124
DONDERDAG 17
OCTOBER 1901.
voorstellen van Eleeren Burgemeester en Wethouders dezer
Gemeente, betrekking hebbende op de instelling >an een pen
sioenfonds voor weduwen en weezen van gemeentelijke amb
tenaren.
dat door het bestaan van de school van »M. S. G." de
Gemeente vrijgesteld is van de verplichting om eene Burgerdag-
en avondschool op te richten en te onderhouden,
dat, indien deze vrijstelling niet verleend ware, zij, als
onderwijzers aan deze Dag- en avondschool, zonder twijfel in
aanmerking zouden komen in het fonds te worden opgenomen,
dat zij, hoewel niet door Uwen Raad benoemd, meenen een
ambt te vervullen, dat met een gemeentelijke betrekking gelijk
gesteld kan worden,
en dat zij op dezen grond U Edelachtbaren het beleefd
verzoek in overweging geven hen in bovengenoemd fonds op
te nemen.
't Welk doende enz.
P. Dikshoorn.
(Volgen de namen van nog 20 leeraren).
De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot invoering van
de voorgestelde regeling voor het verleenen van pensioen aan
weduwen en weezen van gemeente-ambtenaren, zal eerst uit
gemaakt moeten worden wie gemeente-ambtenaren zijn. Daarbij
zal dan gelet worden op bovengenoemd request van leeraren
van het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix, die be
paald geen gemeente-ambtenaren zijn, want zij worden niet
door den Gemeenteraad benoemd en ook niet uit de gemeente
kas bezoldigd.
En nu nog de opmerking, dat wat wij heden beslissen
slechts is de principieele quaestie, n.l. de vaststelling van de
grondslagen, waarop de pensionneering van weduwen en weezen
zal rusten. Later zal den Raad eene verordening worden aan
geboden, die de pensionneering in bijzonderheden regelt. Het
is daarom beter, ook de vraag wie als gemeente-ambtenaar
zal moeten worden beschouwd, tot later te verdagen. Dan zal
ook moeten beslist worden de vraag of vrouwelijke ambtena
ren moeten worden opgenomen en zoo ja, wie.
Het advies van Prof. van Geer volgende en ook geheel in
overeenstemming met de Rijkswet op de pensionneering van
weduwen en weezen van Rijksambtenaren, hebben wij ge
meend ook vrouwelijke ambtenaren in het fonds te moeten
opnemen. Het spreekt echter van zelf, dat wat bij het Rijk
noodzakelijk kan zijn, wellicht bij ons niet noodzakelijk is.
Hoewel dus uitgaande van den grondslag dat ook vrouwelijke
ambtenaren zullen worden opgenomen, blijven de leden van
den Raad vrij, om bij de behandeling van de later in te
dienen verordening daarin wijziging te brengen.
Er zijn hier bijv. vroedvrouwen. Het kan noodig zijn die
in het pensioenfonds op te nemen. Van de onderwijzeressen
zijn, meen ik, slechts twee gehuwd. Maar zal men nu ook
alle verpleegsters van Endegeest er in opnemen, die zoodra
zij gaan trouwen, hun betrekking moeten neerleggen? Die
zouden jaarlijks moeten betalen 1 en nooit iets trekken.
De heer Pera. Ten opzichte van de verpleegsters van
Endegeest heb ik wel eens het bezwaar tegen hun positie
gehoord, wat er van hen moet worden, als zij oud worden
en ongeschikt voor hun werk.
De Voorzitter. U weet dat wij vroeger getracht hebben
die dames in het gewone ambtenaars-pensioenfonds op te
nemen. Maar wanneer zij bij huwelijk ontslag moeten nemen,
kunnen zij niet deelen in het weduwen- en weezenpensioen-
fonds, omdat zij dan ophouden ambtenaren te zijn. Bij aan
neming van deze voorstellen zal men ook de verordening op
de pensioenen van de ambtenaren zeiven aanzienlijk moeten
wijzigen en het b.v. verplichtend moeten stellen voor ieder
ambtenaar om deel te nemen in het pensioenfonds. Dat is de
hoofdzaak en het staat nog boven een weduwen- en weezen-
pensioen, dat de ambtenaren zeiven tot pensioen gerechtigd
zijn. Nu zijn er tal van ambtenaren niet pensioen-gerechtigd,
omdat zij dit indertijd niet hebben gewild. In het algemeen
wil ik nog dit zeggen. Toen de pensioen-verordening voorde
ambtenaren werd vastgesteld, stond men op een ander stand
punt dan tegenwoordig. Toen wilde men, dat er zoo weinig
mogelijk aan zouden deelnemen, omdat men vreesde, dat
anders de lasten voor de gemeente te groot zouden worden.
De ideeën zijn echter veranderdnu wil men alle ambtenaren
laten deelnemen in hun belang niettegenstaande de grootere
lasten voor de gemeente. Ik zal dus nu de verschillende be
ginselen in behandeling brengen.
Beraadslaging over punt
4. Pensioen wordt verleend aan weduwen van ambtenaren
en aan hunne weezen beneden den leeftijd van 18 jaren.
De heer Sijtsma. De praktijk leert, dat voor sommige cate-
goriën van de lager gesalarieerde ambtenaren de leeftijds
grens wat de weezen betreft lager gesteld zou kunnen worden.
De meeste kinderen van stadswerklieden, brugwachters enz.
beginnen vóór of op hun 14e jaar al te werken, zoodat zij
op hun 16e jaar voor hun doen al tamelijk wat verdienen.
Daarvoor behoeft de leeftijd niet op 18 jaar gesteld te worden.
Ik wensch dit nu te memoreeren omdat ik straks wensch
voor te stellen de bijdrage van 5% van hun inkomen, die
voor die menschen heel zwaar is, wat te verminderen. Het
is waar, op hun 16de jaar verdienen zulke jongens reeds vrij
wat, ja op hun 18e denken zij soms reeds aan trouwen.
De Voorzitter. Ik zou het niet gewenscht achten een
verschillenden maatstaf aan te nemen, noch ten opzichte van
dit beginselnoch ten opzichte van het later door den heer
Sijtsma aangevoerde. Ik geloof dat het wenschelijk is hier te
zeggengelijke monniken, gelijke kappen. Ook de rijkswet
maakt geen onderscheid in leeftijd der verschillende standen.
Punt 1. wordt hierop zonder hoofdelijke stemming onge
wijzigd aangenomen.
Punt 2 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming ongewijzigd aangenomen.
Beraadslaging over punt 3 De pensioenen bedragen:
a. Voor weduwen van ambtenaren, een vierde der som, die
laatstelijk tot grondslag voor de pensioensberekening dier
ambtenaren heeft gestrekt.
De Voorzitter. Nu zal, wanneer de verordening aan de
orde is, voor ieder ambtenaar moeten worden berekend
de grondslag voor het pensioen. Dit zal niet altijd gemak
kelijk zijn. Een gemeente-werkman b.v. heeft vast tractement,
maar heeft ook overuren, die ook zullen moeten berekend
worden. Voor ieder ambtenaar zal het afzonderlijk moeten
worden vastgesteld.
Punt 3a wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over punt:
3 b. Voor elk der pensioengerechtigde kinderen, geboren
uit het huwelijk van een ambtenaar met de vrouw, welke
hij als weduwe nalaat, een twintigste der som, die laatstelijk
tot grondslag voor de pensioensberekening des vaders heeft
gestrekt. Het geheele bedrag van het weezenpensioen kan het
vierde van den in de vorige zinsnede bedoelden pensioens
grondslag niet overschrijden.
Indien de weduwe tot pensioen gerechtigd is, wordt het
sub a bedoelde weduwenpensioen verhoogd met het volgens
de beide vorige zinsneden toe te kennen weezenpensioen.
De Voorzitter. Het pensioen van de weduwe wordt dus
eerst verdubbeld wanneer zij 5 kinderen heeft, en dit blijft
loopen zoolang tot het jongste kind den leeftijd van 48 jaar
heeft bereikt.
De heer Aaliserse. Er staat: »voor elk der pensioensge-
rechtigde kinderen, geboren uit het huwelijk van een ambte
naar met de vrouw, welke hij als weduwe nalaat," enz. Hoe
nu echter wanneer een ambtenaar-weduwnaar met kinderen,
kort voor zijn dood hertrouwt? Dan krijgen de kinderen uit
het eerste huwelijk volgens deze formule niets, want zij zijn
niet de kinderen gesproten uit het huwelijk met de vrouw
die hij als weduwe nalaat.
De Voorzitter. In dit geval is wel degelijk voorzien. Die
kinderen krijgen volgens 3 c ieder een twaalfde der som,
die laatstelijk tot grondslag voor de pensioensberekening des
vaders heeft gestrekt, en zijn de kinderen uit verschillende
huwelijken gesproten, dan wordt het weezenpensioen voor de
kinderen uit elk dier huwelijken afzonderlijk geregeld.
De heer Aalberse. Dank U, M. d. V.!
De heer Kroon. M. d. V.Hoe gaat het nu met een kind
geboren na den dood van den vader. Stel dat bijv. de weduwe
van den politieagent die onlangs is dood gestoken, na 6 maanden
nog een kind krijgt, ontvangt dit kind dan pensioen
De Voorzitter. Volgens de regelen van de burgerlijke wet
zou zulk een kind worden beschouwd als reeds geboren te
zijn bij den dood des vaders, maar wij zullen bij de latere
verordening ook op dit geval letten.
Punt 3 b wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Punt 3 c wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over punt:
3 d.Voor elk der pensioensgerecht igde kinderen van vrouwelijke
ambtenaren een twaalfde der som, die laatstelijk tot grondslag
voor de berekening van haar ambtenaarspensioen heeft gestrekt.
De heer De Lange. Het geval kan zich voordoen dat eene
weduwe overblijft met kinderen geboren uit meerdere hu wel ij ken.
Kan dari het totaal der weezenpensioenen niet overschrijden
het één vierde van den grondslag, die tot berekening van
het ambtenaarspensioen heeft gestrekt?