GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
47
Leiden, 1 April 1901.
Ik heb de eer onderstaande aanvullingen en wijzigingen
van de Concept-Verordening op het Wielrijden voor te stellen.
Eene schriftelijke toelichting die zeer noodig was, kan ik
tot mijn leedwezen uit gebrek aan tijd niet geven; om de
zelfde reden kon ik de amendementen niet eerder indienen.
Aan den Gemeenteraad.
DEN HOUTER;
Overal te lezen in plaats van
a. »op een rijwiel rijden" »een rijwiel berijden".
b. «bestuurders van rijwielen"«wielrijders".
Nieuw artikel.
Het is verboden op den openbaren weg een rijwiel te
belijden, dat niet voorzien is van een luidklinkende bel of
signaalhoorn.
Nieuw artikel.
Wielrijders zijn verplicht een luidklinkend signaal te geven:
a. bij het naderen en omrijden van hoeken van straten,
grachten en stegen;
b. wanneer gevaar bestaat dat voetgangers worden aan
gereden
c. wanneer zij voetgangers, wielrijders of bestuurders van
voertuigen achterop komen en hen wenschen voorbij te rijden.
Art. 1, Se alinea te lezen:
Wielrijders zijn verplicht langzaam te rijden
a. door stegen, en bij het naderen en omrijden van hoeken
van straten, grachten en stegen;
b. op plaatsen waar door druk verkeer, sneller rijden ge
vaarlijk is.
INGEKOMEN STITKKEX.
No. 97. Leiden, J3 April 1901.
Met betrekking tot de nevenstaande, door den Heer DEN
HOUTER thans voorgestelde, wijzigingen en aanvullingen
der Concept-Verordening op het Wielrijden, waarvan in de
Raadsvergadering van 10 Januari 1.1. de behandeling wepd
uitgesteld, hebben wij de eer U het navolgende mede te
deelen.
Wat betreft het vervangen van de uitdrukking y>op een
rijwiel rijdendoor seen rijwiel berijden", zijn wij van oordeel
dat voor deze wijziging geen reden bestaat, daar beide uit
drukkingen dezelfde beteekenis hebben. De door ons gekozen
woorden »op een rijwiel rijden" die volkomen duidelijk zijn,
moeten o. i. behouden blijven, ook omdat in het tweede lid
van art. 1 en in art. 8 (vroeger art. 6), het woord rijden
niet kan vervangen worden door berijden.
Omtrent het voorstel om in alle artikelen, waarin de bena
ming Dbestuurders van rijwielenvoorkomt, deze te vervangen
door wielrijders", zijn wij van oordeel dat het beter is eerst-
-genoemde uitdrukking te behouden, daar niet elke bestuurder
van een rijwiel, wielrijder kan genoemd worden en eene be
paling als bijv. die van art. 7 (vroeger art. 5) ook moet
worden nagekomen door bestuurders van rijwielen, op wie
de benaming wielrijders niet van toepassing is.
Naar aanleiding van de door den Heer DEN HOUTER
voorgestelde nieuwe artikelen doen wij U opmerken, dat het
bij de vaststelling der thans geldende bepalingen op het
wielrijden, niet noodig geoordeeld werd bestuurders van rij
wielen voor te schrijven, dat zij gebruik moeten maken van
een bel of een signaalhoornen hoewel het ook thans niet
dringend noodzakelijk is gebleken hun die verplichting op
te leggen, zijn wij van meening dat geen bezwaar bestaat
tegen aanvulling der Verordening met de beide nieuwe arti
kelen, welke geen andere maatregelen voorschrijven, dan door
elk voorzichtig wielrijder reeds genomen worden. Wij geven
U derhalve in overweging bedoelde bepalingen als artt. 2 en
3 in de verordening op te nemenbehoudens echter met deze
wijzigingen, dat het art. 2 worde gelezen: »Het is verboden
op den openbaren weg op een rijwiel te rijdenenz., dat
in het art. 3 voor «wielrijders" worde gelezen bestuurders
van rijwielen", dat sub a van dit artikel de woorden«bij
het naderen en omrijden" worden vervangen door »vóór en
bij het omrijden", hetgeen o. i. meer overeenkomt met de
blijkbare bedoeling van den voorsteller en dat al. c worde ge
lezen: y>wanneer zij voetgangers, rijwielen of voertuigen ach
terop homen en die wenschen voorbij te rijden."
Door den Heer VAN HAMEL werd vóór de behandeling
der verordening -een amendement ingediend van ongeveer
gelijke strekking als de door den Heer DEN HOUTER voor
gestelde nieuwe bepalingen, n.l. om aan art. 6 (thans art. 8)
een tweede lid toe te voegenluidende
y>Bij het omslaan van een hoek van 90° en minder is de
wielrijder verplicht zijne aankomst ie signaleeren. Hij zal
minstens 5 Meter alvorens den hoek om te slaan met de bel
of hoorn dat sein geven".
Behalve dat deze aanvulling, wanneer tot vaststelling der
nieuwe artikelen 2 en 3 wordt besloten, onnoodig is, bestaat
tegen de opneming der bepaling o. i. dit bezwaar, dat zij
moeilijk kan worden nagekomen, daar toch de wielrijder,
wanneer hij 5 Meter of meer is verwijderd van een hoek,
dien hij wil omrijden, reeds zou moeten weten of deze een
grootte heeft van 903 of minder.
Met eene wijziging van het tweede lid van art. 1, zooals
die door den Heer DEN HOUTER wordt voorgesteld, kunnen
wij ons niet vereenigen. Diens bezwaren tegen de woorden
y>die snelheid moet verminderd wordenwelke woorden terug
slaan op die van het eerste lid van art. t, worden door onze
Commissie ongegrond geacht; terwijl de meening dat het
beter zoude zijn te bepalen: wielrijders zijn verplicht lang
zaam te rijdenniet door ons gedeeld wordt, daar het ons
niet duidelijk is of hij, die de matige snelheid, waarmede hij
reed, verminderd heeft, zich al dan niet sneller verplaatst
dan hij, die langzaam rijdt.
Verder bestaat, naar het ons voorkomt, geen enkel bezwaar
tegen het behoud in art. 1 van de woorden (steeg) »waar
het rijden geoorloofd isjuist ter wille van de duidelijkheid
verdient het o. i. aanbeveling deze woorden niet te. doen ver
vallen.
Naar aanleiding van het amendement wordt door ons thans
voorgesteld het tweede lid van art. 1 aldus te lezen:
nDie snelheid moqt verminderd worden bij het oversteken
van eene straatvóór en bij het omrijden van een hoekbij