80
DONDERDAG
30 MEI 1901.
dat iemand met opzet een wielrijder bemoeilijkt, terwijl in
art. 8 alleen sprake is van het bemoeilijken bij ongeluk, bij
toeval.
De heer Pera. M. d. V. Ik kan mij met de zienswijze van
Rurg. en Weth. in hun rapport ontwikkeld, dat het beter is
te zeggen: »ot hun den weg te versperren" dan, zooals de
Commissie voor de strafverordeningen mijn amendement wil
lezen: «terwijl voetgangers verplicht zijn aan bestuurders
van rijwielen de gelegenheid te geven om voorbij te rijden",
niet vereenigen. Dit laatste klinkt, dunkt mij, iets duidelijker
dan: hun den weg te versperren.
De heer Van Dissel. M. d. V.! Art. -8 is geloof ik nog niet
aangenomen en daarom zou ik er gaarne hoofdelijke stemming
over vragen. Ik zie in de bepaling van dat art. 8 de mogelijk
heid opgesloten, dat er nu en dan ongelukken zullen voor
komen, en daarom wensch ik de verantwoordelijkheid van
het aannemen van dat artikel liever niet op mij te nemen.
De Voorzitter. Ik meende dat art. 8 reeds was aangenomen,
maar zoo niet, dan wil ik het gaarne op verzoek van den heer
Van Dissel alsnog in stemming brengen.
De heer Den Houter. Wellicht zou het bezwaar van den
heer Van Dissel vervallen, wanneer in art. 9 werd voorge
schreven, dat ook de voetgangers verplicht zullen zijn rechts
uit te wijken.
De heer de Goeje. Wanneer art. 8 mocht worden ver
worpen, dan vervalt ook de verplichting voor de wielrijders
om voor voertuigen en rijwielen rechts uit te wijken.
De heer Van Dissel. Ik stel mij b. v. het geval voor, dat
een wielrijder rechts uitwijkt voor een voetganger die aan
komt, maar vlak daarachter is een voetganger die in tegen
overgestelde richting gaat, die hij dus links moet passeeren.
Op dergelijke wijze kunnen ongelukken plaats vinden, en acht
ik het daarom beter art. 8 te doen vervallen.
De heer A. J. van Hoeken J.Jz. Art. 8 kan niet gemist worden,
maar mijn bezwaar is juist, dat de voetgangers nu in het
gedrang komen.
De heer den Houter. Laat ons toch niet doen wat de heer
van Dissel zegt, want daar sleept men een artikel mede uit
de verordening op de straatpolitie, dat we straks krijgen. Daar
wordt voorgeschreven, dat de verschillende voertuigen voor
rijwielen moeten rechts houden, en deze bepaling zal nood
wendig moeten vervallen wanneer men den wensch van den
heer van Dissel volgt. Ik weet er niet anders op dan terug
te komen op het besluit van daareven.
De Voorzitter. De heer van Dissel stelt het voor en daarom
vraag ik, of het wordt ondersteund.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund.
De Voorzitter. Dan stemmen wij over het artikel, zoodat
art. 8 in stemming komt.
De heer den Houter. Zegt U nu bij art. 9 een clausule toe,
die het rechtshouden voorschrijft?
De Voorzitter. Ik voor mij ben niet erg gesteld op dat
verplicht uitwijken, rechts en links loopen; er komen niets
van dan ongelukken. Ik durf die bepaling niet toezeggen,
maar wannneer de Commissie voor de strafverordeningen dat
wil, dan is er geen heel groot bezwaar tegenik verschil op dat
punt met Mr. Fockema Andreae. Waar stelt U het voor, bij
dit artikel of bij dat we nog moeten krijgen
De heer Fockema Andreae. Laat ons eerst het amende
ment op art. 9 in stemming brengen en dan over de artt.
8 en 9 stemmen.
De Voorzitter. Heeft een van de leden daartegen bezwaar?
Zoo niet, dan komt eerst in stemming het amendement-Fockema
Andreae, om bij art. 9 te voegenvoetgangers zijn verplicht voor
wielrijders rechts uit te wijken.
De heer Fockema Andreae. Of het amendement-Pera. Dat
is er nu eenmaal, en dan trek ik mijn amendement in, Dat
wil toch hetzelfde.
(De heer Hasselbach verlaat de Vergadering).
De Voorzitter. Er zijn nu voorgedragen twee amendemen
ten een van den heer den Houter en een van den heer Pera.
Er is nu een derde amendement bijgekomen, om ook voor
voetgangers het rechts uitwijken verplichtend te stellen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Dat amendement
trek ik in.
De Voorzitter. Dan blijven over de amendementen van
den heer den Houter en van den heer Pera. Wij hebben
reeds gezegd, dat Burg. en Weth. de voorkeur geven aan
eerstgenoemd amendement, omdat het een algemeen verbod
inhoudt om den weg te versperren, terwijl het amendement
van den heer Pera meer slaat op bepaalde personenop
voetgangers.
De heer Pera. Wij hebben ook het meest met personen te
doen; met wagens is de moeilijkheid niet zoo groot.
De heer de Goeje «Versperren" is dunkt mij iets anders
dan hetgeen de heer Pera wil. Wat de heer Pera in zijn
amendement zegt is eigenlijk wat de heer den Houter ver
langt. Het versperren wordt voldoende in het artikel voorzien,
waarbij verboden wordt bestuurders van rijwielen in het rijden
te bemoeilijken.
De heer Den Houter. Ik kan worden bemoeilijkt wanneer
men een stok tusschen de spaken van mijn wiel steekt, of
aan mijn kleeren of fiets trekt, maar dat is nog geen ver
sperren van den weg. Doch wanneer op een smallen weg een
aantal voetgangers voor mij uitloopen en de straat geheel
innemen, versperren zij mij den weg, maar bemoeilijken mij
niet. Dat doen zij eerst wanneer ik vlak bij hen ben en zij
niet uit den weg willen gaan.
De heer Pera. Daarom wil ik de voetgangers nopen den
wielrijder voorbij te laten gaan.
(De heer J. P. Driessen verlaat de Vergadering).
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer den Houter wordt in stem
ming gebracht en met 8 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: de Goeje, van Rhijn, Kaiser, L.
Driessen, Juta, Fockema Andreae, Zaaijer en Pera.
Voor stemmen de heerenA. J. van Hoeken J.Jz., den Houter,
Mulder, de Lange, Aalberse, van Dissel en Korevaar.
(De heer Aalberse verlaat de Vergadering).
Het amendement van den heer Pera wordt hierop aange
nomen met 9 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren: de Goeje, den Houter, de Lange,
van Rhijn, van Dissel, L. Driessen, Korevaar, Fockema Andreae
en Pera.
Tegen stemmen de heeren: A. J. van Hoeken J.Jz., Mulder,
Kaiser, Juta en Zaaijer.
De heer Den Houter. M. d. V.! Waar blijft nu het voor
schrift van rechtshouden voor de voetgangers?
De Voorzitter. Het daarop betrekking hebbende amende
ment is door den heer Fockema Andrece ingetrokken.
De heer Den Houter. Dan stel ik opnieuw voor de bepaling
op te nemen, dat voetgangers verplicht zullen zijn ook voor
wielrijders rechts uit te wijken.
De Voorzitter. De heer den Houter stelt dus voor te be
palen Voetgangers zijn verplicht hij het tegenkomen van wiel
rijders rechts uit te wijken.
In stemming gebracht, wordt dit amendement aangenomen
met 10 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren: A. J. van Hoeken J.Jzn., de
Goeje, den Houter, Mulder, de Lange, van Dissel, L. Driessen,
Korevaar, Fockema Andreae en Pera.
Tegen stemmen de heeren van Rhijn, Kaiser, Juta en
Zaaijer.
Aldus aangevuld, wordt art. 9 aangenomen zonder hoofde
lijke stemming.
Art. 8, daarop in stemming gebracht, wordt aangenomen
met 9 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren de Goeje, Den Houter, Mulder,
de Lange, L. Driessen, Juta, Korevaar, Fockema Andrem
en Pera.
Tegen stemmen de heeren A. .1. van Hoeken, J.Jzn. van
Rhijn, van Dissel, Kaiser en Zaaijer.
Art. 11 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Aan de orde is art. 12.
De Voorzitter. Mochten nu door de verschillende amen
dementen wijzigingen zijn gekomen in de artikelen, dan
zullen de heeren mij wel willen veroorloven dat in de straf
bepaling dienovereenkomstig te regelen.
Art. 12 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Fockema AndrE/E. Er is nog een amendement van
den heer den Houter op art. 9.