GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
Carl Driessen.
67
IXfiEKOMO STUKKEN.
No. 135. Leiden, 21 Mei 1901.
De Commissie van financien heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen dat er* bij haar geene bedenkingen bestaan
tegen h 3t voorstel van Burg. en Weth. tot den aankoop ten
behoeve der gemeente van de terreinen, kadastraal bekend
onder Sectie M Nis765 en 766, gemeente Leiden, te zamen
groot 1 H.A. 86 A. 58 cA., voor den koopprijs van f 15000.
benevens de kosten van overdracht.
Zij stelt U daarom voor tot dien aankoop te besluiten en
tot vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat over
te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 136. Leiden, 21 Mei 1901.
Ter vervulling van de vacature van 3e onderwijzeres aan de
Openbare lagere school der 3e klasse N°. 4 alhier, ontstaan door
de benoeming van Mej. A. Lem tot 2e onderwijzeres aan de
Meisjesschool 2e klasse, hebben wij de eer Uwe Vergadering,
in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na
ingewonnen bericht van het Hoofd der School, de volgende
voordracht aan te bieden:
1°. Mej. C. A. DE HONDT, tijdelijk 3e onderwijzeres aan
de openbare lagere school der 3e klasse N°. 4.
2°. Mej. L. A. E. VAN NOUHUIJS, idem aan de openbare
lagere school der 3e klasse N°. 5.
3°. Mej. M. K. VAN WIJK, idem aan de openbare lagere
school der 3e klasse N°. 3.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging
alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 137. Leiden, den 21 Mei 1901.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. J. van
't Sant, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs,
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant
terugbetaling van schoolgeld te verleenen voor zijn dochtertje
Ida Lamberta over de maand April van dit jaar, aangezien
dit wegens vestiging in de gemeente het onderwijs aan de
Meisjesschool le klasse eerst sedert 1 Mei j.l. heeft gevolgd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en WTeth. van Leiden.
Leiden, 14 Mei 1901.
Aan den Gemeenteraad van Leiden,
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen
W. J. van 'tSant, O.-I. Ambtenaar, met verlof hier te lande
en tijdelijk verblijf houdende te dezer stede, dat hij voor zijn
dochtertje Ida Lamberta, leerlinge der O. L. S. le klasse voor
Meisjes alhier, de som van vijftien gulden schoolgeld over
het 2e kwartaal van 1901 heeft voldaan, doch UEdelAcht-
baren beleefd verzoekt 1ja van dit bedrag te willen restitu-
eeren, daar genoemde leerlinge eerst primo Mei van het Onder
wijs alhier heeft kunnen gebruik maken.
't welk doende, enz.
W. J. van 't Sant,
Oude Singel 248'.
N°. 138. Leiden, 21 Mei 1901.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de Leidsche
Katoenmaatschappij, voorheen de Heyder Co., hebben wij
de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat, wat er ook
te zeggen moge zijn voor de verschillende argumenten door
adressante aangevoerd om van de betaling van recognitie
voor de door haar te leggen waterleiding en de daarvoor ver-
eischte werken vrijgesteld te worden, toch niet aan haar ver
zoek kan worden voldaan omdat de desbetreffende verordening
dergelijke vrijstelling niet toelaat.
Mitsdien geven wij U in overweging afwijzend op het ver
zoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
De Directie der Leidsche Katoenmaatschappij, voorheen de
Heyder Co.
dat zij na den geweldigen brand harer Katoendrukkerij bij
den wederopbouw dier fabriek alle lokalen voorzien heeft van
Grirmel sprinklers, waardoor een herhaling van een dergelijk
ongeval blijkens de vele proefnemingen en blijkens de onder
vinding in het buitenland opgedaan tot de onmogelijkheden
behoort
dat zij nu ook besloten heeft dat gedeelte harer Wevery,
waar volgens deskundigen het ontstaan van een brand het
meest te vreezen zou zijn eveneens te voorzien van diezelfde
brandwerende sprinklers
dat het volgens de regelen der assurantiemaatschappijen
noödig is die sprinklerleiding in verbinding te brengen met
een watertoren door middel van eene zes duims waterpijp;
dat die watertoren reeds aan bovengenoemde drukkerij
aanwezig is;
dat zij aan de Leidsche Duinwatermaatschappij heeftopge
dragen die leiding te leggen, die daarvoor de som van f 3905.
in rekening zal brengen, terwijl de installatie der sprinklers
zelve ongeveer 3000.zal kosten;
dat zij in de meening verkeerde, dat die leiding zoude
gelegd worden onder dezelfde voorwaarden als waarop de
leiding voor de Drukkerij destijds is gelegd, zoodat dus de
verschillende recognitiën niet ten laste van dien aanleg zou
den komen;
dat de Leidsche Duinwatermaatschappij zich heeft gewend
tot Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders ten
einde daarvoor de vergunning te bekomen;
dat Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders ge
meend hebben die vergunning niet te mogen geven aangezien
de leiding niet voor het publiek belang maar voor eene par
ticuliere maatschappij gelegd werd;
dat mitsdien Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wet
houders aan de Leidsche Duinwatermaatschappij hebben geant
woord, dat dat verzoek niet van de Duinwatermaatschappij
moest uitgaan, maar door de Leidsche Katoenmaatschappij
moest worden gedaan
dat derhalve de ondergeteekende zich heeft gewend tot
Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders en van
HEd. vergunning heeft verkregen die leiding te leggen onder
zeltere voorwaarden volgens de verordeningen en onder gchou-
denheid tot het betalen van eene recognitie van f 15.
's jaars
dat de meerdere kosten aan die verschillende voorwaarden
verbonden volgens taxatie der Leidsche Duinwatermaatschappij
bedraagt de som van 217.—
dat het haar billijk voorkomt, dat voor deze maal van de
bepalingen der verordeningen worde afgeweken en wel ten
'lste omdat het leggen van bedoelde leiding niet geschiedt
ten behoeve van haar bedrijf, omdat daaruit nimmer een
enkele liter water zal kunnen genomen worden;
ten 2de omdat door de beveiliging van de weverij het
gevaar van brand aldaar tot een minimum wordt gereduceerd,
zoodat ook daardoor het ten gevolge van brand werkeloos
worden van ongeveer 500 personen, allen Leidenaars, bijna
tot de onmogelijkheden zal behooren;
ten 3de omdat door de beveiliging der weverij ook de om
liggende gebouwen veiliger zullen zijn en dus het algemeen
welzijn daardoor wordt bevorderd;
neemt de vrijheid zich tot Uw Achtbaren raad te wenden
met het verzoek van de verschillende recognitiën volgens de
verordeningen te worden vrijgesteld en tevens te worden
vrijgesteld van het betalen der jaarlijksche recognities ten
bedrage van f 15.
'twelk doende
De Leidsche Katoenrnaalschappij
voorheen de Heyder Co.
Leiden, 29 April 1901.
N°. 135). Leiden, 21 Mei 1901.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van H. W.
Rübenkamp en A. F. de Rooi, te Oegstgeest, en van het
daaromtrent bij commissarissen der gasfabriek ingewonnen
advies, hebben wij de eer U voor te stellen in overeenstem
ming met de vroeger door U op dergelijke verzoeken geno
men besluiten, Commissarissen der gasfabriek te machtigen
de perceelen van adressanten aan de gasleiding aan te sluiten,
onder voorwaarde dat de aanlegkosten geheel door adressanten
zullen worden bestreden en onder voorbehoud dat de prijs
van het gas voor verbruikers, buiten Leiden woonachtig, door