102
DONDERDAG 20 JUNI 1901.
ook veel beperkter zijn. Wanneer men van den Directeur
alleen verlangt dat hij onderzoekingen doet in het laboratorium,
zal men veel gemakkelijker een geschikten persoon vinden, die
dat aangenaam vindt, maar die misschien geen lust heeft
zulk een betrekking te aanvaarden, als hij ook zelf de winkels
zou moeten afloopen om monsters te trekken, en daardoor tijd
zou missen om onderzoekingen te doen, waarop hij prijs stelt.
Wat nu nog betreft de wijze, waarop de heer den Houter
zich de zaak voorstelt, mij dunkt, dan zullen wij krijgen
monsters, niet getrokken door den Directeur, maar door den
man, wiens monster onderzocht wordt. Want of de Directeur
al zegt: ga naar dien of dien winkel en haal een monster olie,
degeen, die verkeerde waar levert en alleen voor zulken is
het toezicht noodig heeft het in zijne macht, een monster
goede olie mee te geven.
Geheel anders zal het zijn indien de keurmeester, die daar
komt, op eigen autoriteit zegt: van wat daar staat moet ik
een monster hebben. En hij moet althans eenige reden hebben
om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de waar, waarvan
hij een monster meeneemt; anders doet de Directeur te veel
onnut werk.
De heer den Houter. Voorop wil ik stellen, en dat kan
misschien van belang zijn dat de treurige ervaring, dezer
dagen speciaal met een opperkeurmeester gedaan, allerminst
van invloed is op mijn voorstel. Het is misschien noodig dat
te zeggen, want ik heb daaraan in het geheel niet gedacht.
Wat wij wenschen, is den dienst voorzichtig te beginnen en
populair te maken. Een voorname taak voor dien ambtenaar
zal het later zijn dat de keurmeester ook toeziet op de zinde
lijkheid en reinheid van winkels en waren. En onze verordening
zal hem nu eigenlijk niet zooveel macht in handen geven.
Daarom deed ik mijn voorstel, dat het beter is eerst eens af
te wachten, en daarna te zeggen, na twee jaren bijv.: nu
kunnen wij aanstellen een goeden keurmeester met eene goede
instructie.
De heer Fockema Andrese zegt, dat de winkelier den agent
in handen kan stoppen wat hij wil. Maar dat kan niet, want
de agent zegtgeef mij uit dien bak, dat vat en dien ton, en
daarmede alleen stelt hij zich tevreden. De heer Fockema
Andrese zegt ook, dat dan dikwijls zal worden onderzocht wat
goed is. Welnu, de keuring geeft toch ook nut door preven
tief te werken. En evengoed kan het zijn, dat van slechte
waar de keurmeester, op eigen knapheid vertrouwende, zegt
dat is goed. Dat de directeur op de straat zou moeten loopen,
is mijn bedoeling niet; maar daarentegen zeg ik, dat waar
schijnlijk een assistent noodiger is.
De Voorzitter. Die assistent is nooit een groot voordeel
voor de gemeenteen daarbij, alle studenten op het laboratorium
zijn assistenten, tk heb er niet zooveel verstand van als de
heer Den Houter, maar ik weet, dat prof. Wijsman dit werk
met hart en ziel doet. Hij doet voor onze gemeente heel wat
en wij mogen ons gelukkig prijzen, dat het onderzoekings
bureau kan worden gevestigd in het laboratorium van de
Rijks-universiteit. En ik weet zeker, dat hij er sterk op aan
dringt, dat er een keurmeester is; dat is alles behandeld
tusschen den heer Wijsman en de commissie voor de huis
houdelijke verordeningen. Wij hebben de proef' genomen en
het is gebleken, dat keuring absoluut noodig is. En nu spreekt
het toch vanzelf, dat als wij hebben een keuringsdienst, ook
een keurmeester noodig is. Onder prof. Wijsman, die op het
laboratorium is, is noodig een man, die ook warenkennis heeft
en alvast keurt in den winkel. Wij zouden dus de geheele in
richting verzwakken, indien wij niet voldeden aan het verlangen
van prof. Wijsman. Ik zou er tegen wezen, geen keurmeester
aan te stellen.
De heer Fockema Andreae. Ik vermoedde wel, dat de heer
den Houter den Directeur niet de straat op wilde zenden.
De heer den Houter zegt dat de agent van politie, door den
Directeur gezonden, moet vragen: geef mij olie uit dien bak.
Maar hoe komt die agent aan de wetenschap, dat hij juist
olie uit dien bak hebben moet. Daarvoor moet er juist een
keurmeester wezendie eenig verstand van de zaak heeft.
Het is ook minder onaangenaam voor een winkelier, een
keurmeester in zijn winkel te krijgen dan een politieagent.
Dat een agent in een winkel komt om iets te onderzoeken
wordt eerder eenige schande geacht dat een keurmeester
komt, niet.
De heer den Houter. Het is niet noodig dat er een agent
komt in uniform. Hij kan ook in politiek zijn, en dat is toch
geen schande voor een winkelier. Verder wilde ik vragen: is
tusschen U en den heer Wijsman bepaaldelijk het al of niet
aanstellen van een keurmeester besproken?
De Voorzitter. Het geheele plan is besproken. De heer
Wijsman vindt het ook noodig dat er een keurmeester is.
Overal is een keurmeester, in Rotterdam, enz., terwijl U zelf
zegt dat het ook wel noodig zal zijn. Ik meen dat iedereen
moet inzien, dat een keurmeester bepaald onmisbaar is bij
een dergelijken dienst.
Maakt U er een voorstel van geen keurmeester te benoemen
De heer den Houter. Neen, als prof. Wijsman zoo sterk
voor een keurmeester is, wensch ik niet tegen het advies van
prof. Wijsman mijn voorstel te handhaven.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XXXIV. Vaststelling van de verordening op de keuring van
eet- en drinkwaren.
(Zie Ing. St. n°. 156).
Beraadslaging over art. 1, luidende:
«Het, is verboden eet- of drinkwaren ten verkoop te hebben,
te verkoopen, rond te brengen of af te leveren, die hetzij
ondeugdelijk van samenstelling zijn, hetzij ten gevolge van
bederf, vermenging met schadelijke bestanddeelen of eenige
andere oorzaak, in ondeugdelijken toestand verkeeren."
De heer de Lange. Ik zou gaarne van Burg. en Weth. ver
nemen wat zij in deze verordening verstaan onder eet- en
drinkwaren, die «ondeugdelijk van samenstelling zijn". Mijns
inziens wordt de keuring ingevoerd omdat gezorgd moet
worden voor de volksgezondheid, zoodat dus geweerd moet
worden wat voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen
bevat. Daarom is de omschrijving «ondeugdelijk van samen
stelling" m. i. te ruim. Het is er toch bv. niet om te doen om
winkeliers, die cacao verkoopen vermengd met aardappelmeel,
tot 6 dagen gevangenisstraf te doen veroordeelen. Zulk een
oneerlijke handeling heeft toch met de volksgezondheid niets
te makenals een melkboer melk verkoopt, waarvan hij vooraf
de room afschept, heeft dat evenmin met de volksgezondheid
iets te maken, hoe afkeuringswaardig de handeling ook op
zichzelve is. Daarom zou ik willen voorstellen de woorden
«ondeugdelijk van samenstelling" te vervangen door: voor de
gezondheid schadelijk.
De Voorzitter. Dat is de conclusie, die er uit te trekken
is; het moet ondeugdelijk van samenstelling zijn, dan is het
schadelijk voor de gezondheid. Wordt aan de menschen melk
verkocht, maar krijgen zij geen melk maar slootwater b. v.,
dan is dat voor hunne gezondheid schadelijk.
De heer de Lange. Wanneer het water niet deugt, dat er
bij gedaan wordt, dan is de waar zeker schadelijk voor de
gezondheid. Maar mijne vraag is: moet het Gemeentebestuur
zich bemoeien met waren, die, hoewel niet ongeschikt zijnde
voor het verbruik, toch niet voldoen aan de eischen van goede
handelswaren; of moet het toezicht zich beperken tot wat
voor de gezondheid schadelijk is? Ik meen het laatste, omdat
het andere te groote bemoeizucht wordt van de zijde van het
Gemeentebestuur.
De Voorzitter. Laat ik hierop wijzen, dat het enorm
moeilijk is geweest dit artikel te redigeeren; men blijft altijd
stuiten op het artikel uit het strafwetboek, dat betrekking
heeft op de vervalsching van levensmiddelen. Het moest dus
met groote nauwkeurigheid worden geredigeerd om te ont
snappen aan de vervalsching van levensmiddelen.
Dit is de redactie van de Rotterdamsche verordening en welke
herhaalde malen is toegepast. Nooit is daartegen geageerd
door den een of anderen kantonrechter.
Ik zou er dus zeer voor zijn het artikel ongeamendeerd te
behouden. Wat ondeugdelijk van samenstelling is, zal in den
regel ook wel schadelijk zijn voor de gezondheid.
De heer den Houter. Neen, de waren kunnen voor de men
schen onschadelijk zijn al zijn ze vervalscht, mits de ver
valsching geschiedt door onschadelijke stoffen.
De Voorzitter. En uwe zieken dan?
De heer Fockema Andrew. Ik zou niet gaarne de verorde
ning zien veranderen zooals de heer de Lange dat wenscht.
Het komt mij voor, dat het Gemeentebestuur ook wel dege
lijk heeft te waken hiervoor, dat worden aangeboden deugdelijke
voedingsmiddelen. Zijn deze vermengd met ondeugdelijke,
zij het onschadelijke stoffen, dan hebben zij toch niet de
vereischte voedingswaarde. Zeer zeker ligt het op den
weg van het Gemeentebestuur dat te doen door het verbod
van het te koop hebben enz. van waren: «ondeugdelijk van
samenstelling." Men mag dat natuurlijk niet al te streng
opvatten en dat zal in de praktijk ook niet gebeuren. Maar
wij mogen waken, dat men de ondeugdelijk samengestelde
waren niet uitgeeft voor iets anders en meer dan zij zijn.
De heer den Houter. Ik ben het niet met den heer de
Lange eens en hoop ook, dat het artikel ongeamendeerd zal
blijven en zoo zal worden aangenomen. Maar toch moet ik
zeggen wel iets te gevoelen voor de vraag van den heer de
Lange die betoogt: het opsporen en bestraffen van voor de