86 DONDERDAG 6 JUNI 1901. leenen. Daarvan werd 4 ton geleend in December 1900 en Januari 1901, en 4 ton zal geleend worden aan het einde van dit jaar. Het bedrag van het nieuwe zuiverhuis is der Commissie voor de Gasfabriek bekend, evenzeer als het cijfer voor den aankoop van het huis in de Volmolensteeg. De hoogere raming voor Rhijngeest is stellig aan allen bekend, terwijl eerst 14 dagen geleden door den Raad het besluit is genomen tot aankoop van grond aan den Zoeter- woudschen Singel. Ik geloof dus niet dat het moeilijk is mijne becijferingen dadelijk na te rekenen. Bovendien heb ik ze in hoofdzaak in de vorige vergadering reeds genoemd, terwijl ik ze nu alleen wat meer heb uitgewerkt. De heer Juta. Waar de heer de Lange zelf erkent, dat Burg. en Weth. altijd zeer voorzichtig zijn geweest bij het bepalen van uitgaven en den Raad steeds hebben gewaar schuwd om ook op de toekomst te letten, daar had dit voor den heer de Lange eene aanleiding moeten zijn om nu ook wat meer vertrouwen te stellen in het beleid van Burg. en Weth. De groote schommelingen, waarvoor de heer de Lange vreest, hebben zich tot nog toe niet voorgedaan. Van 1893 tot 1898 is er altijd 3% geheven, daarna is er langzamerhand daling gekomen, maar van groote schommelingen was in dien tijd niets te bemerken. En wat de cijfers betreft, door den heer de Lange genoemd, ik zou het beter hebben gevonden wanneer hij die vroeger had medegedeeld, dan hadden wij daarover beter kunnen oordeelen. De heer de Lange noemt o. a. de kosten voor het zuiverhuis van de Gasfabriek, maar hij vergeet dat waar de gemeente voor het daartoe benoodigde bedrag moet leenen tegen 4%, zij daarvoor van de gasfabriek terugkrijgt 5%. Daaruit ziet men hoe weinig men op zulke cijfers kan staat maken, die zoo staande het debat worden medegedeeld, zonder eerst behoorlijk te zijn nagegaan. Het volgende jaar, ik ben tot nog toe tot geen ander bedrag kunnen komen, zal er ongeveer f 32000.meer aan rente moeten worden betaald. Daarvan zal een zeker bedrag afgaan voor rente van prolongatie. En aangezien er als gedeeltelijk batig saldo van het jaar 1900 op de volgende begrooting een eerste post van inkomsten kan worden overgebracht van f 50000.—, blijft er, na aftrek van die 32000.— meerdere rente, altijd nog een f 18000.— over, zoodat voor de vrees van den heer de Lange m. i. geen grond bestaat. Burg. en Weth. achten het eenstemmig niet verantwoord, wanneer wij de belastingschuldigen van 1901 meer lieten opbrengen dan bepaald noodzakelijk was en dat het alleszins billijk is, dat ook zij iets profiteeren van het groote saldo van den dienst 1900. Wat er op de begrooting van 1902 kan worden overgebracht, kan eerst later nauwkeurig blijken, maar wil de Raad de belastingschuldigen over 1901 meer laten opbrengen? het is mij goed; het kan Burg. en Weth. en speciaal mij, als Wethouder van financiën, zelfs niet onaangenaam zijn; de administratie wordt er zooveel gemakkelijker om, maar wij zouden het tegenover de belastingschuldigen onbillijk achten. De heer de Lange. M. d. V. Mij laat het niet koud welk percentage zal geheven worden. Het is bij mij altijd een punt van groote overweging, hoeveel de belastingschuldige zal hebben te betalenik zou niet gaarne 1jio °/0 meer heffen dan volstrekt noodig was. Maar naar mijne innige overtuiging zal eene heffing van 2^ beslist noodig zijn. Ik wil de burgerij niet eerst in eene stemming van verrukking brengen, terwijl er alle kans bestaat, dat zij het volgende jaar het dubbele van dit 1 4 meer zal hebben te betalen. De heer Juta heeft niet gezegdwaaruit wij de gelden zullen krijgen, noodig voor de bijdrage aan het door Burg. en Weth. voorgestelde weduwen- en weezenpensioenfonds En dat geld moet toch ergens vandaan komen En waar de heer Juta zeide, dat ik bij mijne berekening vergat, dat waar de gemeente leent tegen 4%, zij van de gasfabriek 5aan rente terugkrijgt, daar vergeet de heer Juta, dat hoe meer rente de gasfabriek moet betalen, hoe kleiner ook het winstsaldo van de fabriek zal zijn. Die grootere rente is dus volstrekt geen voordeel voor de gemeente. De heer Juta stelt eenige rentevergoeding in het vooruit zicht van gelden, die tijdelijk op prolongatie gezet kunnen worden; ik acht dit ook niet onwaarschijnlijk, maar ik heb dezen factor niet genoemdomdat zij zoo onzeker is en van zoo weinig beteekenis ten opzichte van de 43000. Mijn voorstel sluit zich eenvoudig aan bij de begrootings- cijfers. Ik erken gaarne, dat Burg. en Weth altijd voorzichtig zijn geweest, maar betreur het daarom des te meer dat ik nu in dit speciale geval geen reden heb om die voorzichtigheid te prijzen. Ik vind het beleid in deze niet voorzichtig en daarom hoop ik dat de Raad mijn amendement zal aannemen. De kans bestaat ook dat de raming der werken die nu in uitvoering zijn, eenigszins tegenvalt. Hoe schraal bovendien de begrooting van dit jaar is geraamd, blijkt wel uit een ander voorstel, heden aan de orde, tot het betalen van ƒ1400.— voor een remmingwerk. Die betrekkelijk kleine uitgave kon niet eens uit de begrooting van dit jaar gekweten worden, maar moet ook al komen uit het winst saldo van het vorige jaar. Ik acht het beter dat wij de 70000. - beschikbaar houden voor de begrooting van 1902. De heer Pera. M. d. V.! In de vorige vergadering heb ik er reeds op gewezen, dat wij niet uit het oog moeten ver liezen de bijzondere omstandigheden, waarin Leiden ten gevolge van de grensuitbreiding verkeert. Verschillende werken zullen moeten plaats hebben, waarvoor natuurlijk geld noodig is. De kas van de gemeente moet er dus liefst niet al te schraal uitzien, en in die richting te werken acht ik nuttig en doelmatig. Met al die verbeteringen, riolee- ring enz. enz. moet wel degelijk rekening worden gehouden. De heer Fockema Andrew. M. d. V.Ik kan niet ont kennen dat juist een betoog zooals wij zooeven van den heer Pera hebben vernomen, mij huiverig zou maken om voor het amendement van den heer de Lange te stemmen. Dat betoog toch, de gemeente moet maken eene goede kas te hebben, is dunkt mij gevaarlijk. Want wanneer men een maal eene ruime kas heeft, stapt men veel lichter over het doen van uitgaven heen dan anders. Ik vind het veel beter elk jaar zich rekenschap te geven van hetgeen de belasting schuldigen dat jaar kunnen dragen; dat is in den regel voor zichtig en verstandig. Bovendien, wanneer de financiën nu op dit oogenblik alleen door ongewone omstandigheden zoo buitengewoon gunstig waren, zou er wellicht iets voor het denkbeeld van den heel de Lange te zeggen zijn, maar in hoofdzaak zullen de omstan digheden, die tot verhooging van het winstcijfer hebben geleid, wel gelijk blijven. Ik ben ten minste niet bevreesd voor eene groote daling van dat voordeel in de volgende jaren, en wanneer wij in die volgende jaren ook niet te veel uitgeven, is er evenmin gevaar voor eene groote stijging van het belastingpercentage. De heer Pera. Tegenover de opmerking van den heer Fockema Andrese wijs ik slechts op het voorstel, heden in behandeling, waaruit weder blijkt hoe goed het is, wanneer men eenig geld in kas heeft. Toen in het begin van het jaar aangedrongen werd op het maken van het remmingwerk, werd algemeen de noodzakelijk heid erkend om het zoo spoedig mogelijk tot stand te brengen. Ter wille van de financiën moest het werk echter voorloopig uitgesteld worden. Nauwelijks is het geld er dan ook, of Burg. en Weth. komen met het voorstel. En dergelijke werken zijn er veel. Men behoeft daarom het geld, al heeft men wat in kas, nog niet te vermorsen. Maar nu wacht reeds veel te veel op verbetering, dat alleen wordt uitgesteld, omdat de benoodigde gelden er voor niet aanwezig zijn. De heer Juta. M. d. V. Even nog een woord over het argu ment van de heeren Pera en de Lange, dat er zelfs dit jaar geen geld was om de ƒ1400.— te betalen voor het voorge stelde remmingwerk. De heer de Lange zeide, dat de begroo ting van 1901 zoo schraal was opgemaakt, dat die 1400.— er niet uit kon gekweten worden. Of de begrooting van het loopende jaar zoo schraal is opge maakt als de heer de Lange meent, zal later moeten blijken uit de rekening en verantwoording die het volgende jaar zal inkomen, maar ik heb geen enkele reden om te onderstellen, dat deze begrooting, in verhouding tot die van andere jaren, zoo bijzonder schraal zou zijn opgemaakt. Wat is de reden, dat wij die ƒ1400.— niet vroeger hebben aangevraagd? De raming van dat werk kwam dit jaar in, dat is waar, maar in de maand Januari. Toen hebben wij gezegd: nu reeds zoo in het begin van het jaar op een post voor onvoorzien van 12000,1400.uit te geven, dit achten wij praematuur en niet voorzichtig. Was de aanvraag wat later gekomen, dan zou er wellicht finantieel geen bezwaar tegen zijn geweest. Later kon het werk echter moeilijk worden uitgevoerd, omdat het seizoen dan voor dergelijke werken minder geschikt is. Wij hebben de uitgaaf dus niet uitgesteld, omdat de be grooting zoo schraal was opgemaakt, maar omdat het ons niet raadzaam scheen, op den post voor onvoorziene uitgaven in Januari over een betrekkelijk zoo aanzienlijk bedrag reeds te beschikken. Wat de uitbreiding van de gasfabriek betreft, het is natuurlijk waar, dat wanneer de fabriek meer rente aan de gemeente moet betalen, die meerdere rente het winstcijfer verlaagt. Doch nu is het een eigenaardig verschijnsel, dat hoe meer kapitaal de gasfabriek noodig had, hoe meer rente zij dus heeft te betalen gehad, hoe grooter het winstcijfer is geworden. En dat laat zich ook zeer goed verklaren, want die uitbreiding van kapitaal is een bewijs dat ook de fabriek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 2