92 oordeel zijn, dat een wijziging in de regeling der jaarwedden niemand in zijn recht op hetgeen hem eenmaal is toegekend, mag verkorten. In zooverre zou dus het boven volgens de nieuwe regeling aangegeven totaal bedrag in normale omstan digheden eene vermindering ondergaan. (Dr. Rutten zou dan slechts 600.— genieten). Daarentegen hebben wij voor de volledigheid der vergelijking voor Dr. Vuijck de verhoogde wedde in rekening gebracht, hoewel deze daarop als tijdelijk leeraar nog geen aanspraak zou kunnen maken, maar omdat voor deze vaste betrekking onder normale omstandigheden het verhoogde bedrag zou be- noodigd zijn. Den heer Breuning hebben wij op het tweede gedeelte der lijst geplaatstomdat de door hem waargenomen tijdelijke betrekking, op deze wijze vervuld, altijd een even hooge uitgave zal vereischcn en dus in het eindcijfer geen wijziging brengt. Wij geven Uwe Vergadering thans in overweging in beginsel te beslissen, dat de regeling der jaarwedden, geldig aan de Rijks Hoogere Burgerscholenmet 1 Januari '1902 ook aan onze Hoogere Burgerschool voor Jongens zal worden ingevoerd. Is in dien zin door U besloten, dan zullen wij nog vóór het einde van dit jaar een nieuwe verordening bij Uwe Vergadering indienen, ter vervanging van die van .1 April 1897 (Gem.Blad n°. 8), waarbij dan tevens zal kunnen worden overwogen of en in hoeverre het wenschelijk of billijk moet worden geacht ook in de wedden van de leeraren in teekenen en gymnastiek wijziging te brengen, terwijl bij de vaststelling van de aan staande begrooting bij Volgnr 122 reeds rekening zal kunnen worden gehouden met de hoogere eischen, welke de gewijzigde verordening aan de gemeentekas zal stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 4 Mei 1901. Wij wenschen Uwe aandacht te vestigen op de bij de laatste Staatsbegrooting aangenomen en, naar wij meenen, ook reeds in werking getreden nieuwe regeling der traktementen aan de Rijks Hoogere Burgerscholen, waarvan het ontwerp in nevens gaand stuk (dat wij gaarne terug ontvangen) is afgedrukt. Deze regeling, die voldoet aan een lang gekoesterden en her haaldelijk uitgesproken wensch, schijnt ons in vele opzichten gelukkig en aanbevelenswaardig. Inzonderheid achten wij het een voordeel, dat zij vier verschillende verhoogingen kent, waarvan de eerste en tweede onderscheidenlijk na 4 en na 8 jaar, de derde en vierde eerst na 13 en na 18 jaar ingaan, en wel bij gebleken geschiktheid en behoorlijke plichtsbetrach ting. Immers door deze, minder snel op elkaar volgende, doch meermalen herhaalde verhoogingen worden niet alleen de leeraren, die geruimen tijd aan eene school werkzaam zijn ge weest, daaraan ook geldelijk nauwer verbonden, hetgeen een overgang naar eene andere school minder waarschijnlijk maakt; maar ook krijgen zij daardoor op een leeftijd, waarop de werk kracht dikwijls reeds een weinig begint te verflauwen, en bovendien de gehuwden zich ter wille van de opvoeding hun ner kinderen meerdere uitgaven moeten getroosten, eene niet te versmaden verhooging hunner inkomsten. Nu deze regeling eenmaal voor alle Rijks Hoogere Burger scholen ingevoerd is en ook te Amsterdam en Rotterdam in de laatste jaren de bezoldigingen verhoogd zijn, achten wij het gewenscht, dat ook onze gemeente, die toch niet achter mag staan bij die kleinere steden, waar Rijks Hoogere Bur gerscholen gevestigd zijn, de traktementen op denzelfden of dergelijken voet brengt. Geschiedt dit niet, dan vreezen wij dat niet alleen enkele onzer meest ervaren leeraren vroeger of later door eene hoogere bezoldiging naar elders gelokt wor den, maar ook bij volgende vacaturen het getal en het gehalte der sollicitanten zal dalen en wij dus niet meer de keus zullen hebben uit de beste of althans de zeer goede leeraren van elders, gelijk toch eene stad als Leiden behoort te verwachten. Het lieist zouden wij derhalve de regeling der Rijksscholen overgenomen zien, met eene overgangsbepaling, die de enkele bij de tegenwoordige verordening hooger bezoldigde leeraren voor achteruitgang behoedde, en wellicht met eene kleine wijzigingwaardoor de schommelingen, verbonden aan de af wisseling van het getal lesuren tengevolge van de al of niet splitsing der klassenvoorkomen of gematigd worden. Doch ook eene andere regeling, meer bij de thans bestaande zich aansluitendeis denkbaar; t. w. eene zoodanigewaarbij aan de twee door de verordening toegekende verhoogingen twee nieuwe worden toegevoegd. Indien Uw College in 't algemeen de verwezenlijking dezer denkbeelden wenschelijk en mogelijk acht, zullen wij over de bijzonderheden daarvan gaarne in nader overleg treden. Dan zal mede moeten worden overwogen in hoeverre de billijkheid eischt dezelfde of eene dergelijke regeling (zij 'took met andere getallen als grondslag, doch verder op dezelfde leest geschoeid), ook voor onze Hoogere Burgerschool voor Meisjes in te voeren. Be Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs H. A. Lokentz, Voorzitter. J. W. Muller, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. BIJLAGE. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon., NAMEN. Aantal les uren. Aantal dienst jaren in 1902. op Yolgn. 1221. BEDRAG DER BEZOLDIGINGEN OVER 1902. Yolgens de bestaande regeling. op Yolgn. 122VI Totaal. Yolgens de yoorgestelde regeling. AANMERKINGEN. Dr. J. L. Andreae Dr. B. J. Goossens Dr. Th. B. van Wettum W. Massink Dr. J. W. Lom Dr. L. Vuyck (tij del.) Mr. P.M. von Baumhauer C. J. Leendertz J. Kunst W. Draayer P. Werkman J. de Josselin de Jong. J. A. M. Rijk C. van der Waals Dr. G. M. Rutten. G. M. Kosters C. A. Bader Ph. de Vries C. Ilenner H. H. Breuning (tijdel.) 20 20 26 24 16 10 22 26 24 28 24 26 4 22 23 23 13 9 3 18 18 11 10 25 18 10 15 2 3800.— 2300.— 2400.— 2400.— 2400.— 1300.— 1200.— 2500 2400.— 2400 2400 2400.— 2400.— 500.— 1200.— f '200. 100. 200.— 400.— 200.— 3800 2300.— 2400.— 2600.— 2400.— 1300.— 1200.— 2600.— 2600.— 2400.— 2800.— 2400.— 2600.— 500.— 1200.— jLeeraren, niet in de voorgestelde regeling begrepen. Totaal 1800. 240.— 100.— 40.— 400.— 34580.— f 1100.— f 35680. 1800.— 240.— 100.— 40.— 400.— 4000.— 2700.— 2700.— 2753.33 2500.— 1700.— 1766.67 2820.— 2600.— 2500.— 3180.— 2738.33 2600.— 500.— 1200.— 1800.— 240.— 100.— 40.— 400.— f 38858.33 Zouals tijdelijk leeraar, slechts ƒ1300.— kun nen ontvangen. Zouvolgens de nieuwe regeling, feitelijk slechts 600.— kunnen ont vangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 2