118 DONDERDAG 26 SEPTEMBER 1901. X. Rekening, dienst 1900. van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. no. 226). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XI. Rekening, dienst 1901, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 229). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. (Bij de behandeling van dit punt hebben de heeren Juta, L. Driessen en van Lidth de Jeude de vergadering tijdelijk verlaten). XII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1901, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 228). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XIII. Staat van af- en overschrijving, dienst 1900, van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n°. 227). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XIV. Voorstel tot machtiging van Burg. en Weth. om te voorzien in de lessen van Dr. Th. B. van Wettum, aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 233). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Rapport van de raadscommissie inzake onbewoonbaar- verklaring van de perceelen Klompenpoort nummer 1, Brech- tenpoort nummers 1, 2, 3, 6, 7, 8 en 9 en Danielspoort nummer 9. (Zie Ing. St. n<>. 231). De heer Fockema Andrew. M. d. V.Een enkel woord slechts naar aanleiding van hetgeen voorkomt aan het slot van de tweede alinea, waar ik lees: De perceelen Brechtenpoort 1 en Daniels poort 9, waarvan de gebreken in het Verslag der Commissie van geneeskundigen enz. zijn beschreven, zouden wellicht nog in bewoonbaren toestand kunnen worden gebracht, doch alleen met zoo onevenredig hooge kosten, dat het niet aangaat, bij dergelijke woningen, die toch steeds gebrekkig zouden blijven, zulke ingrijpende veranderingen te gelasten." Mij dunkt, dat waar men veranderingen gelast, men eigenlijk zegtwij verklaren uw huis onbewoonbaar, tenzij gij die en die veranderingen wilt aanbrengen. Dat is dus een minder streng optreden dan wanneer het huis eenvoudig onvoorwaardelijk onbewoonbaar wordt ver klaard, al heeft de eigenaar ook dan recht met een plan van verbouwing te komen; want het blijft dan nog altijd de vraag, of zelfs met die verbouwing de woning bewoonbaar zal worden verklaard. Nu de Commissie meent dat met zekere veranderingen de woningen weder bruikbaar zouden zijn, nu komt het mij ook wenschelijk voor, dat den eigenaar wordt medegedeeld, dat, wanneer die veranderingen worden aangebracht, al zijn zij dan ook kostbaar de woningen weder bewoonbaar zullen zijn. Ik zou gaarne eenige nadere inlichting ontvangen waarom de Commissie deze zinsnede zoo heeft nedergeschreven, wellicht word ik daardoor overtuigd, dat de zienswijze der Commissie de juiste is. De heer Drucker. M. d. V. In het algemeen gesproken is de Commissie het natuurlijk met den heer Fockema Andrete geheel eens; er wordt den eigenaar altijd nog eene achterdeur opengela ten, wanneer hem gezegd wordt: gij kunt kiezen tusschen het aanbrengen van verbeteringen en de onbewoonbaarverklaring. Doch hier was het geval zóó, dat de Commissie had moeten aanraden het aanbrengen van zeer kostbare verbeteringen, ten bedrage wellicht van f 200 a 300; terwijl de woningen dan nog zouden blijven op de grens van onbewoonbaarheid, al ware het slechts om de zeer beperkte ruimte. Wij zagen er nu tegen op, tot de eigenaars te zeggen besteedt f 200 a 300 aan uw perceel, dan laten wij u voorloopig met rust, doch het gevaar blijft u boven het hoofd hangen, dat na een paar jaar bij een nieuw onderzoek wordt gezegd, dat de woning onbewoonbaar is. De Commissie heeft de zaak ook uit dit oogpunt met de beide eigenaars besproken, maar die toonden geen lust groote kosten te maken, terwijl na eenigen tijd eene andere commissie van onderzoek misschien weder zal zeggende woning is te klein en moet derhalve onbewoon baar worden verklaard. Wanneer men verbeteringen gelast van grooten omvang, dan moet de eigenaar, indien hij deze aanbrengt, ook eenige jaren met rust kunnen worden gelaten; anders moeten wij hem niet nopen tot het dóen van aanzienlijke uitgaven. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig de conclusie van het rapport. XVI. Verzoek van C. Henner, om het gebruik van het Gymnastieklokaal van de school 3e klasse n°. 4. (Zie Ing. St. n°. 235). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming toegestaan onder de voorgestelde voorwaarden. XVII. Voorstel tot toekenning van eene geldelijke toelage aan de weduwe van wijlen den agent van politie De Vries. (Zie Ing. St. n°. 224). De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb dit voorstel met groote vreugde begroeter is toch door onze stad een rilling gegaan bij het vernemen van de tijding, hoe een man, die zijn plicht deed, als een slachtoffer van dien plicht viel door het ver raderlijk mes van een door drank verhit persoon.-En aan medelijden met den verslagene paarde zich deernis met de weduwe, die hulpeloos achterbleef. »Daar moet de gemeente in voorzien" ging als één stem op. De gemeente heeft het gedaan. Dit juich ik toe. Ook de bepaling dat de voorgestelde toelage zal worden ingetrokken bij een eventueel huwelijk is billijk, maar daarbij heb ik mij de vraag gesteld, hoe zal ge handeld worden wanneer de vrouw nu eens niet wettig huwt, maar, om de toelage te blijven genieten, gaat samenwonen met een man. Ook dan zou zeer zeker de toelage dienen te vervallen; en gaarne zou ik vernemen of Burg. en Weth. geene regeling kunnen treffen om in dit geval te voorzien. De hoofdzaak echter waarom ik het woord heb gevraagd is deze. Mij komt de voorgestelde toelage van 4,50 werkelijk te klein voor. Dat is te weinig voor eene vrouw met twee kleine kinderen om van te leven, waarbij nog komt, dat de vrouw zooals ik heb gehoord aan toevallen lijdt en derhalve niet bijzonder geschikt is om zelf nog veel te verdienen. Ik zou dus gaarne voorstellen om die f 4,50 te verhoogen tot f 6 per week. De Voorzitter. Om met het laatste punt te beginnen er moet natuurlijk een grens zijn. Wij hebben voor oogen gehad, dat wanneer het voorstel tot pensionneering van de weduwen en weezen van gemeente-ambtenaren reeds was aangenomen, deze weduwe zou hebben gekregen ongeveer f 234. Nu zal zij krijgen, stellen wij voor, f 260, dus nog wat meer. Dat is niet voldoende, om behoorlijk van te leven, maar die vrouw zal er natuurlijk wel wat bij doen. En wat betreft het eerste punt, het is moeilijk daartegen te waken. Het gaat niet aan, iemand de controle op te dragen over het zedelijk gedrag van die vrouw; zelfs mag men van de veronderstelling niet uitgaan, dunkt mij, dat dit ooit noodig zou zijn. Wanneer die vrouw hertrouwt, dan zal zij weer, hopen we, een verzorger krijgen; anders komt een dergelijk huwelijk wel eens tot stand om die toelage. De heer Witmans. Mag ik even vragen, M. d. V., waar Ij zooeven noemde het bedrag van ƒ234, wanneer de pensionnee- ring voor weduwen en weezen in werking was is daarbij ook gerekend het pensioen voor de kinderen? De Voorzitter. Ja. De heer Witmans. Wanneer de pensioensregeling er was, zou men daarmede dus kunnen volstaan. Maar hier is een buitengewoon geval, dat zich nooit in Leiden heeft voorgedaan een man is in en door den dienst gesneuveld. Dan is er wel iets voor te zeggen, voor zoo'n achtergelaten weduwe iets bijzonders te doen. Daarom steun ik van harte het voorstel, haar minstens 6 te geven. De Voorzitter. De Raad is natuurlijk volkomen vrij. Maar er moet een grens zijn en wij hebben gemeend, dat daar de grens moet worden gelegd. De heer Witmans. Dan is toch de vraag, of eene vrouw met bijna twee kinderen kan leven van f 4,50? Kan die vrouw uit werken gaan en heeft zij niet reeds genoeg te zorgen voor de opvoeding van twee kinderen? De Voorzitter. Een boer weet nooit hoe een soldaat aan den kost komt. Die weduwe is zeer in beklagen krijgt er van den een of ander wellicht wat bij. Wij blijven van oordeel, dat wij een nogal ruim voorstel hebben gedaanniet dat die vrouw daarvan alleen zou kunnen leven. Het is wel waar wat U zegt: ik heb ook gehoord, dat die vrouw aan toevallen lijdt; maar dat maakt haar volstrekt niet buiten staat er iets bij te verdienen. De heer Pera. Mijne aandacht is ook op deze zaak gevallen, en zooverre ben ik het met den heer Sijtsma eensdat die toelage noodzakelijk wat hooger moet wezen. Maar dan moet daarbij toch ook in aanmerking worden genomen, dat de toe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 4