DONDERDAG 24 OCTOBER 1901.
435
aan de gemeente ƒ950.—Wordt het amendement van de 4
heeren aangenomen, dan komt er nog f975.— bij en wordt
het totaal dus ƒ1925.—.
Zooals ik reeds zeide, het is voor mij zeer moeilijk het
amendement sterk te bestrijden; ik laat de beslissing daarom
liever geheel aan den Raad over. Alleen wensch ik nog de
aandacht er op te vestigen, dat het nu weder de Raadsleden
zijn, van wie een voorstel tot verhooging van uitgaven
uitgaat.
De heer DE Lange. M. d. V. Het zij mij vergund nog te
wijzen op eene gemeente, niet genoemd in de toelichting van
deze begrooting, n.l Dordrecht, eene gemeente, kleiner dan
al de gemeenten door Burg. en Weth. aangehaald.
In Dordrecht nu zal volgens het voorstel van Burg. en Weth.
de aanvangsjaarwedde van de agenten der laagste klasse worden
vastgesteld op f 575.en zal het maximum van de jaarwedde,
bij eene verdeeling der agenten in 3 klassen, bedragen 775.
Dit voorbeeld doet ook uitkomen, dat de wedden van de politie
agenten in Leiden niet hoog zijn, en daar er volkomen over
eenstemming bestaat tusschen Burg. en Weth. en de voorstellers
van het amendement, omtrent de noodzakelijkheid van eene
matige verhooging hunner jaarwedden, heb ik eenige hoop,
dat de Raad het amendement zal willen aannemen, zoodat de
verhooging niet zal worden toegepast op ééne categorie van
agenten, n.l. die der 3e klasse, en dan nog alleen wat aangaat
hun aanvangstractement, maar op alle agenten, waardoor zij
allen in het genot zullen komen van 25.— meer jaar
wedde.
De Voorzitter. Wat de heer De Lange omtrent Dordrecht
mededeelde is niet geheel juist. Het is nog slechts een voor
stel van Burg. en Wethhet is de vraag dus of de Raad het
zal aannemen. De gemeenten, als voorbeeld door ons aan
gehaald,' zijn juist die gemeenten, waar het best voor de
agenten gezorgd wordt, en daarop grondde zich ons voorstel
om de aanvangsjaarwedde te verhoogen en wat spoediger de
periodieke verhoogingen te doen geschieden, waardoor men
betere menschen zal krijgen en ook zal verhinderen, dat zij
spoedig weer weggaan. Want dat is juist het groote kwaad,
dat de agenten, zoodra zij ergens 25.meer kunnen krijgen,
weggaan. En daarom hebben wij eene verhooging met ƒ25.
voorgesteld van de aan vangswedde.
Maar dat is weer eene kwestie van opvattingde een vindt
dat voldoende en de ander niet. Ik heb mij bij de meening
van het College van Burg. en Weth. neergelegd en gemeend,
dat hetgeen wij voorstelden, voorloopig voldoende was.
De heer Witmans. Ik zou vooraf willen vragen, M. d. V.,
of, wanneer het amendement van den heer de Lange wordt
aangenomen, dan niet in conflict wordt gekomen met het
tractement van de controleurs. Dezen hebben een aanvangs
tractement van 800 dus dan is het verschil niet meer
voldoende tegenover het maximum van de agenten 4e klasse.
De Voorzitter. In het algemeen is het moeilijk voor Burg.
en Weth. de gevolgen van een dergelijk ingrijpend amende
ment, ingekomen aan den vooravond van de behandeling der
begrooting, in al hun consequenties uit te rekenen. Wij hebben
heel gauw uitgerekend, dat het verschil met ons voorstel is
f 975.—en voor volgende jaren meer; maar dat konden wij
niet dadelijk overzien; wij hebben onmogelijk tijd gehad dat
te berekenen. Wanneer zoo iets wordt aangekondigd in de
secties, dan wordt dat uitvoerig onderzocht; maar toen is hier
over niet veel gesproken.
De heer de Lange. Ik geloof, dat het haast overbodig is,
M. d. V., U mede te deelen, waarom dit voorstel niet vroeger
is ingekomen. Wanneer een zeker punt van de agenda voor
de Raadszitting van verleden week eenigen tijd vroeger was
behandeld, dan zou dit amendement den Raad wellicht ook
vroeger hebben bereikt.
De Voorzitter. Dus U brengt dit in verband met de pen-
sionneering van weduwen en weezen van gemeente-amb
tenaren
De heer de Lange. Dat zou ik niet willen uitspreken.
De Voorzitter. Dat zou ik als een gewichtig argument
willen beschouwen tegen dit voorstel.
De heer de Lange. Ik heb niet genoemd wat het is. Ik
deel echter de opinie vroeger door U, en ook door Professor
van Geer uitgesproken, dat de loonen zoo geregeld moeten
zijn dat daaruit de noodzakelijke levensbehoeften kunnen be
streden worden.
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. Wanneer ik behoor tot
een der onderteekenaren van het voorstel, is dat zeer zeker
juist daarom, omdat ik wat gepasseerde week is besloten,
afgescheiden houd van het voorstel van heden. Het is mij
juist te doen om het corps politie-agenten te verheffen, om
zoodoende de hoogere agenten te kunnen vormen uit de
agenten 3e klasse.
De Voorzitter. Op zichzelf mag dat juist zijn, maar ik
zou zeggen dat beter te kunnen beoordeelen dan de onder
teekenaars van het request.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Laat ik dan zeggen, om
U te gemoet te komen, dat het voorstel tot meerdere verhoo
ging strekt om niet zoo dikwijls verwisseling te doen plaats
hebben.
De Voorzitter. Daarom is ons voorstel aangeboden. Maar
ik vind het heel jammer, dat argument van den heer de Lange
te hebben gehoord.
De heer Pera. Keer op keer is het voorgekomen, dat ik
heb gepleit voor verhooging van het salaris der politie
agenten. En afgezien van wat wij dan van den heer de Lange
mogen hebben gehoord, dan sta ik misschien vooraan in den
Raad bij degenen, die de positie van agent als zoo gewichtig
erkennen en hunne taak uiterst zwaar achten, dat waarlijk
het voorgestelde bedrag in het amendement der vier heeren
hun wel voor levensonderhoud mag worden toegekend.
Het amendement wordt in stemming gebracht en, met 49
tegen 10 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heerenDrucker, Zaaijer, Pera, Aalberse,
P. J. van Hoeken, Kerstens, P. J. Mulder, Sijtsma, Bosch, van
Kempen, Bots, van Tol, Witmans, A. J. van Hoeken J.Jzn.,
J. P. Driessen, Timp, A. Mulder, de Lange en Fockema Andrese.
Tegen stemmen de heerenvan Hamel, van Dissel, de Vries,
Hasselbach, Kaiser, de Goeje, van Lidth de Jeude, L. Driessen,
Kroon en Korevaar.
De heer de Lange. M. d. V. Met erkentelijkheid wil ik
constateerendat wij ten opzichte van de Zondagsrust der
agenten een groote schrede voorwaarts zijn gegaan, in verge
lijking met eenige jaren geleden. Met den tegenwoordigen toe
stand zou ik zeggen, dat wij bijna zijn waar wij wezen moeten.
Zeker is dit in hooge mate een gevolg van uwe zorgen, M.
d. V., als hoofd der politie, voor de Zondagsrust der agenten,
doch, zooals ik zeide: wij zijn ongeveer waar wij wezen moeten,
nog niet geheel. En daarom ben ik dan ook zoo vrij met be
scheiden aandrang nogmaals de Zondagsrust der agenten in
de aandacht van onzen Burgemeester aan te bevelen, en wel
vooral ten aanzien van het volgende punt. Ik heb vernomen
dat de 13 vrije Zondagen zijn verdeeld in dier voege, dat er
zijn 3 periodes van 3 Zondagen, waarin op elke 3 Zondagen
een vrijen Zondag valt; daarop komt een periode van 6 Zon
dagen, waarvan de zesde Zondag een vrije Zondag is en zoo
verder. Nu zou ik aan den Burgemeester willen vragen, of de
Zondagsrust der agenten niet zoo geregeld en uitgebreid kan
worden, dat zij geregeld krijgen periodes van 3 Zondagen,
waarvan de 3de Zondag een vrije dag is, zoodat de zesweeksche
perioden vervallen. Ik wensch op mijne vraag thans geen ant
woord; ik wilde dit punt alleen onder de aandacht van den
Burgemeester brengenin de hoop dat eene overweging er
van zal leiden tot het door mij beoogde doel.
De Voorzitter. Zooals reeds door den heer de Lange is
gezegd, ik ben een groot voorstander van de Zondagsrust ook
van onze politieagenten, maar de regeling zóó te maken, dat
zij geregeld om de 3 Zondagen een vrijen Zondag hebben,
dat is niet mogelijk. Er zijn agenten ziek, die vervangen moeten
worden en andere beletselen, maar op 13 vrije Zondagen met
vrijen voor- en nanacht kunnen zij staat maken. Ik zal echter
het door den heer de Lange gesprokene in overweging houden.
Volgn. 410 wordt, gelijk het is verhoogd, zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De volgnrs. 114—424 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
nadat bij Volgn. 116 de schutterij begrooting zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming voorloopig is vastgesteld in
ontvang en uitgaaf op f 11148.50.
De Voorzitter. Bij Volgn. 125 komt eene verhooging van
f 200.voor de toelage aan den rector van het gymnasium,
terwijl de andere verhoogingen zijn aangehouden. Het betref
fende art. onder de ontvangsten zal dus met ƒ100.—moeten
worden verhoogd in de hoop dat de Minister van Binnen-
landsche zaken die verhooging goedkeurt en dus het Rijk de
helft daarvan als subsidie verleent.
Volgn 125, verhoogd met 200.—, wordt zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Bij Volgn. 1261 komt eene verhooging van
f 1330.n.l. 230.te weinig uitgetrokken voor de ver
hooging van de jaarwedden van de leeraren aan de H. B. S.
voor Jongens, en 1100.om over te brengen naar dit art.