119 7°. heeft thans alleen betrekking op het afsluiten van eene gracht over hare volle breedte. Het komt echter veel vaker voor, dat vergunning gevraagd wordt voor het afdammen van een ge deelte gracht, zonder deze over de volle breedte af te sluiten. Het is daarom wensehelijk ook dit afdammen in het tarief op te nemen en de recognitie te berekenen naar het aantal strek kende meters dam. Zie de aan de concept-verordening voorafgaande toelichting. Thans blijkt niet volkomen duidelijk, dat voor het hebben van loozingskolken geen recognitie verschuldigd is, omdat deze onder het woord »put" zouden kunnen worden begrepen. Aangezien het evenwel nimmer de bedoeling is geweest recognitie te heffen wegens het hebben van de hierbedoelde kolken, wordt het wensehelijk geacht dit door eene toevoeging aan alinea 10 te doen uitkomen. Steigers en losplaatsen in het water zijn ten onrechte niet in de verordening genoemd. Het is wensehelijk voor het hebben van die voorwerpen recognitie te heffen naar het tarief van 15°. Deze toevoeging is noodig in verband met het Raadsbesluit van 20 Januari 1899 (zie Ingekomen Stukken n°. 6), waarbij is bepaald dat sub 24° aldus moet worden toegepast. Aangezien voor het hebben van pompen krachtens 11° dezer zelfde verordening ook recognitie is verschuldigd, behoort het woord «pompen" uit 26° te vervallen. Volgens enkele bepalingen moeten in sommige gevallen naar buiten openslaande deuren gemaakt worden. Zoo moeten bijv. ingevolge art. 84 lid 2 der Verordening op het bouwen en sloopen, van kerken, scholen, schouwburgen enz. de buitendeuren die tot uitgang dienen, buitenwaarts openslaan. Het is billijk in deze en dergelijke gevallen geen recognitie te heffen van over den openbaren weg opendraaiende deuren en wensehelijk die vrijstelling uitdrukkelijk in de verordening te vermelden. In de verordening kunnen uit den aard der zaak niet alle doeleinden, waartoe het gebruik van gemeentegrond of -water kan gevraagd worden, afzonderlijk genoemd worden. Alleen het meest voorkomende gebruik kan worden omschreven. Het spreekt echter van zelf dat ook recognitie geheven moet kunnen worden voor het gebruik tot een niet vooraf met name aan te duiden doel. Daarom wordt voorgesteld hiervoor een tarief vast te stellen. VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van den 17den Februari 1898 (Gfem.Bl. n°. 7), regelende de heffing van eene plaatselijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen te Leiden. Artikel 1. In artikel 2 der Verordening van den 17den Februari 1898 regelende de heffing van eene plaatselijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen worden de woorden »dit tarief" vervangen door »het in artikel 3 ver melde tarief." Art. 2. In artikel 3 dier Verordening worden de navolgende wijzi gingen gebracht. De aanhef wordt gelezen als volgt: Voor het gebruik van openbare gemeentewerken en bezit tingen wordt eene belasting geheven naar het onderstaande tarief Aan 7° wordt toegevoegd: Voor het afdammen van een gedeelte eener gracht, zonder deze over de volle breedte geheel of gedeeltelijk af te sluiten, voor elke week of gedeelte daarvan, per strekkenden meter damf i. 8° wordt gelezen als volgt: Voor het hebben van een duiker, een zinker, een buis, een riool, of eene geleiding langs een brug, voor een jaar of ge deelte daarvanf 5 Voor het hebben van een riool, waardoor uitsluitend faecale stoffenmenagewater of regenwater worden afgevoerd, is geen belasting verschuldigd. 9° wordt gelezen als volgt: Voor het hebben ten behoeve van een fabriek of ander be drijf van een loozing, hetzij een rechtstreeksche of middellijke, van vuil of water in een gemeenteriool of gemeentewater, voor een jaar of gedeelte daarvanf 5. Aan 10° wordt toegevoegd Voor het hebben van loozingskolken is geene belasting ver schuldigd. 15° wordt gelezen als volgt: Voor het hebben van een plankijs, bloot- of spoelbak, steiger of losplaats in het water, per vierkanten meter, voor een jaarf 1. Voor eene week of gedeelte daarvan0.50 Aan 24° wordt toegevoegd: Voor het hebben van eene brug, welke de eenige gelegen heid aanbiedt om van een perceel den openbaren weg te be reiken, is geen belasting verschuldigd. Uit 26° vervalt het woord «pompen". Aan 28° wordt toegevoegd: Voor het hebben van over den openbaren weg opendraaiende deuren, welke ter voldoening aan wet of verordening bui tenwaarts openslaand gemaakt zijn, is geene belasting ver schuldigd. Achter 38° worden twee nieuwe bepalingen toegevoegd, luidende: 39° voor het gebruik van gemeentegrond tot elk doel, niet genoemd in de voorafgaande onderdeelen van dit artikel, per vierkanten meter, voor een jaarf 0.25 voor eene maand0.10 voor eene week0.05 40° voor het gebruik van wateroppervlakte tot elk doel, niet genoemd in de voorafgaande onderdeelen van dit artikel, per vierkanten meter, voor een jaarf 0.15 voor eene maand0.06 voor eene week0.03 Art. 3. Deze verordening treedt in werking op den len Januari 1902. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 5