98
DONDERDAG
20 JUNI 1901.
Wij kunnen toch niet toestemmen in wat in flagranten strijd
is met wat reeds is- toegestaan.
De heer van Hamel. Ik wensch niet het verzoek aanstonds
toe te staan; ik zou de beslissing willen uitstellen.
De Voorzitter. Dan kan de heer van Waveren het later
weer indienen; maar op het oogenblik, dat het verzoek niet
voor inwilliging vatbaar is, geeft uitstel niets.
De heer van Hamel. Dat gebeurt toch meermalen.
De Voorzitter. In beginsel is dat onjuist. Wij moeten dit
afdoen. En uitstel baat ook niets. Wij moeten hier precies
handelen overeenkomstig de waarheid de heer van Wa
veren had wat geduld moeten hebben en niet dit plan nog
bij den Raad moeten indienen. Het is zijn eigen schuld, als
het door den Raad wordt afgestemd. De heer van Waveren is
voorbarig geweest; hij had kunnen komen klagen bij ons.
De heer P. J. v. Hoeken. Zou ik mogen vragen, of aan
van üosterum indertijd een termijn is gesteld, binnen welken
aan het plan uitvoering moet worden gegeven?
De Voorzitter. Dat gebeurt bij dergelijke zaken nooit,
omdat de Raad altijd het recht heeft, wanneer niet tijdig
gebouwd wordt, de vergunning in te trekkenen omdat het
voor de bouwondernemers dikwijls heel moeilijk is, wordt in
den regel toch gevolg gegeven aan een verzoek om uitstel.
De heer P. J. van Hoeken. Dus wanneer b. v. van Oosterum
binnen twee jaren geen uitvoering aan het plan heeft gege
ven, dan hebben Burg. en Weth. het recht de vergunning in
te trekken?
De Voorzitter. Dan vragen wij de intrekking aan den Raad.
De heer den Houter. Tegen de goedkeuring van het plan
van den heer van Waveren is dus het hoofdbezwaar, dat het
niet aansluit aan het stratenplan van Oosterum?
De Voorzitter. Wij kunnen toch niet aan twee menschen
hetzelfde
De heer den Houter. Als dat inderdaad zoo is, dan gevoel
ik iets voor het voorstel van den heer van Hamel tot uitstel
want dan zal het van het antwoord van van Oosterum af
hangen, of het plan van den heer van Waveren al of niet
aannemelijk is. Als U gezegd hadt, dat er nog andere be
zwaren waren, dan had ik mij bij het voorstel van Burg. en
Weth. neergelegdmaar als U zegt, dat de hoofdzaak van
Oosterum's stratenplan is. dan kunnen wij nog afwachten
het antwoord, dat op dien brief inkomt.
De Voorzitter. Wij hebben niet onderzocht, of er andere
bezwaren zijn; daar was geen reden voor. Het kan echter
wezen, dat het verzoek toch moet worden afgewezen om
andere redenen. Maar ik vind, dat requestrant het zichzelf
heeft te wijten, indien het verzoek wordt afgewezen. Hij
heeft het van te'voren geweten: het plan kan zoo niet inge
richt worden. Wij zouden in groote moeilijkheden komen met
van Oosterum; want wanneer de Raad dat toestaat, dan zou
dat minder correct wezen. Wij vragen nu aan van Ooste
rum: waarom wacht ge? Ik vond het advies van de Com
missie van Fabricage zoo juist mogelijk. Het straten
plan van den heer van Waveren, dat hij nu heeft ingediend,
is niet onderzocht. Er was een principiëele kwestie die het
niet-ontvankelijk deed verklaren. Het is een kleine moeite
voor den heer van Waveren om zijn voorstel te herhalen.
Het praeadvies van Burg. en Weth. wordt in stemming
gebracht en met 18 tegen 1 stem aangenomen.
Voor stemmen de heerenZaayer, L. Driessen, Hasselbach,
de Goeje, van Dissel, Pera, Juta, van Kempen, J. P. Driessen,
Kerstens, de Lange, Mulder, Korevaar, P. J. van Hoeken,
Kaiser, Fockema Andreae, üekhuyzen en Drucker.
Tegen stemt de heer van Hamel.
De heeren Van Rhijn en den Houter blijven buiten stemming.
XXXI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
leggen van een riool in de Heerenstraat.
(Zie Ing. St. n°. 159).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XXXII. Verzoek van het Bestuur der vereeniging tot bevor
dering van den bouw van werkmanswoningen, om toekenning
van een jaarlijksch subsidie.
(Zie Ing. St. n°. 162):
De heer Fockema Andrew. Het is zeker een zeer belangrijk
beginsel, dat hier moet worden uitgemaakt. De vereeniging
want daar komt het op neer in de gelegenheid te stellen
huizen te bouwen en die tegen een voor mingegoeden bereik
baren prijs te verhuren, door het toezeggen van een jaarlijksch
subsidie, terwijl wij staan voor de invoering van de woningwet,
die in de artt. 30 en 33 bepalingen bevat over voorschotten
en bijdragen door gemeenten te geven aan stichtingen, per
sonen en vereenigingen, die woningen willen bouwen en over
bijdragen van het rijk aan de gemeenten, komt mij voor wel
wat praematuur te zijn, en daarom zou ik in overweging willen
geven dit punt uit te stellen.
De Voorzitter. Wij hebben aanvankelijk diezelfde meening
gehad en ons gewend tot de vereeniging en gezegdde woning
wet is aanstaandewacht, dan kunt gij goedkooper geld krijgen.
Toen heeft het Bestuur gezegd: daarmede worden wij niet
geholpen, want wij moeten dan het werk een jaar laten zitten,
en er is op 't oogenblik groote behoefte aan woningen.
Inderdaad, wanneer men de volkshuisvesting wil bevorderen,
en daarvoor is hier alle reden, dan zal dit altijd aan de gemeente
op de eene of andere manier wat geld kosten. Men kan voor
die woningen niet meer vragen dan f 1.60 huur.
Nu moet ik zeggener is menige zaak, waarvoor geld gegeven
wordt, maar waarvoor ik het minder liever doe dan voor de
volkshuisvesting, wanneer men ziet hoe treurig het daarmede
in een zeker gedeelte onzer gemeente is gesteld, wanneer men
ziet de werkelijk goede woningen, die in de laatste jaren zijn
gebouwd voor de arbeidersbevolking en waarneemt hoeveel
gezinnen gelukkiger zijn geworden nu zij de krotten hebben
verlaten en in eene betere woning zijn gekomen. De heer
den Houter schudt van neen, maar vroeger is daarvan al een
voorbeeld medegedeeld van een man, die een dronkaard was
geworden langzamerhand, doordat het bij hem thuis een vuile
boel was; en nadat hij naar eene andere woning is gegaan,
is hij een heel geschikt man geworden, die niet meer drinkt
en zich in zijn vrijen, tijd aan zijn schaafbank bezig
houdt. Dat is één voorbeeld uit velen, want er zijn meer
gevallen. Maar in ieder geval ik zeg nog eens, dat men
niet gemakkelijk den toestand der woningen kan verbeteren
zonder geldelijke offers; en de woningwet zal die offers voor
een deel ook door de gemeente doen betalen. En geven wij
hier subsidie, dan zal dat alleen moeten worden betaald, wan
neer de Vereeniging het noodig heeft, en niet wanneer uit de
rekening blijkt, dat de Vereeniging er wel kan komen.
De heer de' Lange. Ik ben het volkomen met onzen ge-
achten Voorzitter eens, dat een van de dingen, die ons
Gemeentebestuur ter harte heeft te nemen, is de bevordering
van den bouw van goede en goedkoope werkmanswoningen.
Maar toch zal ik nu stemmen tegen dit voorstel van Burg.
en Weth. Ik geloof, dat het nu niet de tijd is, om dat voor
stel aan te nemen. Gisteren is door de Eerste Kamer de
woningwet aangenomen en deze zal dus weldra in werking
komen; het is nu de tijd niet om den band tusschen deze
Vereeniging en de gemeente nauwer te maken dan die reeds
is Ik wil wachten totdat de woningwet in werking is, om
deze zaak dan in haar geheel onder de oogen te zien.
De Voorzitter. Aanvankelijk hebben wij er evenzoo over
gedacht. Maar al is de woningwet aangenomen, dan weet de
heer de Lange evengoed als ik, dat er nog een geruime tijd
kan verloopen alvorens zij in werking treedt
Men wil met de oprichting van deze huizen voor den winter
onder dak zijn.
De heer Juta. Wanneer dit voorstel van Burg. en Weth.
wordt afgewezen, dan zal de Vereeniging in de onmogelijk
heid verkeefen met bouwen voort te gaan. En Du weet ik
niet, of de heeren de gelegenheid gehad hebben om aan de
woningen, die gebouwd zijn, een bezoek te brengen. Indien
zij dat gedaan hebben, zullen zij tot de overtuiging gekomen
zijn, dat geen bouwondernemer voor menschen, die slechts
weinig huur kunnen betalenzulke woningen kan bouwen
van zoo lage huur en zoo goed ingerichten dan nog
met een lapje gronddat zij kunnen benuttigen voor
wat ze noodig hebben. Er zijn geen arbeiderswoningen zóó
goedkoop en in zoo uitstekende conditie als juist die wonin
gen. Nu is inderdaad de behoefte aan woningen zeer groot.
Dat ondervinden wij, leden van het Dagelij ksch Bestuur, als
er menschen zijn, die letterlijk geen woning kunnen vinden
en ons komen bidden en smeeken hun een woning aan te
wijzen. Het vinden van een woning wordt ook door den bond
van verhuurders op eigenaardige wijze bemoeilijkt. Wij zijn
in de noodzakelijkheid geweest om menschen tijdelijk een
woning aan te bieden, die nergens onder dak konden komen,
ofschoon zij de huur konden en wilden betalen. Ik zeg dat
om aan te toonen hoe groot inderdaad de woningnood is. En
indien dit voorstel van Burg. en Weth. wordt gewezen van
de hand, dan zal er tegen den aanstaanden winter niets ge
reed zijn, en gevallen dat menschen geen woning kunnen
vinden zullen zich bij het aangroeien van de bevolking meer
en meer voordoen. Ik geloof werkelijk, dat het belang dat
tegenover de betrekkelijk kleine som van 400 staat, groot
genoeg is, om het toestaan van dit bedrag te wettigen.