DONDERDAG 18 JÖL1 1901. 107 IX. Suppletoire begrooting en Staat van af-en overschrijving, beide dienst 1900, van het Fleilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n°. 180). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. X. Voorstel tot uitgifte van permissiën voor het jagen op waterwild op de Vroonwateren. (Zie Ing. St. n°. 182). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. XI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de vol doening van betalingstermijnen van de werken voor het openbaar slachthuis en het Sanatorium Rhijngeest. (Zie Ing. St. n°. 183 en 184). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. XII. Voorstel in zake de vervanging van den tijdelijken Ingenieur bij gemeentewerken door een buitengewoon hoofd opzichter bij den bouw van het openbaar slachthuis en van het Sanatorium Rhijngeest. (Zie Ing. St. n°. 175). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIII Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om goedkeuring van een door haar uit te voeren werk. (Zie Ing. St. n°. 180). De heer de Lange. M. d. V.! Ik wensch te beginnen met mijne afkeuring uit te spreken over de handelwijze van de Leidsche Duinwatermaatschappij, die eenige dagen achtereen de volgende advertentie in het Leidsche Dagblad deed plaatsen: ))De Leidsche Duinwatermaatschappij bericht dat door het y>onmatig gebruik van het duinwater tijdens de tegenwoor dige groote droogte de druk zeer vermindertwaarom zij beleefd dare verbruikers uitnoodigt, lot een gepast, maar spaarzaam «gebruik. De Directeur (get.) Mr. W. VAN DER VLIET. Door die advertentie legt de Maatschappij de schuld van het niet in behoorlijke mate leveren van water op de ver bruikers, terwijl zij zelve de schuld daarvan draagt, zij het ook door, door de maatschappij niet voorziene,omstandigheden. In het adres van de Maatschappij aan den Raad erkent zij ook dat de schuld niet bij de abonnenten moet gezocht worden; in dat adres toch lezen wij y>datop eens en door een Donverwachten samenloop van omstandigheden het ter beschik- Dking zijnde duinwater niet voldoende is gebleken voor het gebruik harer abonnenten.'" Nu vestig ik de aandacht er op, dat de gemeente Leiden behoort tot die gemeenten waar het gebruik van water per hoofd zeer matig is. Dit bedraagt hier gemiddeld ongeveer 54 liter per inwoner en per dag; wij zijn dus geen verkwisters maar zeer spaarzame verbruikers. Wat het voorstel zelf betreft, wensch ik aan Burg. en Weth. te vragen, of de gemeente nu werkelijk waarborgen heeft, dat door de werken, die de Duinwatermaatschappij wil doen uitvoe ren, ook zal voldaan kunnen worden aan de concessie-voorwaar den, dat er n.l. voor de waterverbruikers voldoende water zal voorhanden zijn. Ik lees in het voorstel van Burg. en Weth. »Op grond van het bovenstaande en onder mededeeling dat de »Commissaris der Gemeente bij de Duinwatermaatschappij »ons verklaard heeft zich ten volle met de uitvoering van het »werk te kunnen vereenigen, geven wij U in overweging «daaraan Uwe goedkeuring te verleenen." Nu respecteer ik den heer Verhey van Wijk, den Commis saris der gemeente, zeer als fabrikant en financier, maar hij zelf zal het mij niet euvel duiden, wanneer ik niet in hem zie den technicus-adviseur in zake waterleiding-werken. In het voorstel van 5 October 1898 werd uitgesproken dat wanneer de daarbij voorgestelde werken door de maatschappij waren uitgevoerd, er geen kwestie van zou zijn, of wij hadden voor langen tijd genoeg water, maar dit blijkt een groote misrekening te zijn geweest. Laadt nu het gemeentebestuur niet eenige ongewenschte en onnoodige verantwoordelijkheid op zich, wanneer het op gezag van den gemeente-Commissaris dit plan goedkeurt, waardoor, zooals de Maatschappij beweert, de waternood zal weggenomen worden. Was het niet veel wenschelijker'geweest als de gemeente, nu eenmaal volgens de overeenkomst van 1894 de Maatschappij zich verbonden heeft geen werken uit te voeren, dan nadat de Raad daaraan zijne goedkeuring heeft verleendde hulp had ingeroepen van deskundigen op het gebied van waterleidingen, om de plannen, door de Maat schappij ingediend, beter te kunnen beoordeelen? De Voorzitter. Wat den vorm der advertentie betreft, die was eenigszins gemotiveerd door de zeer sterke toeneming van het waterverbruik, want terwijl dit bijv. den 5den Juli bedroeg 3000 M3, was het den volgenden dag, een Zaterdag, in eens gestegen tot 4500 M3. De inkleeding van de advertentie had anders kunnen zijn, dat geef ik "toe, maar daar de Directie zelve volmondig erkent, dat zij niet voldoende water heeft geleverd is de advertentie meer een quaestie van vorm. Of wij nu, wanneer de voorgestelde werken zijn uitgevoerd, daarin een waarborg zullen hebben, dat er steeds voldoende water zal zijn dat is niet zoo dadelijk uit te maken, zelfs al had men een deskundig advies. In i898 is bij het maken van de toen voorgestelde werken de voorlichting van deskun digen gevolgd, en op dat deskundig advies meende men te mogen aannemen, dat het voorgestelde werk goed was. Maar wat in Delft en den Haag voldeed, faalde hier en juist dit is Me reden, dat wij nu gebrek aan water hebben. Toen den lOden Juli onvoldoende toevoer van water plaats had, hebben Burg. en Weth onmiddellijk den heer van Spall bij zich doen komen, en deze heeft ons omstandig op de hoogte gesteld en eerlijk en onomwonden de oorzaak mede gedeeld. Burg. en Weth., den ernst van den toestand beseffende, hebben den Directeur den heer van der Vliet, uitgenoodigd den volgenden dag in de Vergadering van Burg. en Weth. te komen om den toestand te bespreken. De heer van der Vliet heeft den onvoldoenden wateraanvoer erkendde oorzaak daarvan uitgelegd, en medegedeeld, dat onmiddellijk maat regelen genomen waren om meer water te krijgen; voorts, dat ten spoedigste zou worden aangevangen het bestaande kanaal n°. 2, met G00 meter te verlengen. De heer van der Vliet heeft ons verzekerd, dat zoodra dat werk zou zijn tot stand ge komen en de noodige putten werden gemaakt, het zoo goed als zeker was, dat Leiden genoeg water zou hebben. Voor alle zekerheid zijn wij daarop zelf naar Katwijk gegaan om den toestand op te nemen, en te zien wat er reeds ge daan was. Wij hebben de overtuiging gekregen, dat bij eene verlenging met 600 Meter, er zeker in de eerste twee jaren geen watergebrek te vreezen is. Dit zijn bovendien slechts voorloopige werken, want de heer van der Vliet hoopt zoo spoe dig mogelijk nog andere plannen in te dienen voor eene definitieve verbetering, waardoor zelfs voor tientallen van jaren voor onvoldoenden toevoer van water niet te vreezen zal zijn. Wat, nu wordt voorgesteld dient om de eerste twee jaren in het watergebrek te voorzien en in dien tijd is er ruimschoots gelegenheid om verdere plannen bij den Raad in te dienen. Burg. en Weth. hebben geen enkele reden om te vreezen dat de nu voorgestelde werken, die aansluiten aan den be- staanden toestand, niet het gevolg zullen hebben dat men er zich van voorstelt, en wij achten het geheel onnoodig om daaromtrent nog deskundig advies in te winnen, wat alleen oponthoud kan veroorzaken. Voor zoover mij bekend is, zijn er maar twee stelsels om water uit de duinen te bekomen: het stelsel van geperforeerde buizen en het stelsel van open diepwaterleiding en Nortonbuizen. In 1898 heeft men op ad vies van de deskundigen het stelsel van geperforeerde buizen gevolgd, dat evenwel tot gevolg heeft gehad, dat wij nu lijden aan onvoldoenden toevoer van water. Gold het hier nu een werk van grooten omvang, dan zou wellicht het advies van een of meer deskundigen wenschelijk zijn, maar het werk is van betrekkelijk kleinen omvang en slechts eene herhaling van hetgeen waarbij men zich vroeger steeds goed heeft be vonden. De heer de Lange. M. d. V.Het doet mij genoegen te vernemen dat Burg. en Weth. persoonlijk zich te Katwijk op de hoogte hebben gesteld, zoodat wij niet alleen hebben af te gaan op de verklaring van den Commissaris der gemeente. En aangezien er in het College van Burg. en Weth. een lid is, die eenigszins tot de deskundigen mag gerekend worden geeft mij dit des te meer vertrouwen. Ik heb ook niet het voornemen gehad een deskundig praeadvies te vragen, maar ik heb slechts een nadere verklaring van Burg. en Weth. gewenscht, op welken grond zij zich met de door de Maat schappij voorgestelde maatregelen konden vereenigen. Wat de advertentie betreft, het spijt mij dat U die nog eenigszins in bescherming hebt genomen. Art. 2 van de Con cessievoorwaarden zegt: y>De Concessionarissen verbinden zich «er voor te zorgendat het uit Katwijk door de gemaakte y>werken aangevoerde duinwater steeds in voor de verbruikers woldoende hoeveelheid en zuiver aanwezig zij." Aan die voorwaarde heeft de Maatschappij vanaf 10 Juli tot heden toe niet voldaan. Den 13den Juli was het waterge brek zoo groot dat gedurende eenige uren er op de boven verdiepingen niets geen water uit de tapkranen kwam. Een beroep op het groote verbruik des Zaterdags is een zwak ar gument, want het is een gewoon verschijnsel dat's Zaterdags liet meeste water gebruikt wordt. Het cijfer van het gemid-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3