welk doende,
Leiden, 13 November '1901. J. W. van de Stadt.
N°. 286. Leiden, 22 November 1901.
Wij hebben de eer U hierbij eene voordracht van het Be
stuur van het 11. G. Weeshuis over te leggen, met verzoek
alsnu tot eene benoeming van drie regenten dier stichting
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 18 November 1901.
Edelachtbare Heeren!
Ter voorziening in de vacaturen, ontstaan door het aan de
Heeren Offerhaus, Pleyte en van Oordt verleend eervol ontslag
als regenten van het onder ons beheer staand gesticht, hebben
wij de eer U de volgende dubbeltallen aan te bieden:
to Mr. J. C. VAN DER LIP.
S. H. J. DE WOLFF.
20 W. J. SURINGAR.
H. MEINESZ.
30 AH. DROS.
Mr. J. E. BODDAERT.
Hoogachtend
Het Bestuur van het H. G. Weeshuis
A. Beets,
loco Voorzitter.
Abr. Corts,
loco Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
N°. 287. Leiden, 23 November 1901.
In verband met de definitieve invoering van den gemeente
lijken keuringsdienst van eet- en drinkwaren op 1 Januari 1902
moeten enkele wijzigingen gebracht worden in de tusschen
het College van Curatoren der Rijks-Universiteit en ons ge
sloten overeenkomst betreffende de beschikbaarstelling van
localiteiten en hulpmiddelen in het Pharmaceutisch Labora
torium ten behoeve van den gemeente-scheikundige.
Hoofdzakelijk zijn die wijzigingen van geheel formeelen aard.
Ingrijpend is alleen die, waarbij het opmaken van de in
structie voor den Directeur van den keuringsdienst, voor zoo
veel betreft het beheer van de hem toevertrouwde tak van
dienst, wordt opgedragen aan Burgemeester en Wethouders,
in overleg met den Hoogleeraar, in plaats van, als tot dusverre,
aan den Hoogleeraar in overleg met Burgemeester en Wet
houders.
Immers, waar het uitsluitend de taak van den Directeur
betreft ten aanzien van het beheer van de hem van gemeente
wege toevertrouwde tak van dienst (zijne werkzaamheden ten
behoeve van het onderwijs worden door den Hoogleeraar alleen
geregeld) is het juister dat deze door ons college, zij het dan
ook natuurlijk in overleg met den Hoogleeraar, worde geregeld.
Curatoren werden blijkens in de Leeskamer ter inzage lig
gend schrijven reeds door den Minister van Binnenl. Zaken
tot het sluiten der aldus gewijzigde overeenkomst, waarvan
wij den text hieronder laten volgen, gemachtigd.
Wij geven U thans in overweging ons gelijke machtiging
te verleenen.
Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden, daartoe gemach
tigd door den Minister van Binnenlandsche Zaken bij beschik
king van 14 November 1901 n°. 8277, afdeeling Onderwijs, en
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden, daartoe
gemachtigd bij besluit van den Raad dier gemeente, d.d.
5 December 1901, zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1.
Ten behoeve der gemeente Leiden worden in het Pharma
ceutisch Laboratorium localiteiten en hulpmiddelen ter be
schikking gesteld van den directeur van den keuringsdienst
van eet- en drinkwaren op de navolgende voorwaarden:
a. De directeur van den keuringsdienst van eet- en drink
waren is gemeente-ambtenaar en wordt door den Gemeente
raad benoemd. De Raad ontvangt daartoe eene aanbeveling
van Burgemeester en Wethouders, door dit college opgemaakt
na den Hoogleeraar-directeur van het Laboratorium te hebben
gehoord, wiens advies bij de aanbeveling wordt overgelegd.
Curatoren dragen den directeur van den keuringsdienst voor
aan de Regeering ter benoeming tot assistent voor de phar-
macie buiten bezwaar van 's Rijks schatkist,
b. De taak van den directeur van den keuringsdienst zal
bestaan in het beheer van de hem toevertrouwde tak van
dienst volgens een daartoe strekkende nadere instructie, op
gemaakt door Burg. en Weth. in overleg met den Hoogleeraar,
terwijl van zijn werkzaamheden tevens gebruik zal worden
gemaakt ten dienste van het onderwijs op de wijzedie daar
toe aan den Hoogleeraar de meest geschikte zal voorkomen.
c. Als assistent zal de directeur van den keuringsdienst
onderworpen zijn aan de algemeene bepalingen van het regle
ment op den werkkring en de verplichtingen der beambten
bij de Rijks-Universiteiten.
d. De directeur van den keuringsdienst krijgt bet beheer
over de hem door den Hoogleeraar aangewezen lokalen en de
zich daar bevindende instrumenten, welke bij zijn in functie
treding geïnventariseerd worden. Hij draagt daarvoor en voor
hetgeen later te zijner beschikking wordt gesteld, de volle
verantwoordelijkheid. Van gemeentewege wordt aan den Hoog-