m
DONDERDAG 17 OCTOBER 1901.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gun
stig op beschikt.
VI. Verzoek van J. F. L. Rietdijk, om terugbetaling van
schoolgeld, Lager Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 236).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gun
stig op beschikt.
VII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
vernieuwing van een gedeelte walmuur aan den Ouden Singel.
(Zie Ing. St. n°. 241).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen en tot de vaststelling van den overgelegden staat
van af- en overschrijving besloten.
VIII." Voorstel betreffende de benoeming van een adjunct-
inspecteur der vee- en vleeschkeuring.
(Zie Ing. St. n°. 238).
De heer Boscti. Het heeft mij eenigszins verwonderd dit
voorstel van Burg. en Weth. te hebben ontvangen. In de
eerste plaats omdat dit voorstel vooruitloopt op eene regeling,
welke pas zal aanvangen in 19U3. Ik meen, dat het niet wen-
schelijk is ons zoolang van te voren te binden, waar wij nu
nog niet de geheele zaak voor oogen hebben en weten hoe
ten opzichte daarvan moet gehandeld worden.
In de tweede plaats kwam het mij voor dat wanneer men
twee mensehen van gelijke qualiteit aan het hoofd van een
zaak plaatst en dan den een een hoogeren titel geeft dan den
ander, dit eenigszins ongunstig zou kunnen werken. Beiden
zijn veeartsen en de een heeft een veel kleiner inkomen dan
de ander. Dat komt niet met elkander in vergelijking, en
daarom heb ik mij afgevraagd, of soms die wedde een aan-
vangswedde is, die naderhand belangrijk zal moeten worden
verhoogd om eenigszins gelijk te komen met de wedde van
den anderen titularis.
In de derde plaats is het gebleken, dat er, toen wij een
inspecteur-veearts hadden, fouten voorkwamen, waardoor een
keurmeester moest worden ontslagen. Zal dat op deze wijze
kunnen verbeteren? Ik meen van neen, want een veearts
heeft getoond niet te kunnen doen, wat een man van de praktijk
wel zou hebben gedaan.
Hiermede heb ik mijne bezwaren tegen dit voorstel ontwik
keld, die, wanneer zij niet opgelost worden, mij zullen nopen
er tegen te stemmen.
De Voorzitter. Uwe bezwaren stuiten af op de feiten. In
de eerste plaats hebt u aangevoerd, dat wij nu reeds zouden
vooruitloopen op de toekomstige regeling. Maar u vergeet,
dat de Raad bij het aannemen van het voorstel tot oprichting
van een abattoir reeds indirect heeft besloten tot het aan
stellen van verschillende ambtenaren. Op een staat van amb
tenaren, die betrekking heeft op de exploitatie van het abat
toir komt wel degelijk voor, dat niet alleen zal worden aan
gesteld een directeur, maar ook een adjunct-directeur, en
dat deze zou zijn een veearts. Nu is het niet een vooruitloopen,
maar het nu reeds aanstellen op een lager tractement van
iemand als eerste keurmeester, die, als hij bekwaam blijkt te
zijn, later waarschijnlijk in aanmerking zal komen voor de
betrekking, die noodig zal zijn bij het openbaar slachthuis.
Daarmede vervalt ook het bezwaar tegen het hem verleenen
van een hoogeren titel dan aan de andere keurmeesters, ook al
omdat de eerste keurmeester staat boven de gewone keur
meesters en hem nog ander werk wordt opgedragen dan het
keuren van vleesch.
In de 3de plaats vreest u, dat de adjunct-inspecteur der
vee- en vleeschkeuring langzamerhand zal moeten krijgen een
hoogere wedde. Den korten tijd, dien hij dienst zal doen als
adjunct-inspecteur zal dat niet het geval zijn, het zal 41/» a
2 jaar duren voordat het openbaar slachthuis in exploitatie
komt, en dan zal hij zeker een hoogere wedde krijgen. Maar
die zal men hem geven niet door zijn wedde van keurmeester te
vermeerderen maar door hem aan te stellen tot veearts op de vee
markt, waarvoor nu f 400 is uitgetrokken Reeds vroeger is
medegedeeld dat de betrekking van gemeente-veearts dan
zal worden toevertrouwd aan den te benoemen veearts bij het
slachthuis die daardoor eene bezoldiging van f 1600 zal krijgen.
En dan uw laatste argument, dat het om malversatiën tegen
te houden, toch niet helpen zal of men iemand aanstelt die
meer ontwikkeld is dan een gewoon keurmeester. Dat argu
ment is zeker onjuist, want dat dit betreurenswaardig feit,
waarop de heer Bosch doelt, plaats heeft gehad, schrijf ik
juist hieraan toe, dat de eerste keurmeester zich teveel gelijk
stelde met de andere keurmeesters. Overigens moet ik opko
men tegen de grief dat de Inspecteur van de vee-en vleesch
keuring niet voldoende heeft gewaakt tegen het plegen van
malversatiën; het is zeer gemakkelijk om zoo iets te zeggen,
maar men dient het ook te kunnen bewijzen. Het komt bij
elke administratie nu en dan wel eens voor dat iemand ge
straft wordt voor malversatiën, zonder dat de directe chef
aansprakelijk kan of mag gesteld worden voor een dergelijk
feit. Dat verwijt tegen den heer De Jong acht ik volstrekt
ongegrond.
De heer De Lange. Een van de bezwaren van den heer
Bosch deel ik. de andere evenwel niet. En dat is het be
zwaar, dat wij nu gaan vooruitloopen op de organisatie, die
wij in het leven zullen moeten roepen wanneer het openbaar
slachthuis er is. Door U, M. d. V., is gezegd, dat wij reeds
in beginsel hebben besloten tot de benoeming van een adjunct
directeur van het slachthuis; maar mij is van die beslissing
niets bekend. Er is alleen besloten tot de oprichting van een
slachthuis en er is ook een Directeur benoemd; wij hebben
wanneer de tijd daarvoor gekomen is, naar mijne meening
nog te verwachten een voorstel van Burg en Weth. ter be
noeming van het overige personeel aan die inrichting te ver
binden. Door dit voorstel loopen wij dus wel degelijk vooruit
op de benoeming van het eventueel aan te stellen personeel,
want door thans een eersten keurmeester te benoemen op de
wijze als door Burg. en Weth. wordt voorgesteld, beslissen wij
en passant, dat er aan het slachthuis later zal zijn een adjunct
directeur.
Ik geloof dat het veel beter is, dat de Raad later een voor
stel tot benoeming van personeel in eens in zijn geheel be
handelt, en niet thans alvast een persoon indirect benoemt.
Ik meen dat de Raad nu niet eene beslissing moet nemen, die
feitelijk gaat buiten de voorziening in de vacature die het
hier geldt.
Ik ben het geheel eens met Burg. en Weth. dat het wen-
schelijk is voor de betrekking van eersten keurmeester een
veearts te nemen, maar noem dien veearts dan ook bij zijn
waren naam en geef hem den titel van veearts-keurmeester.
Die titel komt ook in andere plaatsen bij eene dergelijke
functie voor, en kan later, wanneer de Raad mocht besluiten
geen adjunct-directeur van het slachthuis aan te stellen, be
houden blijven Dat is ook een tit^l overeenkomstig den werk
kring, de opleiding en de sociale positie van den titularis. Ik
heb dus geen bezwaar tegen de benoeming van een veearts
als eerste keurmeester, ook geen bezwaren tegen het salaris,
maar ik heb wel bezwaar tegen het vooruitloopen op de
organisatie van het personeel van het slachthuis.
De Voorzitter. Jk begrijp niet goed waarom wij nu zouden
vooruitloopen op de latere organisatie van het personeel van
het slachthuis, door thans aan te stellen als eersten keur
meester van de vee- en vleeschkeuring eén veearts als adjunct
inspecteur (niet directeur). Op zichzelf zou ik ook geen be
zwaar hebben om dien titel van adjunct-inspecteur weg te
laten, die titel toch is niet van Burg. en Weth. uitgegaan
maar van den sollicitant zelf. Die wil alleen dan op een
tractement van f 1200 worden aangesteld als hem de titel
wordt verleend van adjunct-inspecteur. Welnu, die titel kost
geen geld, en wij hebben allerlei voordeelen. Wij hebben dan
een veearts, van wien wij alle deugden en gebreken met het
oog op latere eventueele aanstelling bij het abattoir kunnen
leeren kennen. Wanneer het blijkt, dat hij voor aanstelling
bij het abattoir ongeschikt is zullen wij hem absoluut niet
nemen. Alleen wanneer het blijkt, dat het een uitmuntend
man is, ligt het voor de hand, dat deze, die gelegenheid heeft
gehad gedurende twee jaar den dienst hier in de stad te
leeren kennen, in de eerste plaats voor die betrekking in aan
merking komt. En of men al of niet den veearts bij het
slachthuis den titel geeft van adjunct-directeur, er zal toch
feitelijk iemand moeten zijn, die den directeur bij afwezig
heid kan vervangen, en daarvoor zal dan toch de veearts de
aangewezen man zijn.
De heer de Lange. Deze zaak is niet zoo eenvoudig als
zij lijkt. In de eerste plaats is aan den titel de salarisrege
ling verbonden, deze houdt verband met den titel, dien iemand
heeft.
In de tweede plaats hebben wij aan onze gemeentelijke in
stellingen nog nergens adjunct-directeuren. Gaan wij nu aan
het slachthuis een adjunct-directeur aanstellen, wat wij door
dit voorstel reeds indirect doen, dan zullen wij misschien
straks ook krijgen een adjunct-directeur van gemeentewerken,
van de gasfabriek enz. Er is dus aan dien titel m. i. wel
degelijk iets verbonden, of er kan iets anders aan worden
vastgemaakt, en daarom maakt het voor mij verschil of wij
iemand krijgen met den titel van veearts-keurmeester
zooals b. v. in Groningen of dat wij krijgen een adjunct-
directeur.
Een adjunct-directeur zal een hoogere bezoldiging moeten
genieten dan een veearts-keurmeester. Deze laatste titel is
ook geheel in overeenstemming met het ambt. Neemt de