GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 113 ISeXKOKES STITKKES. N°. 242. Leiden, 15 October 1901. Bij de indiening der begrooting voor het volgende dienstjaar werd in de Memorie van Toelichting op Volgn. 101 een voor stel onzerzijds in uitzicht gesteld tot het aangaan eener vaste geldleening van 480.000, ter uitvoering van verschillende door U in de laatste jaren genomen leeningsbesluiten. Blij kens het door ons bij de indiening der rekening over het jaar 1900 gegeven overzicht (opgenomen aan het slot van art. 194 der Ingekomen Stukken van dit jaar) moest toch op '27 Juli van dit jaar (en daarin is sedert geen verandering ge komen) alsnog in een bedrag van ƒ475.325.705 door geldlee ning worden voorzien. Waren wij aanvankelijk van meening, dat het gewenscht was ook thans weder een 4 %'s leening aan te gaaneen nader onderzoek, naar aanleiding van een bespreking van dit onderwerp in een der secties van den gemeenteraad door ons ingesteld, heeft ons aangetoond, dat bij dentegenwoordigen stand der fondsenmarkt aan een 3% %'s leening de voorkeur be hoort te worden gegeven. Terwijl toch voor een 4 %'s geld leening op zijn allerhoogst een koers van 102% zou zijn te bedingen, is de gemeente in de gelegenheid gesteld een 3% %'s geldleening aan te gaan tegen den koers van 94% Bij eene leening van f 500.000 af te lossen in 60 jaar, betee- kent dit voor de gemeente een jaarlijksch voordeel van ƒ455. Ook deze leening kan weder door de gemeente worden af gesloten bij het Pensioenfonds voor Weduwen en Weezen van Burgerlijke Ambtenaren. Zou het wellicht mogelijk zijn, met zekerheid is daaromtrent evenwel niets te zeg gen, dat op de geldmarkt een 3% 's leening onzer gemeente zou kunnen worden geplaatst tegen den koers van 94% a 95%, ook in dat geval zou om de vele U bekende voordeelen, in ons voorstel van 21 December 1900 (opgenomen onder n°. 307 der Ingekomen Stukken van dat jaar) breedvoerig uiteengezet, eene leening tegen den koers van 94J bij het Pensioenfonds verre de voorkeur verdienen, Wij willen van die voordeelen de twee voornaamste nog kortelings hier in herinnering brengen: nagenoeg algeheele vrijdom van kosten, anders op een geld leening vallende, en de mogelijkheid om over de te leenen geldsomal naar de behoefte rijst, in den loop van het jaar 1902 bij gedeelten te beschikken. Laatstgenoemde bevoegdheid alleen kan reeds tot eene belangrijke besparing van rente leiden. Overigens zijn de aan deze geldleening te verbinden voor waarden geheel gelijk aan de in December van het vorige jaar gesloten leening van 400,000.Ook thans weder zal de verschuldigde rente eene vermindering ondergaan van wanneer op verlangen van het pensioenfonds de af te geven schuldbekentenissen door obligaties aan toonder zullen moeten worden vervangen. Ook de regeling der aflossing is, mutatis mutandis, en op de vroeger aangegeven gronden, geheel gelijk aan die van de vorige geldleening. De duur der leening is, als toen, 60 jaar. Eindelijk kan het bedrag, waarvoor de leening moet worden aangegaan bepaald worden op rond 500,000— Immers bij den koers van 94|-% zal dan juist ƒ472500.in de gemeentekas vloeien, dat is slechts 2825,705 minder, dan door geldleening moet worden gevonden. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering thans in overweging het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Leiden, gelet op de artt. 134 en 496 der gemeentewet, besluit: 1°. Met het Pensioenfonds voor Weduwen en Weezen van burgerlijke ambtenaren wordt de volgende overeenkomst aan gegaan Tusschen de gemeente Leiden, als geldneemster, contrac tante ter eener zijde, ten deze vertegenwoordigd door den Burgemeester Mr. Francois Was en den Secretaris Mr. Mau- rits Constantijn de Vries van Heyst, handelende krachtens het besluit van den Raad der Gemeente van 17 October 1901 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland bij hun besluit van en het Pen sioenfonds voor Weduwen en Weezen van Burgerlijke Amb tenaren, als geldgever, contractant ter andere zijde, ten deze vertegenwoordigd door den Directeur van evengenoemd fonds Jacob Carel Mulder is aangegaan een geldleening onder de volgende voorwaarden; 1°. Door de contractante ter eener wordt van den contrac tant ter andere tot den koers van 94a percent geleend eene som van 500.000.(zegge vijf honderd duizend gulden) tegen eene jaarlijksche rente van 3a percent. 2°. De jaarlijks verschuldigde rente zal door de contractante ter eener worden betaald ten kantore van den Rijks-betaal- meester te 's Gravenhage in twee gelijke termijnen verschij nende 2 Januari en 1 Juli van elk jaar, behoudens hetgeen in de volgende zinsnede omtrent de over 1901 en 1902 ver schuldigde rente wordt bepaald. De rente der in November of December van 1901 en in den loop van het jaar 1902 ter beschikking te stellen sommen van 90000.en ƒ410000.— wordt gerekend in te gaan op den 15en derzelfde maand of op den len van de maandvolgende op die, waarin de op neming plaats heeft, al naar die opneming plaats heeft in de eerste of tweede helft eener maand. 3°. Het bedrag der leening zal worden afgelost in 60 jaren, telkens op den 2en Januari volgens onderstaande tabel. 1902-1906 nihil. 1907-1911 5 X 6800.— 34000.- 1912-1916 5 X 7800.- 39000.- 1917-1921 5 X 8800.— 44000.— 1922—1926 5 X 9800.- 49000,— 1927-1931 5 X 10900 - 54500.— 1932-1936 5 X 11800.— 59000 1937-1941 5 X 10900.— 54500.- 1942—1946 5 X 9800.— 49000.- 1947-1951 5 X 8800.— 44000.- 1952—1956 5 X 7800.— 39000.- 1957-1961 5 X 6800.- 34000.— 500000.- 4°. Het sub 1°. genoemde bedrag wordt, voor zooveel de som van 90000.betreft, op een nader door contractant ter eener te bepalen datum in den loop der maanden November of December 1901, en voor zooveel de som van ƒ410000.be treft, bij gedeelten op nader tusschen partijen overeen te komen data in den loop van het jaar '1902, door den contrac tant ter andere, na ontvangst van de schuldbekentenissen, ter beschikking van de contractante ter eener gesteld door middel van assignatiën, betaalbaar ten kantore van den Rijks-betaal meester te 's Gravenhage, respectievelijk tot de sommen van 90000.(negentig duizend gulden) en van zoodanige be dragen, als nader door partijen zullen worden overeengekomen, gezamenlijk uitmakende de hiervoren gemelde som van 500000.(vijf honderd duizend gulden). 5°. De contractante ter eener is bevoegd telkenjare op 2 Januari en 1 Juli een grooter bedrag af te lossen dan bij sub 3°. is bepaald. De sommen, welke boven de sub 3° vermelde aflossingsbedragen worden terugbetaald, zullen worden afge schreven van de laatste termijnen der periodieke aflossing. 6°. De contractant ter andere bedingt en de contractante ter eener stemt toe, dat de af te geven schuldbekentenissen te allen tijde inwisselbaar zullen zijn tegen obligatiën aan toonder, groot 1000 en in geval van vervulling dezer voor waarde door den contractant ter andere genoegen zal worden genomen met een jaarlijksche rente van 3f percent, welke verlaging van rente zal ingaan op den len Januari of op den len Juli volgende op den dag van de inwisseling der schuldbekentenissen. De kosten hierdoor veroorzaakt komen ten laste van de contractante ter eener. 7°. Indien de contraetante ter eener nalatig is in de betaling van eenige der in sub 2° vermelde termijnen, zal door haar over het bedrag daarvan en over den tijd der nalatigheid aan den contractant ter andere eene vergoeding verschuldigd zijn, berekend tegen vijf ten honderd 'sjaars. Zij zal in gebreke zijn door het enkel verloop van den bepaalden termijn, zonder in gebreke stelling. 8°. De contractant ter andere blijft geheel vrij, om, indien eenige rente- of aflossingstermijn niet op den bepaalden tijd mocht worden betaald, alle zoodanige maatregelen te nemen tot behoud van zijne rechten of verhaal van zijne vorderingen als de wet te zijner beschikking stelt en hem noodig of nuttig zullen voorkomen. 9°. Deze overeenkomst zal in duplo aan de registratie worden onderworpen door en ten koste van de contractante ter eener, die ook de kosten der zegels moet betalen. Aldus in dubbel opgemaakt te 's-Gravenhage Leiden den '1901. den 1901 Directeur van het Pensioen- Burgemeester fonds voor Weduwen en Wee zen van Burgerlijke Ambtenaren. Secretaris. 2°. Het bedrag van rente en aflossing van de sub. 1°. be doelde leening wordt jaarlijks op de begrooting gebracht en uit de inkomsten der gemeente bestreden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen 8c Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 1