GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 85 IHrCiEKOIIEN STI li li I]A'. N°. 186. Leiden, 16 Juli 1901. Bij nevensgaand adres verzoekt de Leidsche Duinwater- maatschappij uwe goedkeuring op het door haar voorgenomen werk tot. verlenging van kanaal II met G00 meter. De Directie wenscht onmiddellijk tot de uitvoering van dat werk over te gaan, omdat zij zich, zooals reeds bij onze publi catie van 12 Juli j.l. aan de ingezetenen werd medegedeeld, door een samenloop van omstandigheden genoopt heeft gezien den druk tijdelijk te verminderen. De werken toch, door de maatschappij ingevolge de door U bij Raadsbesluit van 13 October 1898 (in het adres staat abusievelijk 20 October 1899) verleende goedkeuring (zie Ingek. Stukken n°. 231) uitgevoerden waarvan destijds een ruime toevloeiing van water voor een reeks van jaren werd verwacht, hebben zooals uit het thans ingediend adres blijkt, niet aan de verwachting beantwoord. De Directie heeft het daarom voorzichtig geacht, in ver band met de groote droogte en het veel grooter waterver bruik tijdens de zomermaanden, den druk tijdelijk te verminderen, daarbij rekening houdende met de mogelijkheid, dat de droogte wel eens geruimen tijd zou kunnen aanhouden. Zelf inziende evenwel, dat deze toestand, waarin de abonnenten niet in die mate over water kunnen beschikken, als zij gewoon zijn, niet langer kan en mag voortduren, dan strikt noodzakelijk is, heeft zij zich in een onderhoud met ons college onmiddellijk bereid verklaard al die werken uit te voeren, waardoor voor- loopig en zoo spoedig mogelijk weer op alleszins voldoende wijze in de behoefte aan water kan worden voorzien, in afwachting van een grooter, meer afdoend plan, dat weder voor jaren de beschikking over een behoorlijke hoeveelheid water zal ver zekeren, en waarop binnenkort de goedkeuring Uwer Ver gadering zal worden aangevraagd. Inmiddels zijn door de maatschappij reeds de noodige voor bereidende maatregelen getroffen, welke haar in staat zullen stellen onmiddellijk na verkrijging uwer goedkeuring tot de uitvoering van dit werk over te gaan. Op grond van het bovenstaande en onder mededeeling dat de Commissaris der Gemeente bij de Duinwatermaat schappij ons verklaard heeft zich ten volle met de uitvoering van het werk te kunnen vereenigen, geven wij Uwe Ver gadering in overweging krachtens het bepaalde bij art. 5 van de d.d. 2 Augustus 1894 met de maatsshappij gesloten over eenkomst, daaraan uwe goedkeuring te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Leidsche Duinwater-Maatschappij dat rekwestrante is gebleken dat bij voortdurend gebruik van den geperforeerden buis, dien zij ingevolge Uwe vergun ning dato 20 October 1899 No. 1309 in kanaal I gelegen heeft, niet aan het beoogde doel heeft beantwoord, ofschoon die wijziging in de wateraanvoer door vele deskundigen haar als de beste was aangewezen; dat zij bij het vermeerderd gebruik van duinwater in de Gemeente plannen, proeven en boringen heeft laten maken en doen om aan den Raad ingevolge art. 5 der dading van 2 Augustus 1894 een plan voor te leggen, waardoor zij in staat zouden gesteld zijn de verzekering te geven dat altijd ten minste voor verscheidene tientallen van jaren genoeg en voldoend duinwater aan de Gemeente Leiden zou kunnen worden geleverd; dat gedurende het nemen dezer proeven en vóór dat rekwes trante U een volledig plan en voorstel zouden worden over gelegd, op ééns en door onverwachte samenloop van omstan digheden het ter beschikking zijnde duinwater niet voldoende is gebleken voor het gebruik harer abonnenten; dat deze toestand zoo spoedig mogelijk moet ophouden en rekwestrante voor het oogenblik en in afwachting van het aan Uw oordeel te onderwerpen groot en afdoend plan; dadelijk wenscht over te gaan om het kanaal II zes honderd meters te verlengen; dat zij overtuigd is dat die uitbreiding, die met den grootsten spoed zal worden gemaakt, voldoende water zal opleveren, om aan al hare verplichtingen te kunnen voldoen. Redenen waarom rekwestrante eerbiedig U vraagt haar de noodige vergunning te willen verleenen om dadelijk tot de uitbreiding van kanaal II met zes honderd meters over te gaan, terwijl de noodige gelden daartoe bij de rekwestrante aanwezig zijn. 't Welk doende, UEd. dw. dienaar, Leiden, 13 Juli 1901. W. Van der Vliet, Dir. No. 187. Leiden, 17 Juli 1901. Tegen de goedkeuring van het bij nevensgaand adres dooi de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werk manswoningen ingediend plan voor den aanleg van de 2e Kooi straat, op het terrein genaamd »de Kooi", bestaat noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons college bezwaar. Waren wij aanvankelijk met die commissie van oordeel dat moeielijk met een straatbreedte van 8 Meter kon worden genoegen genomen, nu de tuintjes der aan die straat te bouwen huizen, in afwijking van het voor de le Kooistraat goedgekeurd stratenplan (zie Ingek. Stukken van 1899, n°. 46) een lengte van 7 in stede van eene van 7' /2 Meter zullen erlangen, na de nader door de Vereeniging bij hare missive van 8 Juli gegeven ophelderingen, kunnen zoowel de Commissie van Fhbricage als ons college zich met die straatbreedte vereeni gen. Daaruit toch blijkt, dat alléén in dat geval ook het laatste blok der na verloop van tijd op het terrein te bou wen huizen op den vasten bodem zal kunnen worden opge richt. En of nu de tusschenruimte' tusschen de achterzijden der huizen 15 dan wel 14 Meter bedraagt, maakt niet zulk een overwegend verschil, om alleen daarom aan dit plan uwe goedkeuring te onthouden. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering dus in overweging goed te keuren het door de vereeniging ingediend plan voor den aanleg der 2e Kooistraat, met be paling van de hoogte dier straat op 25 cM. -t- N. A. P. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. geeft met den verschuldigden eerbied te kennen de Vereeni ging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen te Leidendat zij gaarne van den Raad de goedkeuring zoude verkrijgen van het plan van aanleg der 2e Kooistraat op het terrein genaamd »de Kooi" alhier overeenkomstig bijgevoegd plan. De breedte der straat zal zijn acht Meter, terwijl zij evenwijdig zal loopen aan de '1e Kooistraat. Hetwelk doende enz. Namens de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen te Leiden, P. A. Tichelaar, Secretaris. N°. 188. Leiden, 23 Juli 1901. Zooals u bekend is, is de gemeente in de gelegenheid zich door aankoop den eigendom te verschaffen van de gebouwde en ongebouwde perceelen, gelegen langs de Binnenvestgracht bij de Oude Heerengracht, kadastraal bekend onder Sectie A Nis. 874, 875, 87G, en 787, ter gezamenlijke grootte van 19 A. 96 cA., voor den prijs van f 10750,— benevens de kosten van overdracht. Bedoelde perceelen grenzen onmiddellijk aan de steenen- klopperij der gemeente en aan de gemeentelijke zweminrichting. Een gedeelte er van zou aanstonds bij de steenenklopperij kunnen getrokken worden, aan wier uitbreiding, ook in ver band met de onvoldoende ruimte op de stadstimmerwerf, steeds meer behoefte ontstaat voor de berging van materialen. Het is vooral daaromdat de Commissie van Fabricage den aankoop zeer gewenscht acht, ten gevolge waarvan de steenen klopperij behoorlijk zou kunnen worden afgerond. En voor zoover de gemeente voor het aan te koopen ter rein nog geen bepaalde bestemming heeft, behoeft ook dit haar niet van den aankoop te weerhouden, omdat de Com missie van Fabricage verwacht dat inmiddels van het terrein en de daarop staande gebouwen, in verband met den koop prijs, een behoorlijke opbrengst zal kunnen worden getrokken. De gelden, voor den aankoop benoodigd en welke met inbegrip der kosten 11072,50 zullen bedragen, zullen uit den aard der zaak uit geldleening moeten worden gevonden. Onder mededeelingdat wij ons geheel met de door de Com missie aangevoerde gronden kunnen vereenigen geven wij U in overweging te besluiten: 1°. tot den aankoop van de perceelen aan de Binnenvest gracht, bij de Oude Heerengracht, kadastraal bekend onder- Sectie A Nis 787, 87G, 875 en 874, ter gezamenlijke grootte van 19 A. en 96 cA. voor den prijs van ƒ10750,benevens de kosten van overdracht ad 322,50; 2°. tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat te bedrage van ƒ11072,50. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 1