n°- 225>-
130 DONDERDAG 24
GN1 JïRUAG
IV. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1902. n; ^u- sv'
De dlgèmèené beraadslaging wordt geopend.
De vheer-DE OoEJEv'M.^d. 'V'. Ei&enilijlt héb ik geen reden
om mij in de algemeene beraadslagingen te mengenik wensch
alleen1 iets te zeggen naai' aanleiding van hetgeen Burg- en
VVeth. in-antwoord Op, bet sectieverslag hebben geschreven.
En dab wil ik allereerst mijne erkentelijkheid betuigen aan
der Directie tan de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij,
dat zij den toegangsweg tot hare. fabrieksterreinen voor-het
pubiiéK {ièopènd heeft. T<>: .--*•« - f
Verder wil ik aan. Burg. en Weth. vragen, of wanneer de
yftsfce Spoorbtiïg ih het Studentenpad in een beweegbare brug
zal hortten veranderdwaarvan de mogelijkheid of zelfs
waarschijnlijkheid; blijkens de stukken van Gedeputeerde
Staten mag worden aangenomen, van die gelegenheid geen
gebruik kan worden gemaakt, desnoods met aanige geldelijke
opoffering van <3e gemeenjte, om oyer die .brug. en verder
langs den berm van den spoorweg een .voetpad te maken,
waardóór- het' Stüdent'énpad in communicatie komt met den
wieg.naar 'Zoétejrwoude.
De Voorzitter. Wij zullen dit punt in overweging nemen.
De heer Pera. É'en enkele opmerking wensch 'ik bij de
algemeene beschouwingen ,jyeV te maken. K
Bij de bëoorcfeèling eener begrooting maakt het eenig ver
schil of men zich plaatst op het standpjunt,„eenei; oppositie-
part^, dan' 'tvèl' ófde p^Viijen'door1 ïngchikkelijkheidi zooveel
mogelijk trachten'saam te werken.
•Bijde behandeling der begrooüng in de secties heb ik op
dit gebied gezvCegën, omddt in 't bijzonder de verkiezing van
Wethouders zou uitwijzen yvelke houding aan de Anti-Libe
rale partij in dezen Raad zou worden aangewezen.
ïk meende toch recht te hebben om de mogelijkheid te
stëtléri,dat 'de zeventien liberale leden van dezen Raad het
zich ten plicht zouden rekenen met hun veertien anti-libe
rale mjedefeden ten opzichte der, .verkiezing van Wethouders
iri' eenig'ovprleg' tp' treden; temeer omdat dit getal veertien
eyehgoed zestien had kunnen zijn. Vier jaar geleden is toch
door de' anti-liberalen een plaats aan de liberalen cadeau
gedaan",terwyl,^cprt gelecten Drt den, Houter onzen kring,
heeft verlaten en'(foor een, „liberaal werd vervangen.
Bij genoemde verkiezing hebben de liberalen door daden
gésproken en gezegd: Wq zullen, zonderu,.overu.beschikken.
Daarmee is^ ons onze plaats, aangewezen...
Wfjjj staan in een hopkje, ep hebben, ons te verlustigen met
de brokjes, die er vaÜen van de tafel der heeren.
Wij zijn veroordeeld oppositiepartij te zijn. Ik noem dit
een veroordeeld zijn", ómdat in 't algemeen oppositie voeren
voor mij niets aantrekkelijks heeft, en daarom behoeft men
vaft'!'mij' fiiet;ite Verwachten, dat ik op iedere slak zout zal
leggen, wetende dat het toch niets geeft, dat de meerderheid
der stemmen hes lijst enik tot de .partij behoor die toevallig
minderheid is. - r,
De begrooting nu in oogenschouw nemende maakt deze
geheel den" 'indruk, dat er tamelijk sterk op beknibbeld is.
Als bewijk daarvoor noem ik alleen, dat niet eens de geheele
Oranjëgracht' niet Mèüwe keien "kan Worden bestraat.
Er is geen geld.
Daartegenover wordt zonder blikken of blozen het bestaan
van de Hoogere Burgerschool >voor meisjes niet alleen op den
zelfden voet gehandhaafd, maar .^lfjs de mogelijkheid niet
buiten geslóten dat de kosten nog zullen vermeerderen- In
aanfc'emng'genomen nu, dat over -1900 de uitgaven, dezer s
inrichtiiig, Van luxe dié der inkomsten met bijna 13.000
overtroffen,!;Miet5 mee^ërekènd het kapitaal dat vastgelegd is
in 't gèboów, meubilair en leermiddelen, en dat ten behoeve
van "eén honderdtal meisjes, hoofdzakelijk uit den deftigsten
stand, dan 'góeft dït den!' indruk van een beheer 'der geldmid^
delen, die op zijn zachtst gezegd nipt bevredigend kan ge
noemd'"worden*.
Van:'geén geringe bëteèkénis op eene begrooting zijn de
salarissen en jaarwedden aan de verschillende betrekkingen
verbonden. Ten opzichte van deze moet ik opmerken, dat
men- onwillekeurig; dén indruk krijgt, dat de boogere salarissen
met veel rhilder hartd Verhoogd worden dan de kleine trakte
menten.
Nog een zaak wèné'óh ik te noemen, waarvan misschien
gezegd zöu kunnen worden, dat zij niet bij de algemeene
beschouwing behoort. Bij mij is, dat. wel het geval en het
liefst spreek ik er mij hier direct over uit.
In de sectie-vergadering heb ik de verhooging der salarissen
der bëwaarschoolhouderessen bestreden, en ik \yas voornemens
dit ook bij de publieke behandeling te doen. Ik ging hierbij
uit van'tie gédachtë, dat de Gemeente zonder opdracht hare
handen uitstrekt naar de jeugdige kinderen, om ook hier met
iCTOBER 1901.
O.GJh»t DNL
het geld uit de publieke kas een ontwikkeling te bevorderen,
waartegen ik mij uit beginsel moet verzetten.
Niet omdat er mijnentwege zulke inrichtingen niet mogen
bestaan, als de^oudens zulks wenschen, eri- door de Gemeente
gesteund worden, maar wel omdat de bijzondere bewaar
scholen van dien steunzijn buitengesloten. Zuiver een beginsel
kwestie. -
lk heb mij daarna een andere vraag gesteld en wel deze:
of ik er toe zou meewerken om deze scholen op te -heffen.
Deze vraag heb ik mijzei ven. ontkennend moetenbeantwoorden.
Met het oog op in 't bijzonder Leidsche toestanden en de zaak
geheel maatschappelijk genomen, zijn aan de opheffing te
groote bezwaren verbonden. Daarna de salarissen der onder
wijzeressen eens nagaande, moest ik erkennen, dat verhooging
noodig is. Ik zal daarom nu stemmen voor de verhooging.
Toch moet ik de eenzijdige begunstiging ook bij dezen tak
van het onderwijs een onrecht blijven noemen, en zal vooral
dat uur gezegend mogen worden, wanneer deze twistappel,
wat het onderwijs in 't algemeen aangaat, die nu een halve
eeuw bestaan heeft, tusschen de partijen wordt weggenómen
en burgers van 't zelfde land niet alleen dezelfde plichten
hebben te dragen, maar oök dezelfde voorrechten mogen'
genieten door een nieuwe wetgeving.
De Voorzitter. Ik zal niet veel behoeven te antwoorden
op ihetgeen door den heer Pera is in het midden gebracht.
j.In de. reerste plaats heeft de heer Pera politieke beschouwin
gen gevoerd. Het ligt niet op mijn weg mij daarin te mengen:
ik,laat die voor wat zij zijn; maar de heeren hebben te
respecteeren de uitspraak van i de kiezers; zooals ieder'die op
zijn beurt zal hebben te eerbiedigen. Wat de financieele
beschouwingen van den heer Pera betreft, het heeft mij ge
troffen, dat -hij, bewerende, dat het beheer dér financiën in
onze gemeente door het Dag. Best. niet geheel bevredigend
was, daarbij twee tegenstrijdige opmerkingen heeft gemaakt.
Aan den eenen kant zou het Dag. Best. te zeer beknibbelen
dat toch wijst wel op zuinigheid aan den anderen kant
te ruime uitgaven doen.
Wat dit laatste betreft, wil ik er op wijzen dat tot de uit
gaven dan toch altijd besloten is door den Raad zelf. Het
besluit bijv. om de tracternenten van de leeraren aan de
Hoogere Burgerschool te verhoogen is door den Raad met vrij
groote eenstemmigheid aangenomen, en in de secties is dan
daartegen ook geen woord van protest gehoord.
Wat -betreft de Hoogere Burgerschool voör Meisjes, waarover
de heer Pera sprak, voor zoover ik weet zijn daarvoor op
deze begrooting geen meerdere uitgaven gebracht. Het is hier
ook weder eene oude quaestie. Eenmaal heeft de heer Pera
zelfs het voornemen aangekondigd om een voorstel te doen
tot het schrappen van de uitgaven op de begrooting voor de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes, waarop toen door mij is
geantwoord, dat dit niet aanging, omdat zoolang èene inrich
ting wettig bestond, ook de daarvoor noodige gelden op de
begrooting moesten worden uitgetrokken. De critiek van den
heer Pera op het beheer van de financiën der gemeente, kan
ik dus niet als ernstig gemeend beschouwen; aan den eenen
kant beschuldigt hij ons van te ver gedreven zuinigheid, aan
den anderen kant van te groote weelderigheid, wat hij evenwel
niet heeft kunnen aantoonen. Dikwerf zijn Burg. en Weth.
door den Raad zelf aangespoord om meer te doen dan zij
voorstelden; telkens zijn er voorstellen van léden van den
Raad om aan voorstellen van Burg. en Weth., althans wat
het financieel gedeelte betreft, uitbreiding te geven. Maar dan
gaat het toch moeilijk aan om ons van verkwisting te be
schuldigen. Ik zou dus meenen dat wij ons de critiek van
den r heer Pera, hoezeer ik overigens zijn weiwillenden toon
waardeer, niet al te zeer hebben aan te trekken.
De heer Drucker. M. d. V. Ten aanzien van de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes zou ik twee opmerkingen willen
maken. De heer Pera heeft uit tweeërlei oogpunt tegen die
school bezwaren geopperd.
In de eerste plaats zou zij zijn eene inrichting van weelde,
wat ik zoo begrijp, dat de gemeente niet wettelijk verplicht
is zulk eene school er op na te houden. Welnu, wanneer wij
alles gingen schrappen van de begrooting wat onder die cate
gorie valt, omdat de wet er ons niet toe dringtdan zouden
wij heel wat gemeentezorg kunnen opheffen en dingen doen
vervallen, die ook de heer Pera ongaarne zou zien heengaan.
Dat is dus op zichzelf geen ernstig argument.
In de tweede plaats heeft de heer Pera gezegddat die in
richting is hoofdzakelijk eene inrichting voor lieden van den
deftigen stand. Daartegen moet ik zeer ernstig opkomen. In
dertijd is aan den Raad overgelegd eene nauwkeurige opgaaf
omtrent de gezinnen,! waaruit de leerlingen komen, die de
H.B.S. voor Meisjes bezoeken. Wanneer men die statistiek
raadpleegt, dan ziet men, dat de school niet alleen, en zelfs
niet bij voorkeur, bezocht wordt door de kinderen van lieden
uit den deftigen stand. Dezen zouden zich waarschijnlijk ook
weten te redden, wanneer de school onverhoopt werd 'opge-