70 DONDERDAG 23 MEI 1901. II. Benoeming van een hoofd der openbare Jongensschool 2e klasse. (Zie Ing. St. n°. 124). Wordt benoemd met 20 stemmen de heer W. Cramer; de heer De Hondt verkreeg 4 stemmen. (De heeren De Vries en Zillesen verlaten de Vergadering). III. Benoeming van een Curator van het Gymnasium. (Zie lng. St. n°. 134). Wordt benoemd met 18 stemmen Prof. Dr. W. Nolen; op den heer Kamerlingh Onnes werden' 2 stemmen uitgebracht, terwijl 2 briefjes in blanco waren ingeleverd. (De heer van Hamel verlaat de Vergadering). De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne welwillende medewerking. IV. Verzoek van J. W. van Cittert, om terugbetaling van schoolgeld, Dager Onderwijs. (Zie Ing. St. n». 125). De heer den Houter. Ik zie tot mijn spijt, M. d. V.. dat een vader, die veeleer allen lof had verdiend, omdat hij zijn zoon zoo lang mogelijk school heeft laten gaan, in zijn beurs zal worden gestraft door hem geen te veel betaald schoolgeld terug te geven. Vroeger hebben we hier reeds een soortgelijk geval gehad, waarin niet alleen door mij maar ook door anderen de opmerking is gemaakt, dat het een onregelmatige toestand is, wanneer iemand, die zijn kind zoo lang mogelijk laat schoolgaan, wordt beloond door hem niets terug te geven van wat hij te veel betaald heeft. Toen hebben Burg. en Weth. erkend, dat dat niet heelemaal goed was, en zij hebben beloofd er over te zullen nadenken. Nu schijnt de vrucht daarvan te zijn, dat alles is gebleven zooals het waszoodat nu op het verzoek van dezen vader, in plaats van hem te kunnen vrijstellen van betaling, op grond van de verordening afwijzend moet worden beschikt. Dat is toch werkelijk niet goed en werkt het schoolbezoek niet in de hand. Wanneer een vader weet, dat binnen eenige weken voor zijn jongen iets open komt, dan moet het natuurlijk worden aan gemoedigd, dat hij nog zoolang dien jongen laat schoolgaan in plaats van hem thuis te houden. En het is toch immers een gegronde reden, waarom hij hem dan tusschentijds van de school neemt. Ik zou daarom wenschelijk blijven vinden, dat de verordening in dat opzicht gewijzigd werd. De Voorzitter. Die zaak is werkelijk door Burg. en Weth. overdacht, doch wij zijn tot het besluit gekomen om geene wijziging voor te stellen. Ook de Raad heeft alle mogelijke gelegenheid gehad op de zaak terug te komen, daar de ver ordening intusschen is herzien en opnieuw vastgesteld. Wij meenen, dat het in het belang van het onderwijs is, het tusschentijds verlaten van de school niet gemakkelijk te maken en daarom is het goed dat het kwartaal ten volle moet worden betaald. Het is trouwens maar drie maanden, en ik kan haast niet denken, dat zoo'n vader in dat geval dat geringe school geld daarvoor niet over zou hebben. Onze verordening is ge baseerd op het aantal leerlingende algemeene regeling van het onderwijshet personeel daaraan verbondenalles is in overeenstemming met het aantal leerlingen. De verordening is daarom nu eenmaal zoo, dat bij het tusschentijds verlaten van de school moet worden betaaldbij het lager onderwijs over drie maanden, en bij het andere over een geheel jaar. Onze verordening is niet gewijzigd op dat punt en Burg en Weth. hebben tot nog toe geen reden voor te stellen dat wel te doen. Maar waarschijnlijk zal spoedig weer eene wijziging in die verordening worden voorgesteld, dan kan de zaak opnieuw besproken worden. De heer Den Houter. Ik heb dat vroeger al voorgesteld, en ik had gedacht, dat wij niet weer voor een dergelijk feit zouden worden gesteld. Zoo'n jongen moet dus bepaald de stad uitgaan om vrijstelling van schoolgeld te kunnen krijgen. Maar dat is nu toch geen reden, dat een vader zijn zoon niet zoo lang mogelijk zal laten schoolgaan, wanneer deze in de stad blijft! Wij kunnen bovendien niet in de beurs van den vader kijken, en in allen geval verdient het zoo lang mogelijk laten schooi gaan veeleer steun dan tegenwerking. De Voorzitter. Het is toch niet regelmatig, dat een onder wijsinstelling door de leerlingen tusschentijds verlaten wordt. Er moet orde zijn, en wanneer het getal leerlingen, dat de school tusschentijds verlaat, eens groot was, zou ook in het finantieel belang van de gemeente, niet te verdedigen zijn wat u wenscht. De heer De Goeje. De heer Den Houter zal zich wel her inneren dat toen hij den vorigen keer hetzelfde heeft gezegd, dat lang niet zonder tegenspraak is gebleven. Alleen wanneer de ouders de stad verlaten, wordt het te veel betaald school geld gerestitueerd. Maar dit gaat niet aan bij willekeurig ver laten der school tusschentijds. Er wordt sterk geklaagd door de onderwijzers van de school 2e klasse, dat wanneer er vandaag voor een jongen ergens een plaatsje te vinden is, hij morgen, midden in den cursus, van school wordt genomen. En zoo behoeftig zijn die ouders toch niet, dat zij voor hun kind de eerste de beste plaats moeten aannemen midden in den cursus. In elk geval moet hun dit niet gemakkelijk worden gemaakt door dat zij onmiddellijk het schoolgeld terug moeten kunnen krijgen. Het verlaten der school moet niet verder worden aan gemoedigd; integendeel moet die onregelmatigheid zooveel mogelijk worden tegengewerkt. De heer den Houter Het leven schikt zich niet naar onze verordeningen wanneer een patroon midden in den cursus een jongen rtoodig heeft, dan neemt hij dien. Laten we daarom onze verordeningen regelen naar het leven laat ons voor alles praktisch ^ijn en billijk; en dan eischt de billijkheid, dat een vader, die zijn kind zoo lang mogelijk wil laten schoolgaan, daarin niet wordt tegengewerkt. De Voorzitter. De vader kan daaraan voldoen door te be talen wat hij schuldig is, maar voor ons is het eisch het school bezoek zoo geregeld mogelijk te houden en bepaald tegen te werken het tusschentijds afnemen van leerlingen van de school. Het bedrag is echter zoo gering, dat de vader het geldelijk nadeel wel niet zoo erg zal voelen. Doch men kan hierover verschillend denken, en wanneer binnenkort een voorstel tot herziening der verordening zal worden gedaan, kan ook dit punt ter sprake worden gebracht. De heer Pera M. d. V. Ik wil nog even dit opmerken. In aanmerking nemende het uitnemende onderwijs dat op de scholen 2e klasse wordt gegeven en het lage schoolgeld daar geheven, komt het mij alleszins wenschelijk voor om nu ook geen verdere faciliteiten te geven, en toe te staan dat binnen- tijds de school kan worden verlaten met terugbetaling van schoolgeld. Wanneer de ouders opzien tegen de betaling van zulk een gering bedrag voor zulk uitstekend onderwijs, dan toonen zij daardoor dit onderwijs niet te waardeeren. (De heer Eerstens verlaat de Vergadering). De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming afwijzend op het verzoek beschikt. V. Rekening, dienst 1900, van de Vereeniging tot bevorde ring van den bouw van werkmanswoningen. (Zie Ing St. n<>. 126). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij de behandeling van dit punt hebben de heeren van Lidth de Jeude en Juta tijdelijk de vergadering verlaten. VI. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de aard appeltiend te Leiderdorp. (Zie Ing. St n°. 128). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van A. Verhoeven, om den eigendom van een gedeelte van den tuin van het Stedelijk Museum in de Lakenhal. (Zie Ing. St. n°. 132). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming afwijzend op beschikt. VIII. Voorstel tot toekenning van eene jaarlijksche toelage aan Mej. Tonnet, eervol ontslagen onderwijzeres in het hand- teekenen. (Zie Ing. St. n°. 130). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IX. Voorstel betreffende de splitsing van de betrekking van onderwijzeres in het handteekenen aan de Hoogere Burger school voor Meisjes, de Kweekschool voor onderwijzers en eene lagere school. (Zie Ing. St. n°. 131). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Voorstel tot opdracht van de levering der verwarming en ventilatie-inrichting ten behoeve van het gesticht «Rhijn- geest" aan de firma Arendt Mildner en Evers te Hannover. (Zie lng. St. n°. 116). De heer Aalberse. M. d. V. In de vorige zitting is door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 2