DONDERDAG
30 MEI 1901.
81
De heer den Mouter Ik had dat maar willen laten pas-
seeren; de belangstelling is niet meer zoo groot.
De verordening in haar geheel wordt daarop zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
IX. Vaststelling van de Verordening, houdende wijziging
van de verordening op de straatpolitie.
(Zie Ing. St. n°. 97).
Art. 64 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 66, luidende:
»Het is verboden op den openbaren weg harder te rijden
dan in matigen draf.
Het is bestuurders van door mechanische kracht voortbe
wogen voertuigen verboden met meer dan matige snelheid te
rijden; zij zijn verplicht die snelheid te verminderen bij het
oversteken van eene straat, bij het omrijden van een hoek en
bij het rijden door eene steeg, waar het rijden geoorloofd is."
De heer Fockema Andrew. M. d. V.! Ik wensch als amen
dement voor te stellen om in plaats van: »het is verboden
op den openbaren weg harder te rijden dan in matigen draf"
te lezen: »het is verboden op den openbaren weg harder te
rijden dan met eene snelheid van meer dan 8 kilometer per uur."
De automobielen hebben eene mechanische aanwijzing hoe
snel zij rijden, zij kunnen dus met eene bepaalde snelheid
gereden worden. In andere steden wordt deze regeling ook
gevolgd.
In Leeuwarden bijv. heb ik overal bij de ingangen van de
stad borden gezien met het opschrift: »het is verboden met
automobielen te rijden met eene snelheid van meer dan 8
kilometer in het uur."
De heer den Houter. Automobielen zullen toch worden
opgenomen in een aparte rubriek?
De Voorzitter. Voorloopig niet; wij moeten nu dit artikel
behandelen, in overeenstemming met de amendementen die
zijn aangenomen. Wat de heer Fockema Andreae voorstelt
kan dan later een punt van overweging uitmaken. Ik acht
het beter thans zijn amendement niet te behandelen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.Ik kan mij daarmede
wel vereenigen.
Art. 66 en het voorstel om de wijzigingen aan te brengen
in overeenstemming met de aangenomen amendementen wordt
daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Dientengevolge vervalt art. 69b.
Artikel 69 vervalt.
Artikel 69a wordt artikel 69.
In behandeling komen artikel 70, eerste lid, luidende als volgt
Het is den bestuurders van voertuigenuitgezonderd krui
wagens en kinderwagens, verboden de na te noemen straten
of stegen in de daarbij aangegeven richting te berijden:
en artikel 71
Het is den bestuurders van trekdieren en voertuigen, uit
gezonderd kruiwagens en kinderwagens, verboden
a. over de Karnemelksbrug en door het Gangetje te rijden;
b. op de helling van de Vischbrug te rijden in de richting
naar den Nieuwen Rijn.
Deze artikelen worden achtereenvolgens zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 74, luidende:
»De bestuurders van voertuigen tramwagens uitgezon
derd zijn verplicht op den openbaren weg:
awanneer zij een voertuig, rijwiel of motorcycle ontmoeten,
rechts uit te halen;
b) wanneer zij een voertuig, rijwiel of motorcycle, die zich
in dezelfde richting bewegen, voorbij willen rijden, links uit
te halen;
c) wanneer een achteroprijdend bestuurder heeft te kennen
gegeven, dat hij voorbij wil rijden, terstond en voldoende
rechts uit te halen;
d) bij het naderen van een tramwagen onmiddellijk zoo uit
te halendat deze zonder oponthoud en ongehinderd zijn weg
kan vervolgen.
De bestuurders van door mechanische kracht voortbewogen
voertuigen zijn bovendien verplicht bij het ontmoeten of
achteroprijden van paarden of vee de snelheid te verminderen
of te stoppen, zoodra zij bemerken dat die dieren onrustig
worden of hun bestuurder of geleider een waarschuwend teeken
geeft."
De Voorzitter. Hierop is voorgesteld een amendement van
den heer den Houter, strekkende om achter al. a te doen
volgen: stenzij dit volstrekt onnoodig of moeilijk uitvoerbaar
mocht zijn."
Zooals reeds in de schriftelijke toelichting is gezegdkomt
ons de voorgestelde wijziging niet noodzakelijk voor, omdat
waar de verplichting tot uitwijken moeilijk uitvoerbaar is,
overmacht aanwezig is, en de overtreder dus niet gestraft
kan worden.
De heer den Houter. Het behoeft toch niet altijd over
macht te zijn. Het zou kunnen zijn dat een zwaar beladen
wagen, zonder dat van overmacht sprake is, slechts met
moeite voor een rijwiel kan uitwijken, wat de bestuurder
toch volgens de verordening zou moeten doen.
De Voorzitter. Ik heb er nog eens naar geïnformeerd,
maar de ondervinding leert dat de toevoeging onnoodig is.
Een voerman van een wagen wijkt toch niet voor een
rijwiel uit.
De heer den Houter. Maar strikt genomen zou hij het
volgens de verordening moeten doen; een politieagent, die
het zag, zou naleving der verordening moeten eischen.
De Voorzitter. De Commissie heeft geen bezwaar het
amendement over te nemen en wijzigt dus in dien geest
het artikel
Verder wenscht de heer den Houter aan het slot van het
artikel te doen vervallen de woorden: »zij bemerken dat die
dieren onrustig worden of".
Wij meenen dat het voorzichtiger is om die woorden te
laten staan.
De heer Fockema Andrew. In de commissie voor de straf
verordeningen is er vooral op gewezen, dat wanneer de dieren
onrustig worden, de bestuurder zooveel met de dieren zelf
heeft te doen, dat hij geen gelegenheid heeft af te wenken.
En wanneer de man met den motor dat ziet, dan moet hij
niet kunnen volstaan met te zeggen: de ander wenkte mij
niet die zat maar op zijn beesten te passen. Wanneer die
beesten draaien en springen, dan moet de man met den motor
het zien.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik ben er sterk voor deze
bepaling te laten gelden. Als ik mij niet vergis, bestaan er
in de prov. verordening bepalingen voor den machinist van
den stoomtram, dat wanneer paarden schichtig worden, hij
krachtig moet stoppen.
De heer den Houter. Dan trek ik het in, M. d. V.
Het gewijzigde art. 74 wordt daarop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
In behandeling komt art. 76, luidende
»De bestuurder van een met een hond bespannen voertuig is
verplicht zich bij het ontmoeten of voorbijrijden van rijwielen
en trekdieren, tusschen zijn hond en die rijwielen of trek
dieren te plaatsen."
De Voorzitter. Hierin is ook de voorgestelde wijziging
aangebracht.
Het art. wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 84, luidende
»Het is den bestuurders van door mechanische kracht voort
bewogen voertuigen verboden op den openbaren weg tusschen
één uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang te
rijdenwanneer die voertuigen niet aan de voorzijde ten
minste twee helder brandende lichten vertoonen."
De heer Zaaijer. In den laatsten regel komt voor: «wan
neer die voertuigen niet aan de voorzijde ten minste twee
helder brandende lichten vertoonen." Een wielrijder heeft mij
de vraag gedaan, of «brandende" hier wel juist was. De lan
taarn kan helder branden, maar de glazen kunnen zoodanig
beslagen zijn dat er nagenoeg niets van te zien is. Daarom
is het misschien wenschelijk, ter voorkoming van chicanes,
te spreken van: helder schijnende lichten.
De Voorzitter. Ik dacht, dat dat zoo duidelijk is; wan
neer het licht brandt, dan schijnt het toch.
De heer Zaaijer. In het gevalwaarvan ik spreekscheen
het niet, maar brandde wel helder.
De Voorzitter. Dan «vertoonde" men het ook niet.
Maakt U er een amendement van?
De heer Zaayer. Neen, M. d. V.
Art. 84 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.