138
DONDERDAG 24
OCTOBER 1901.
dat het noodig is aan deze jongens onderwijs in teekenen te
geven, en dat het ook niet anders kan of deze school moet
er zijn, daar zij in eene behoefte voorziet en die jongens
anders niet het minste onderwijs meer krijgen.
En waar de heer Sijtsma er over spreekt, dat het onderwijs
zou worden gegeven door onbevoegden, omdat zij geen diploma
hebben dan geloof ik dat er eveneens aan «Mathesis"
onderwijzers zijn, die geen diploma hebben en diensvolgens
ook onbevoegd.
De Voorzitter. Wat betreft het onderwijs, al zijn de leeraars
niet gediplomeerd, daarover kunnen wij volkomen gerust zijn
aan de Regeering is vrijstelling gevraagd van de verplichting
om gediplomeerde teekenonderwijzers te hebben, en dat de
Regeering daarin geen bezwaar ziet, blijkt hieruit, dat de
inrichting door het Rijk wordt gesubsidieerd. Waar het Rijk
in voorgaat mogen wij ook veronderstellen, dat van Regeé-
ringswege wel eenige controle zal bestaan.
Ik ben er eens of tweemaal geweest, maar ik heb geen
tijd daar geregeld als schoolopziener op te treden; dat is mij
onmogelijk. Ik heb daar echter den indruk gekregen, dat de
school niet is en niet kan zijn eene geregelde en regelmatige
inrichting, maar dat daar komen jongens, die anders geen
onderwijs meer krijgen en hier nog wat teekenen leeren.
En wat alle andere inrichtingen betreft men moet iedere
zaak op zichzelf beschouwen; nooit is van te voren te zeggen,
dat de eene Vereeniging geen subsidie zal kunnen krijgen en
de andere wel. Ik acht dit echter eene nuttige inrichting en
stellig doen die menschen wat zij kunnen.
De heer van Tol. De heer Sijtsma heeft opgemerkt, dat
mijn zoon de teekenschool van den R. K. Volksbond bezoekt
en waarschijnlijk op Mathesis had gegaan, indien deze school
er niet was geweest. Ik heb de noodige stappen gedaan om hem
op «Mathesis" de lessen te doen volgen. Hij heeft de 12e klasse
der lagere school afgeloopen en daarin 1| jaar gezeten. De
onderwijzer dacht dan ook, dat hij bekwaam was voor het
toelatingsexamen; maar daar is hij niet door gekomen. Echter
hij niet alleen nog meer jongens zijn niet geslaagd, onge
veer 35—40%. Die jongens moeten toch ook een vak leeren
en teekenonder wijs hebben, maar waar moeten zij dat ont
vangen? De R. K. Volksbond stelt hen in staat teekenen te
leeren om daarop later te kunnen bouwen en het vak goed
te leeren verstaan. Naar mijn idéé is deze school een nood
zakelijke behoefte.
Dat de toestand niet rooskleurig is, bewijst, dat er zooveel
jongens gaan en de inkomsten zoo weinig zijn. Die school heeft
eene tegemoetkoming van de Gemeente en van het Rijk, maar
ondanks dat staat zij steeds voor een tekorter is een vierde
onderwijzer noodig; maar omdat de finantiën zoo slecht zijn,
kan het Bestuur dat niet doen.
Er zijn dus wel redenen, om deze subsidie-aanvrage toe
te staan.
De Voorzitter. En de salarissen der onderwijzers moeten
zonder twijfel verhoogd worden, maar het Bestuur kan niet
meer geven, als de school niet meer subsidie krijgt.
De heer van Kempen. M. d. V. Toen hier aan de orde is
geweest het verzoek van den R. K. Volksbond om een klein
subsidie uit de gemeentekas, is de zaak breedvoerig besproken.
Het voornaamste motief was toen, dat vele jongens daar nog
onderricht ontvingen, die om verschillende redenen niet op
de school van Mathesis konden geplaatst worden en die anders
tot geen fatsoenlijk vak konden worden opgeleid.
Nu is gevraagd, als wij deze school subsidieeren, moeten
wij het dan ook eventueel niet andere scholen doen. M. d. V.
U hebt terecht al gezegd, dat men iedere zaak op zich zelve
moest beschouwen. Als wij ons uit vrees voor zoo iets laten
leiden, dan kunnen wij nooit iets doen, want allicht komt,
wanneer wij den een steunen, ook een ander om steun vragen.
Wij moeten hier alleen vragen, of het billijk en rechtvaardig
is, dat jongens, die niet bij Mathesis terecht kunnen, geheel
zonder hulp blijven. En bovendien, het subsidie is zoo gering,
dat wij daaromtrent wel geen bezwaar behoeven te maken.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Na al wat ik gehoord
heb, zal ik geen amendement indienen om het subsidie aan
de school van den R. K. Volksbond te schrappen. Ik hoop
alleen dat het Bestuur van Mathesis de discussie, nu hier in
den Raad gevoerd, eens onder de oogen zal krijgen, om zich
nog eens af te vragen, of het absoluut noodzakelijk is de
eischen van toelating op hare school zoo hoog te stellen als
zij thans zijn. Zelf heb ik er geen verstand van, maar uit
hetgeen men hier heelt kunnen hooren, valt, dunkt mij, de
gevolgtrekking te maken, dat ook behoorlijk teekenonderwijs
kan gegeven worden aan personen, die niet aan de door
Mathesis gestelde eischen voldoen.
Nu nog een enkel woord over de 500.subsidie aan de
Vereeniging tot bevordering van de opieiding tot instrument
maker. Gaan wij inderdaad daarmede niet te ver? Wanneer
wij aan alle inrichtingen, die de opleiding tot eenig beroep
beoogen, subsidie gaan geven, dan zal er morgen wellicht een
verzoek komen van eene inrichting tot opleiding van bakkers,
overmorgen van eene andere inrichting tot opleiding b.v. van
musici, allen om subsidie. En geven wij nu deze subsidie,
dan zullen wij dan staan voor een antecedent. Nu zegt men wel
ieder geval moet op zich zelf worden beschouwd, maar welke
reden zou er kunnen zijn, om wel ƒ500.subsidie te geven
voor de opleiding tot instrumentmaker, en subsidie te wei
geren voor de opleiding van muzikanten b.v. Men bedenke,
deze ƒ500.— zouden worden gegeven voor de opleiding van
menschen, die later meestal hun werk buiten Leiden zullen
vinden en waarvan verscheidenen zelfs niet uit Leiden af
komstig zijn; de leerlingen toch komen uit alle deelen van
het land.
Mij komt derhalve het geven van een dergelijk subsidie
bedenkelijk voor, en ik stel dus voor den post met /500.
te verminderen.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik moet mij sterk verzetten tegen het
amendement. De meening van den heer Fockema Andreae,
dat wij allerlei aanvragen om subsidie zullen ontvangen van
inrichtingen tot opleiding tot eenig beroep, deel ik niet.
Zoo'n vaart zal het niet loopen. En komen er aanvragen, bijv.
voor de opleiding van bakkers, dan is het tijd genoeg om te
beslissen.
Hier geldt het echter eene andere zaak.
Hier worden vroegere leerlingen van de Praktische Ambachts
school en anderen in staat gesteld eene opleiding te krijgen
tot instrumentmaker. In het verslag van Professor Kamerlingh
Onnes wordt niet alleen gezegd dat vele jongelieden uit ver
schillende oorden des lands hunne opleiding als instrument
maker ontvangen, maar er wordt ook medegedeeld hoeveel
jongens daaronder uit Leiden zijn. Vergis ik mij niet, dan
zijn er 12 uit Leiden.
En wanneer de brief van den heer Kamerlingh Onnes, die
ter inzage in de leeskamer heeft gelegen, werd voorgelezen,
dan zou men daaruit zien, welk een succes die inrichting
reeds heeft gehad en hoeveel van onze Leidsche jongelui
daarmede hunne bestemming hebben bereikt. Zij zijn niet
allemaal instrumentmaker, maar worden voornamelijk ama
nuensis aan Hoogere Burgerscholen, die de jongelui daar bij
het onderwijs helpen. Nu vind ik, dat het eenig is, dat deze
opleiding hier door onze jongelui kan worden genoten; laten
wij dus met beide handen de gelegenheid aangrijpen om dat
vast te houden door subsidie te geven. Die vakopleiding moeten
wij bevorderen en steunen onze jongelui profiteeren daarvan.
De heer Kaiser. Dit jaar ben ik voorzitter geweest der
examencommissie voor instrumentmakers; alle Leidenaarszijn
geslaagder waren 17 jongelui, meen ik. De bedoelde inrich
ting werkt zeer nuttig, en er is nergens in ons land eene gelegen
heid als deze, waar goede instrumentmakers worden gevormd.
Wij mogen het zeer op prijs stellen, dat de heer Kamerlingh
Onnes zooveel pogingen in het werk stelt om ons op dit gebied
bruikbare werklieden te verschaffen.
De heer Pera. Ik zou toch even. willen vragengaat het
aan om ten behoeve van twaalf jongens uit Leiden, de ge
meente een subsidie van 500.te doen geven?
De Voorzitter. Ik vind het niet zoo heel veel, 20.— per
jongen. Wanneer men ziet wat daar geleerd en gedaan wordt,
kan men die inrichting niet genoeg toejuichen. Ik was een
en al bewondering, toen ik daar ben geweest. Ik ben over
tuigd van het groote nut daarvan voor onze Leidsche jongens.
Laten wij het toch op prijs stellen, dat hier iemand is, die
zich zooveel moeite geeft. Het Rijk geeft een groot subsidie,
maar dat is niet voldoende; nu mogen wij er toch wel toe
medewerken, dat de school blijft bestaan.
Het amendement-Fockema Andreae, in stemming gebracht,
wordt daarop verworpen met 15 tegen 14 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Drucker, van Hamel, Zaaijer,
van Dissel, Aalberse, Kaiser, de Goeje, Sijtsma, van Kempen,
van Tol, Witmans, van Lidth de Jeude, L. Driessen, Kroon
en K ore vaar.
Vóór stemmen de heeren: de Vries, Pera, Hasselbach,
P. J. van Hoeken, Kerstens, P. J. Mulder, Bosch, Bots, A. J.
van Hoeken J.Jzn, J. P. Driessen, Timp, A. Mulder, de Lange
en Fockema Andreae.
De heer de Goeje. Mag ik nog even iets zeggen, M. d. V.,
naar aanleiding van wat de heer Fockema Andreae heeft gezegd,
n. 1. dat het toelatings-examen voor «Mathesis" misschien te
Streng zou worden genomenen wel dit, dat het aantal leer
lingen tegenwoordig grooter is dan het ooit vroeger is geweest.
Dat is dus wel een bewijs, dat men in de eischen van toe
lating niet overdrijft.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik geloof, dat dat tevens
een bewijs is, dat de lieer Sijtsma zich niet ongerust behoeft
te maken, dat «Mathesis" leeg zal loopen door concurrentie
der teekenschool van den R. K. Volksbond.