54 aan uitbreiding van het met het harhalingsonderwijs belast personeel. Toen laatstelijk bij Uw besluit van 1 Juni 1899 (Zien0. 103 der Ingekomen Stukken van dat jaar) tot uitbreiding van dat personeel met een tijdelijk onderwijzer werd besloten, bedroeg het totaal aantal leerlingen 142; thans is hun getal reeds weder tot 168 geklommen. Hiervan zouden alleen in de laagste klasse 55 leerlingen moeten worden geplaatst, Het behoeft geen betoog, dat, zal het onderwijs althans eenig nut afwerpen, al deze leerlingen moeielijk in één lokaal van één onderwijzer les zullen kunnen ontvangen. Bovendien biedt een lokaal ook slechts plaats voor 48 leerlingen. Eene splitsing der laagste klasse zal dus niet kunnen achterwege blijven, en dat geheel afgescheiden van de reorganisatie, welke het herhalingsonder- wijs, in verband met de in werking treding van de Leerplichtwet, vermoedelijk in de naaste toekomst zal ondergaan. Immers het aantal leerlingen zal daardoor niet verminderen, veeleer nog toenemen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te machtigen tot de aanstelling van nog een tijdelijken onder wijzer ten behoeve van het herhalingsonderwijs voor Jongens over te gaan en de daarvoor benoodigde gelden, door vast stelling van den hierbij overgelegden staat van af- en over schrijving, ten bedrage van f 134,ter onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog f 11587.67 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 106. Leiden, 23 April 1901. De Commissie van Beheer van het gesticht »Endegeest" wijst in een aan ons college gericht schrijven op de dringende behoefte voor het gesticht aan een goede werkplaats voor de timmerlieden, en aan een bergplaats voor schilders- en metse laarsmaterialen, hand- en kruiwagens, enz. Het tot dusverre als timmermanswerkplaats gebruikte ge deelte van den vroegeren paardenstal (een houten gebouwtje waarin ook de varkens gestald worden) is te klein geworden en daarbij zeer bouwvallig. Een bergplaats voor gereedschappen is er in 't geheel niet. Vandaar, dat de commissie in deze behoeften zou wenschen te voorzien door den bijbouw van een werkplaats en berg plaatsen aan de kolenloods, overeenkomstig de hierbij over gelegde teekening De kosten van dit werk worden door haar begroot op f 2300.— en zullen zonder bezwaar uit den loopenden dienst van het gesticht kunnen worden bestreden. Overtuigd dat de genoemde werken dringend noodig zijn, kunnen wij ons met de uitvoering daarvan zeer wel vereenigen, terwijl wij er, met het oog op den bloeienden toestand van de finantiën van het gesticht, evenmin bezwaar tegen hebben, dat de daarvoor benoodigde gelden uit den gewonen dienst worden gevonden. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging de Commissie van Beheer van het gesticht »Endegeest" te mach tigen tot een uitgave van 2300 voor den aanbouw van een timmermanswerkplaats en bergplaatsen aan de bestaande kolenloods, overeenkomstig het door haar ingediende ontwerp. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 107. Leiden, 25 April 1901. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de 2e lijst van aangeslagenen op de kohieren der plaatselijke directe belas ting, dienst 1900, die de gemeente hebben verlaten, overleden zijn of ten opzichte van wier aanslag eene rectificatie behoort plaats te hebben. Wij stellen U voor op hunne aanslagen af te schrijven de sommen in kolom 11 van de lijst vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 108. Leiden, 26 April 1901. Ondergeteekenden, in uwe vergadering van 28 Maart j.l. benoemd ten einde omtrent het voorstel van Burg. en Weth. van 19 Maart het verslag uit te brengen, bedoeld in art. 7 der -verordening van 5 April 1894, betreffende het bewonen van gebouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezond heid, voor bewoning ongeschikt zijn, hebben de eer, het vol gende te rapporteeren. Wat de perceelen Sanderspoort n°. 1 en 2 en Korte Lange- straat n°. 6 aangaatonderschrijven wij de meening der Commissie van geneeskundigen enz., uitgedrukt in haar ver slag van 20 Februari j. 1. De oppervlakte en kubieke inhoud dezer perceelen blijven beneden de maat van hetgeen naar ons inzien als het minimum voor eene woning is aan te merken en ook door Uwe Vergadering bij vorige gelegenheden als zoodanig is beschouwd. Bij de beide perceelen in de San derspoort is bovendien de toetreding van licht en lucht zeer onvoldoende. De eigenaars, door ons opgeroepen, zijn niet verschenen en hebben ook schriftelijk geene bezwaren ken baar gemaakt. Wij zijn dus van oordeel, dat de perceelen, die het hier geldt, ongeschikt zijn ter bewoning, en ook niet door het aanbrengen van verbeteringen voor bewoning ge schikt te maken zijn. Tot dezelfde slotsom komen wij ten aanzien van de per ceelen Krakeel poort n°. 1 en 2 Óok daar is de ruimte zeer klein: oppervlakte 11.20 M2, hoogte 2.55 M. en de toetreding van licht en lucht hoogst onvoldoende. De overige perceelen in de Krakeelpoort (n°. 36) zijn een weinig gi ooter en beschikken over meer licht en lucht, doordien aan de overzijde van dit gedeelte van den nauwen gang niet onmiddellijk een hoog gebouw verrijst. Het perceel Uiterste gracht 136 is klein, doch redelijk hoog van verdieping (2 80 M.) en beschikt in ruime mate over licht en lucht. Nair onze mee ning staan deze perceelen op de grens van bewoonbaarheidin dezen twijfel geven wij U in overweging, ten aanzien daarvan niet onvoorwaardelijk tot onbewoonbaarverklaring te besluiten. Intusschen dient behalve het bestaande zeer gebrekkige pri vaat, nog een behoorlijk privaat te worden aangebracht. De eigenaar, een 80-jarig man, door ons gehoord, heeft vooral gewezen op de geldelijke moëilijkheden, die uit eene onbewoonbaarverklaring voor hem en zijne eveneens hoogbe jaarde vrouw zouden voortvloeien, en die ook in zijn bij de stukken gevoegde schrifturen zijn ontwikkeld. Wij geven U in overweging, de volgende besluiten te nemen 1. De Raad der gemeente Leiden verklaart, dat de perceelen Sanderspoort nrs 1 en 2, Korte Langestraat n°. 6, Krakeel poort nrs 1 en 2, als schadelijk voor de openbare gezondheid, ongeschikt zijn voor het bewonen, en dat de gebreken, waar door die ongeschiktheid wordt veroorzaakt, niet vatbaar zijn voor verbetering. Bepaalt dat deze perceelen door de bewoners moeten worden ontruimd binnen acht weken, te rekenen van den dag, waarop afschrift van dit Raadsbesluit blijkens procesverbaal van den door Burg. en Weth. daarmede te belasten beambte, aan den eigenaar en aan den hoofdbewoner' van ieder perceel zal zijn medegedeeld of aangeboden. II De Raad bepaalt, dat bij de perceelen krakeelpoort nrs 3—6 en Uiterstegracht n°. 136, behalve het bestaande privaat, nog moet worden aangebracht een behoorlijk privaat, uitsluitend bestemd ten gebruike van de bewoners dezer perceelen; Beveelt, dat deze verbetering behoorlijk ter beoordeeling en beslissing van Burg. en Weth. zal worden aangebracht binnen acht weken te rekenen van den dag, waarop afschrift van dit Raadsbesluit, blijkens procesverbaal van den door Burg. en Weth. daarmede te belasten beambte, aan den eigenaar en aan den hoofdbewoner van ieder perceel zal zijn medegedeeld of aangeboden en dat, bij gebreke daarvan, de genoemde per ceelen door de bewoners binnen voorschreven termijn zullen moeten worden ontruimd, zijnde genoemde perceelen, indien de bevolen verbetering niet wordt aangebracht, ongeschikt te achten voor bewoning. De Commissie. II. L. Drucker. Th. W. van Lidtii de Jeude. Aan den Gemeenteraad. Dr. A. van Rhijn. N°. 109. Leiden, 26 April 19UL Onder overlegging van nevensgaand verzoek van L. Soonius hebben wij de eer (Jwe Vergadering mede te deelen, dat uit een door ons ingesteld onderzoek is gebleken, dat adressant, onbekend met de desbetreffende bepaling der bouwverordening, reeds zonder de vereischte vergunning tot den bouw der door hem gewenschte schuur is overgegaan, maar dat er geenerlei bezwaar bestaat hem te vergunnen de reeds gebouwde schuur te behouden. Wij geven u derhalve in overweging aan L. Soonius de bij art. 3b der verordening op het bouwen en sloopen ver eischte vergunning tot het hebben van een houten schuur voor stalling van vee op het terrein aan de Rijn- en Schiekade, Sectie M. n°. 105, alsnog te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden, komt ondergeteekende met verzoek tot vergunning om te bouwen een houten schuur met bovenzolder tot stalling van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 2