DONDERDAG 26 SEPTEMBER 1901.
119
lage bij het volgende punt ook wel wat dient te worden ver
hoogd. Daar geldt het eene weduwe met 7 kinderen, waarvan
het oudste 13 jaar is. Ik wenschte dus alleen op te merken,
dat wanneer men besluit, de toelage van de weduwe de Vries
te verhoogen, hetzelfde wel dient te geschieden met de weduwe
den Tonkelaar, naar het mij voorkomt.
De Voorzitter, Zooals ik zeg er kan verschillend over
gedacht worden. Mij dunkt, laat de heer Sijtsma een voor
stel doen.
De heer Sijtsma. Dat wil ik gaarne doen, M. d. V.
Het voorstel-Sijtsma wordt voldoende ondersteund en kan
alzoo een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Sijtsma. Doch zou er nu geene regeling zijn te
treffen, M. d. V waardoor de toelage kon worden ingetrokken,
wanneer de vrouw eens handelde, gelijk ik straks onderstelde
dat gebeuren kon. Kan het misschien aan Burg. en VVeth.
worden overgelaten om toe te zien, dat op die wijze de mijns
inziens zeer goede bepaling, dat bij een huwelijk de toelage
vervalt, niet worde ontdoken?
De Voorzitter. Wat het laatste punt door den heer Sijtsma
besproken betreft, men zou bijv. kunnen bepalen, dat de toe
lage tot wederopzeggens wordt verleend, dan heeft men het
altijd in de hand de toelage in te trekken wanneer men
meent dat daarvoor termen zijn.
Wat het bedrag van de toelage aangaat, die is berekend
naar den grondslag van de voorgestelde pensioensregeling,
en het is zeer ongeraden om van zulk eene regeling af te
wijken, omdat men anders den grondslag omverwerpt, en
ware de pensioensregeling tot stand gekomen, dan zou de
vrouw hetzelfde gekregen hebben wat wij haar nu voorstellen
te geven.
Het zal mij persoonlijk voor de vrouw genoegen doen wan
neer het amendement van den heer Sijtsma wordt aange
nomen, maar Burg. en Weth. meenen niet verder te mogen
gaan dan zij voorstellen. Er zijn zelfs menschen die meenen
dat in zulk een geval alles moet worden overgelaten aan de
liefdadigheid.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik zal stemmen voor
het amendement en wel om deze reden, dat de man is ge
dood in dienst der gemeente. Dat maakt met andere gevallen
een groot onderscheiden maakt ook dat wij geen inconse
quentie begaan, wanneer wij in dit geval afwijken van de
voorgestelde pensioensregeling. Ik geloof ook, dat het in
andere gevallen hoogst bedenkelijk zou zijn een hooger bedrag
als toelage toe te kennen, dan waarop de pensioensregeling
recht zou geven.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. de V. Ik ben ook van
meening dat het geval van de weduwe den Tonkelaar in nauw
verband staat met de uitkeering aan de weduwe de Vries.
Nemen wij het amendement van den heer Sijtsma aan, dan
staan wij voor de consequentie om de weduwe den Tonkelaar
op gelijken voet te behandelen.
De Voorzitter. Het eene geval heeft met het andere niets
te maken. Wanneer ik liet uit mijn eigen zak moest en kon
betalen, zou ik aan de weduwe den Tonkelaar ook gaarne
meer geven, maar het geldt hier eene uitgaaf voor de gemeente.
In het geval dat wij nu behandelen, betreft het een ambtenaar
die bij de uitoefening van zijn ambt, in dienst der gemeente,
is gestorven, wat niet het geval is geweest bij den Tonkelaar.
Ik acht het dus geen inconsequentie wanneer wij de weduwe
den Tonkelaar niet op dezelfde wijze behandelen als de weduwe
de Vries. Wij kunnen niet aan alle weduwen van ambtenaren
die het geluk of het ongeluk Rebben een groot gezin te be
zitten, toelagen voor levensonderhoud geven en daarvoor strekt
in het vervolg het weduwen- en weezenpensioen. Nu dit nog
niet bestaat, stellen wij in dit bijzonder geval eene tegemoet
koming voor in het onderhoud van dit gezin.
Het amendement van den heer Sijtsma wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 22 tegen 6 stemmen.
Voor stemden de heeren: Kroon, Kaiser, Pera, van Dissel,
de Lange, de Vries, Fockema Andreai, Zaaijer, P. J. Mulder,
A. Mulder, Bosch, Witmans, Sijtsma, Drucker, A. j. van
Hoeken J. Jzn., Timp, van Tol, Bots, Aalberse, J. P. J. Driessen,
llasselbach en de Goeje.
Tegen stemden de heeren: L. Driessen, van Lidth de Jeude,
Dekhuyzen, Juta, Korevaar en P. J. van Hoeken.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt, aldus gewijzigd,
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XVIII. Voorstel tot toekenning van eene geldelijke toelage
aan de weduwe van wijlen J. G. den Tonkelaar, boekhouder
aan de Bank van leening.
(Zie Ing. St. n°. 234).
De heer Pera. Ik zou willen voorstellen hierbij te handelen
als in het voorgaande geval en het bedrag te bepalen op ƒ6.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund, en kan alzoo
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter. Dan zullen Burg. en Weth. dit voorstel
maar overnemen.
De heer Witmans. De heer den Tonkelaar is overleden op
17 April van dit jaar. Toen was reeds in voorbereiding de
dezer dagen toch zeker wel ter tafel zullende komen ver
ordening op het weduwen- en weezen-pensioenfonds. De heer
den Tonkelaar had een pensioensgrondslag van 1050.
Wanneer nu de persoon in kwestie wat later was overleden
of de nieuwe regeling ware wat vroeger in werking getreden,
dan had de weduwe gekregen met een maximum van 5
kinderen 525 pensioen. Nu zal ik op dit oogenblik geen
bepaald voorstel doen, maar wensch er gaarne even op te
wijzen in verband met de aanstaande behandeling van de
nieuwe verordening, of er niet aan kan worden gedacht
daarbij eene soortelijke bepaling te maken als bestaat in de
Rijkswet, waarbij dan eenige terugwerkende kracht aan de
verordening wordt gegeven, bijv. dat zij in werking zal treden
met 1 Januari 1901, in plaats va» met 1 Januari 1902.
De Voorzitter. Ik wil daarover liever nu niet spreken, maar
men kan er wel vooraf zeker van wezen, dat ik vermoedelijk
daartegen zal zijn. De moeilijkheid is eene grens te trekken.
En wanneer wij dat van plan waren geweest, zouden wij wel
licht deze zaak hebben uitgesteld, totdat ons voorstel zou zijn
aangenomen, dat eventueel met 1 Januari 1902 in werking
zal treden. Maar dit is nu niet aan de orde.
De heer Witmans. Als ik daarop even mag antwoorden,
het is zoo, deze zaak is niet aan de orde. Maar het een met
het ander is misschien te combineeren en ik had er over ge
dacht voor te stellen de weduwe den Tonkelaar, in afwachting
van die regeling, een toelage te verleenen van ƒ525.
De Voorzitter. Bij dit voorstel kunt U alles voorstellen, al
was het 1000. Maar thans kunnen wij er niet over gaan
spreken om aan de pensioenverordening terugwerkende kracht
te gevendat is eene zaakdie nu niet aan de orde is.
De heer Witmans. Dat kan ook niet in mijne bedoeling
liggen. Alleen heb ik er op willen wijzen, dat wanneer de
verordening op l Januari 1901 in werking zou tredendeze
weduwe dan 525 pensioen had gekregen. Het is ook be
paald bij de wet van 9 Mei 1890, (Staatsblad n°. 79); toen is
aan die regeling twee jaar terugwerkende kracht verleend.
De Voorzitter. Dat zal de Raad te zijner tijd beoordeelen
kunnen; thans kan ik daarover geen debat toelaten. Alleen
kan ik toelaten een hooger bedrag voor te stellen, meer niet.
Doet U daaromtrent een voorstel?
De heer Witmans. Neen, M. d. V.; dan zie ik er van af.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van Burg. en
Weth., gelijk het is gewijzigd, aangenomen met 25 tegen 3
stemmen.
Voor stemden de heerenKroon, L. Driessen, Kaiser, Pera,
van Dissel, de Lange, Fockema Andreoe, Dekhuyzen, Zaaijer,
P. J. Mulder, A. Mulder, Bosch, Witmans, Sijtsma, Juta, Kore
vaar, Drucker, A. J. van Hoeken J.Jzn., Timp, van Tol, Bots,
Aalberse, J. P. J. Driessen, Hasselbach en de Goeje.
Tegen stemden de heeren van Lidth de Jeude, de Vries en
P. J. van Hoeken.
XIX. Verzoek van bewoners van de Haarlemmerstraat, om
verandering te brengen in den toestand van de Zaterdagavond-
markt aan de Haarlemmerstraat.
(Zie Ing. St. n°. 223).
De heer Pera. M. d. V.! Een enkele opmerking slechts. Bij
wijze van proef is de Zaterdagavondmarkt nu verplaatst
naar de van der Werffstraat, maar naar ik gehoord heb is de
zaak aldaar toch niet op doelmatige wijze geregeld. Men is
van oordeel dat wanneer de wagens wat meer uit elkander
staan en niet zoo op een gedeelte van de straat samengedron
gen, de regeling heel wat beter zou zijn.
De Voorzitter. Ik ben zelf eens gaan zien en ik moet be
kennen, dat de nieuwe regeling mij wel voldaan heeft. Hoe
wel er veel publiek was, heerschte er goede orde. Men kan
de proef uitstrekken tot aan de Voldersgracht, maar veel
verder zal het op de van der Werffstraat wel niet gaan. In
elk geval zal ik de opmerking van den heer Pera ter kennis
brengen van den marktmeester. Mij leek de nieuwe regeling
zeer goed.
De heer Pera. M. d. V. Ik weet dat U er geweest is, maar
ik weet ook, dat even vóór of na uw bezoek, de luidjes elkaar
flink bij de ooren hebben gehad, omdat de wagens wat dicht
op elkaar stonden.