DONDERDAG 9 MEI 1901.
61
De heer den IIouter. Ik begrijp niet, hoe met den bouw
zoo maar begonnen is Ik begrijp dat degene die laat bouwen,
geen verstand heeft van de bouwverordening, maar degene
die voor hem bouwt dient dan toch die verordening te kennen
en hem daarop attent te maken, zoodat hij zich voor over
treding kan vrijwaren.
De Voorzitter. In den regel geschiedt dat ook, maar deze
man heeft misschien zelf gebouwd. Met is mij niet bekend,
of hij er een architect bij heeft gehad.
Op het verzoek wordt hierop zonder hoofdelijke stemming
gunstig beschikt.
XIII. Voorstel tot het doen rooien van een viertal boomen
aan den Haagweg, nabij den overweg van de Staatsspoor.
(Zie lng. St. n°. 114).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIV. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het perceel
aan de Aalmarkt n°. 5.
(Zie lng. St. n°. 115)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XV. Rappor t van de Raadscommissie in zake de onbewoon
baarverklaring van de perceelen Sanderspoort nummers 1 en 2
Korte Langestraat nummer 6, Krakeelpoort nummers 1, 2,
3, 4, 5 en 6 en Uiterstegracht nummer 130
(Zie lng. St. n<>. 108).
De heer van Kemden. M. d. V.! In het Rapport van de
Commissie staat: »De oppervlakte en kubieke inhoud dezer
perceelen blijven beneden de maat van hetgeen naar ons in
zien als het minimum voor eene woning is aan te merken
en ook door Uwe vergadering bij vorige gelegenheden als
zoodanig is beschouwd."
Nu is het waar, dat de Commissie zeer verstandig doet
met alle woningen, die nadeelig zijn voor de gezondheid der
bewoners, af te keuren, maar ik zou toch willen vragen of
het niet hard is, wanneer iemand in vroegere jaren eenige
perceelen heeft gekocht en die altijd heeft verhuurd en dan
op een goeden dag die geheele bezitting waardeloos wordt.
Daarom wilde ik vragen of B. en W. willen overwegen om
menschen, die buiten hun schuld in dergelijke omstandigheden
komen te verkeeren, de schade eenigszins te vergoeden. Ik
ben er niet tegen dat men tegen iemand zegt, dat hij met
het oog op de gezondheid in een woning een raam of een
deur moet laten aanbrengen of een nieuw privaat of betere
loozing van faecaliën, of dat anders zijn perceel onbewoonbaar
zal worden verklaard; ik ben er ook niet tegen dat deze
perceelen onbewoonbaar zullen worden verklaard, maar het
komt mij billijk voor dat, wanneer iemand in dergelijke om
standigheden geraakt, die hij vroeger niet heeft kunnen voor
zien, en een zeer aanzienlijk verlies lijdt, hem die schade
eenigermate worde vergoed.
De heer Drucker M. d. V.Als medeonderteekenaar van
het rapport wensch ik een enkel woord te zeggen naar aan
leiding van hetgeen de heer van Kempen heeft opgemerkt.
Met is zeker een belangrijke vraag of in geval van onbewoon
baarverklaring eenige tegemoetkoming aan de eigenaars be
hoort te worden gegeven. Intusschen moet men hiertoe niet
al te gemakkelijk besluiten, en de heer van Kempen zal zich
ook herinneren dat in het ontwerp van de Woningwet eene
bepaling stond omtrent eene facultatieve tegemoetkoming,
doch dat deze bij de behandeling geheel is geschrapt.
Het is mij ook niet duidelijk, waarom juist met betrekking tot
de perceelen in de Sanderspoort deze kwestie wordt ter sprake
gebracht. De Commissie heeft deze perceelen eenvoudig ge
toetst aan hetgeen bij een vorige gelegenheid unaniem, ook
zonder tegenspraak van den heer van Kempen, door den Raad
is besloten Eenstemmig is de Commissie van meening, dat
deze perceelen, vergeleken bij hetgeen de Raad toen als
maatstaf heeft aangenomen, beneden dien maatstaf blijven
en dus als onbewoonbaar moeten worden beschouwd.
Opmerking verdient ook, dat de eigenaars van deze perceelen,
hoewel in de gelegenheid gesteld voor de Commissie te ver
schijnen, zich niet eens die moeite gegeven hebben en ook
schriftelijk niets van zich hebben laten hooren. Ik zie dan
ook absoluut niet in, waarom de Raad juist ten aanzien van
deze perceelen de toekenning eener schadevergoeding in over
weging zou nemen.
De heer van Kempen. Ik kan mij volstrekt niet verbinden,
om wanneer ik vroeger over iets op zekere wijze gesproken
heb, dit altijd zoo te doen, zoolang ik de eer zal hebben in
dezen Raad te zitten. De indruk is de eene keer anders dan
de andere. Wanneer men ziet, dat men vroeger iets verzuimd
heeft, is het goed dat nu te herstellen.
De zaak is nu deze. Deze perceelen zijn te laag en niet ruim
genoeg, en op dien grond worden zij afgekeurd. Nu wensch
ik niet dat alleen zal worden besloten voor deze perceelen'
schadevergoeding te geven, maar ik vraag Burg. en Weth.
of zij in het algemeen genegen zijn te overwegen of in geval
van onbewoonbaarverklaring in bijzondere omstandigheden
aan de betrokken eigenaars gedeeltelijke schadevergoeding
zou kunnen worden toegekend. Wij kunnen op deze wijzede
zaak met ernst bespreken en ovei leggen, of niet in sommige
gevallen iets vergoed moet worden aan menschen, die weinig
bezitten, en die door de besluiten van den Raad grootendeels
worden geruïneerd. Te zeggen dat dit nooit moet geschieden
is zeer gemakkelijk, maar ik verzoek dat niet te doen, doch
te overwegen of er termen bestaan om in sommige gevallen
vergoeding te geven.
De .heer Drucker. Ik behoef den leden van den Raad wel niet
te zeggen, dat het lidmaatschap van deze Commissie niet
behoort tot de aangenaamste functies, welke aan een raads
lid kunnen worden opgedragen. Het is werkelijk geen bij
zonder aanlokkelijke werkzaamheid, maar men getroost zich
die in het openbaar belang. Nu moet echter in deze aange
legenheid op den voorgrond staan het streven om zooveel
mogelijk één gelijke lijn te trekken en tegenover den éénen
eigenaar gelijk te handelen als tegenover den anderen. Daarom
zou ik het zeer betreuren, indien de Raad in het vervolg
anders zou wenschen te handelen in verband met den indruk,
die, zooals de heer van Kempen zeide, den eenen keer anders
kan zijn als de andere. Er is in 't geheel geen reden om
tegenover de eigenaars van de huizen in de Sanderspoort,
die ik niet persoonlijk ken en voor wie ik dus noch sym
pathie, noch antipathie heb, een andere gedragslijn te voigen
als tot dusver tegenover eigenaars, in hetzelfde geval verkee-
rende, gevolgdis. Dit zou kunnen leiden tot groote onbillijkheid.
De heer van Kempen. Het is uitgemaakt zeker, dat de
commissie, waarvan de heer Drucker de eer heeft lid te zijn
niet de aangenaamste commissie is om zitting in te hebben,
en dat wij het dankbaar moeten apprecieeren, dat iemand
van zooveel energie zijn tijd en krachten daaraan wil wijden.
Maar ik heb mij, naar het schijnt, daar straks verkeerd uit
gedrukt. Men kan niet den eenen keer geheel anders denken
dan den anderen keer, maar men kan soms op iets zijn aan
dacht vestigen, waarop men die daarvoor nog niet vestigde.
Zoo is het mij voorgekomen. De gemeente mag voor hare
inwoners, wie ook, nooit iets doen wat onbillijk is. En nu
zeg ik niet, dat het uitgemaakt zeker is, dat men moet
doen wat ik heb aangegeven, maar ik vraag alleen, of Burg.
en Welli. genegen zijn die zaak te overwegen, n. 1. of in
sommige gevallen, wanneer dat geheei is buiten de schuld
van die personen, die die huisjes bezitten, de gemeente niet
genegen zou zijn eene kleine tegemoetkoming te geven. Wil
de Raad dat niet, dat moeten de leden voor zich wetenmaar
ik meendat het noodig is uit een oogpunt van rechtvaar
digheid.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V.Toen ik daar
straks den heer van Kempen hoorde spreken, heb ik het zoo
opgevat, dat het niet speciaal zijne bedoeling is den eigenaars
van de huisjes in de Sanderspoort tegemoet te komen, maar
meer om in 't algemeen te betoogendat er eene onbillijk
heid in ligt, dergelijke woningen onbewoonbaar te verklaren
zonder eenige schadevergoeding. De eigenaars van dergelijke
huisjes zijn meestal weduwen en ouden van dagen uit den
arbeidersstand, die van de opbrengst moeten bestaan en het
dus werkelijk noodig hebben. Daarom geloof ik, dat het
denkbeeld van den heer van Kempen wel ondersteuning ver
dient, ten einde te zien of in de toekomst geen maatregelen
zijn te nemen voor hen, die die schade niet kunnen lijden.
De heer den Mouter. Ik kan niet toejuichen, dat waar
het bij den heer van Kempen klaarblijkelijk nog maar een
denkbeeld is, en hij daarvan ook niet een bepaald voorstel
maakt, deze daarmede direct in de openbare vergadering is
aangekomen, terwijl het toch betreft eene zaak van diep
ingrijpenden aard, ook financieel. Ik wil dan ook alleen op
merken, dat wanneer hij meent uit billijkheid tegenover deze
huiseigenaren zoo'n voorstel te moeten doen, hij logisch ook
gedwongen is aan zoo'n plan terugwerkende kracht te geven,
daar dan alle huiseigenaren, wier eigendommen onbewoon
baar zijn verklaard voordat de heer van Kempen op zijn
denkbeeld kwam, evenzeer recht hebben op schadevergoeding.
Ik geloof daarom, dat de Raad zich wel tweemaal zal be
denken alvorens thans daarop in te gaan.
De heer Pera. Ik wenschte nog even dit op te merken.
Heb ik den heer van Kempen wél begrepen, dan zal naar
omstandigheden worden gehandeld; terwijl hij vaststelt dat
de eigenaars dezer huisjes vrij algemeen behooren tot de min-