52 Alinea c luidt thans: wanneer een aehteroprijdend bestuur der door duidelijk roepen heeft te kennen gegeven, dat hij voorbij wil rijden, terstond en voldoende rechts uit te halen. die Art. 76 luidt thans: De bestuurder van een met een hond bespannen voertuig is verplicht zich bij het ontmoeten of voorbijrijden van trekdieren tusschen zijn voertuig en dieren te plaatsen. Artikel 70, eerste lid, wordt gelezen als volgt: Het is den bestuurders van voertuigenuitgezonderd krui wagens en kinderwagens, verboden de na te noemen straten of stegen in de daarbij aangegeven richting te berijden Artikel 71 wordt gelezen als volgt: Het is den bestuurders van trekdieren en voertuigenuit gezonderd kruiwagens en kinderwagens, verboden a. over de-Karnemelksbrug en door het Gangetje te rijden b. op de helling van de Vischbrug te rijden in de richting naar den Nieuwen Rijn. Artikel 74 wordt gelezen als volgt; De bestuurders van voertuigen -- tramwagens uitgezonderd zijn verplicht op den openbaren weg: awanneer zij een voertuig, rijwiel of motorcycle ontmoeten, rechts uit te halen; b) wanneer zij een voertuig, rijwiel of motorcycle, die zich in dezelfde richting bewegen, voorbij willen rijden, links uit te halen c) wanneer een achteroprijdend bestuurder heeft te kennen gegeven, dat hij voorbij wil rijden, terstond en voldoende rechts uit te halen; d) hij het naderen van een tramwagen onmiddellijk zoo uit te halen, dat deze zonder oponthoud en ongehinderd zijn weg kan vervolgen. De bestuurders van door mechanische kracht voortbewogen voertuigen zijn bovendien verplicht bij het ontmoeten of achteroprijden van paarden of vee de snelheid te verminderen of te stoppen, zoodra zij bemerken dat die dieren onrustig worden of hun bestuurder of geleider een waarschuwend teeken geeft. Artikel 76 wordt gelezen als volgt: De bestuurder van een met een hond bespannen voertuig is verplicht zich bij het ontmoeten of voorbijrijden van rijwielen en trekdierentusschen zijn hond en die rijwielen of trek dieren te plaatsen. A Artikel 84 wordt gelezen als volgt: Het is den bestuurders van door mechanische kracht voort bewogen voertuigen verboden op den openbaren weg tusschen één uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang te rijdenwanneer die voertuigen niet aan de voorzijde ten minste twee helder brandende lichten vertoonen. Artikel 86 wordt gelezen als volgt: De overtreding der artikelen 68, 73 litt. a, b en c, 75 litt. a en b, 76, 77, 78, 79, 82, 83 en 84 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste drie gulden; die der artikelen 65 litt. a, 66, 67 litt. a, b en c, 70, 72, 74 litt. a, bc en d, 80, 81 en 85 met een geldboete van ten hoogste vijf guldendie van art. 71 litt. a en b, met een geldboete van ten hoogste tien gulden, en die van artikel 65 litt. b met een geldboete van ten hoogste vijftien gulden. De overtreding, begaan door bestuurders van door mecha nische kracht voortbewogen voertuigen, van de artikelen 66 tweede lid, 71, 72, 73 litt. ab en c, 74, 80, 81 en 84 en de overtreding van de artikelen 65a, 69, 69a en 83a wordt ge straft met een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 6