DONDERDAG 28 MAART 1901. 47 »is uitgebreid, is de jaarlijksche gasproductie met 50% toe- »riomen." Dat zijn geen dingen die de Commissie dit jaar ontdekt heeft. De geregelde toestand is dat het gasverbruik stijgt. Het stijgt met sprongen, het eene jaar 1 en het andere5%, maar stijgen blijft het. De hoofdzaak is echter dit: De Voorzitter van de Commissie heeft verleden jaar gezegd: de gasfabriek maakt geen winst; de winst die gemaakt wordt, is eene zoogenaamde, eene fictieve winst, en Burg. en Weth. hebben toegezegd het maken van een andere financiëele regeling, waaruit zou blijken dat dit zoo is. Dit nu kan ik niet begrijpen, dat Burg. en Weth. komen met een voorstel tot prijsverlaging in plaats van met de toe gezegde financiëele regeling, en dat wel op grond van een winst van ƒ128.000waarvan niet wordt afgetrokken de afschrijving voor aflossing van kapitaal, bedragende volgens de begrooting ruim ƒ23.000 Burg. eri Weth. hadden niet moeten komen met voorstellen tot verlaging van den gasprijsmaar met andere cijtei swaaruit blijkt dat er geen winst wordt gemaakt. De Voorzitter. Dat wij niet gekomen zijn met eene andere regeling moet U niet verwonderen. Ik heb die regeling niet zoo voorgesteld, alsof er daardoor meer of minder winst zou worden gemaakt. Neen, de winst zou even groot blij ven, maar zij zou komen onder de recognities, wanneer de gasfabriek zou moeten betalen evenals ieder ander dat moet doen, voor gebruik van gemeentegrond. Dan zou wel hetzelfde voordeel van de gasfabriek behaald worden, maar uit geheel anderen hoofde; hetgeen ook als recognitie dus niet als winst van de gasfabriek aan de gemeente zou moeten betaald worden als een derde de gasfabriek exploiteerde. Nu is over die regeling, die ten slotte ook een fictieve rege ling is, met den Directeur van de gasfabriek gesproken, en er is veel voor om den leden van den Raad eens aan te toonen, dat wanneer de gasfabriek niet alles vrij had, maar recognities zou moeten betalen, huur van den ondergrond, huur voor de wo ning van den Directeur, enz. enz., dat men dan niet zou kunnen spreken van die groote winst van de gasfabriek. Nu weten de heeren dat er nog al werk is op het Stadhuis en zoolang er nut tiger werk te doen is, dat direct effect sorteert, kan men moeilijk werk laten verrichten, waarbij geen haast ishet maken van een andere regeling, die toch altijd blijft een fictieve, eene regeling op papier. Ik heb dit dan ook alleen gezegd om aan te toonen, dat men niet moet denken dat men nu ƒ128.000 winst heeft gemaakt op het gas, neen, dat zouden wij niet gemaakt hebben, wanneer de gasfabriek recognitie betaalde, die in sommige plaatsen 1.50 per strekkenden Meter bedraagt. Als zoodanig moet men dat dus verstaan; het hangt natuur lijk hiervan af wat aan recognities betaald zou moeten worden, of de gemeente een groote winst heeft van de gasfabriek, ja dan neen. Maar hetzelfde cijfer zou de gemeente in kas krijgen. Nu moet ik er toch op wijzen, dat Leiden niet de eenige stad in Nederland is geweest, die omstreeks Februari 1900 den gasprijs heeft verhoogd. Ja, ik kan daarbij voegen, dat slechts eenige steden het gas maar met een hal ven cent hebben opgeslagen; maar Utrecht, Breda, Nijmegen en andere plaatsen hebben er een cent opgelegd. Zij verkeeren in dezelfde omstan digheden als wij. Wij konden toen op een accres van 10 °/0 niet rekenen, en daarom was het wijs om bij die aanzienlijke stijging van den kolenprijs een halven cent op den gasprijs te leggen. Breda heeft nu ook den gasprijs weer verminderd tot 5 ct. Waarom? omdat het meegevallen is; omdat de bij producten zooveel meer hebben opgebracht. Maar wie kan dat van te voren berekenen? De heer de Lange. De zaak is eenvoudig deze. De minder heid van den Raad heeft verleden jaar betoogd, en getracht den Raad daarvan te overtuigen, dat de gasfabriek winst genoeg maakte, ook tegen een gasprijs van 5 ct. Maar toen hebben Burg. en Weth. en Commissarissen van de gasfabriek en de meerderheid van den Raad gezegd de gasfabriek maakt geen winst, en nu de kolenprijzen zooveel hooger zijn, moeten wij hebben 5'/, ct. voor het gas. De kolenprijs is nu nog dezelfde als toen, en de cokesprijzen zijn weer van hun hoogtepunt af en steeds dalende. Nu moet ik dus constateeren, dat nu Burg en Weth. en Commissarissen en de meerderheid van den Raad, wanneer deze het voorstel van Burg. en Weth. aanneemt, komen in het schuitje, waarin verleden jaar de minderheid van den Raad zat. De heer Juta. Ik moet den heer de Lange bepaald tegen spreken in zijne optimistische beschouwing van wat de Raad verleden jaar had kunnen doen. Van achteren bekeken mag de heer de Lange het geraden hebbenmaar dat wist hij toen niet, evenmin als iemand uit den Raad. Men kan daarover eene optimistische beschouwing hebben gehad, maar met zekerheid wist niemand iets omtrent de geldelijke uitkomst der exploitatie over 1900. En nu dat gelukkig uitkomtnoem ik die voorspelling meer geluk dan wijsheid. Als na de ver hooging van den gasprijs het gasverbruik verminderd was inplaats van met 10% vermeerderd, dan had men dat met reden kunnen verwachten; want zooals de heer de Lange zelf toen met eenigen ophef gezegd heeft, de verhooging van den gasprijs bedroeg tien procent! Dit zou menigeen er toe brengen wat zuiniger het gas te gebruiken en anderen, die nog geen gas verbruikers waren, van het nemen daarvan terughouden. Dus wanneer in plaats van 10% vermeerdering, er eene kleine vermindering in het gasverbruik was geweest, zou dat niemand verbaasd hebben. Het is ons allen zeer meegevallen, dat niet tegenstaande die verhooging van den gasprijs ook het gas verbruik met ruim 10% vermeerderd is. Dat was in Februari 1900 absoluut niet te voorzienen dat is het standpunt van waaraf wij moeten oordeelen. En evenmin was te voorzien, dat zooveel grootere winst zou worden gemaakt op de afval producten. Alleen van de fcoolteer was de prijs toen juist op dat oogenblik bekend geworden, maar van* de andere bij producten was dat absoluut niet bekend. Maar wat wèl vooruit is berekend, is dat de gasfabriek ongeveer ƒ59.000.meer aan steenkolen zoude hebben te betalen in 1900, zoodat er alle reden was om voorzichtig te zijn, en waardoor eene kleine verhooging van een halven cent per Ms volkomen ge motiveerd was. En nu is het niet alleen een feitdat wij geloof ik de eenige gemeente geweest zijn, die den gasprijs maar meteen hal ven cent beeft verhoogd, maar wij zijn ook onder de aller eerste gemeenten dat men in Breda een paar dagen eerder raadsvergadering heeft gehouden is toeval die weer den gasprijs verlagen. Wat wil men meer? De heer de Lange zegt: in Mei 1900 was dat al bekend, toen werd het voorloopig verslag opgemaakt. Dat is onjuist. In Mei maken wij nog niet het verslag op voor de begrooting van het volgende jaar, dat doen wij later. In Mei 1900 was ook niet bekenddat er in het jaar 1900 een meerder gas verbruik zou zijn van 10'/» De heer de Lange heeft nu een paar zinsneden voorgelezen uit een rapport van de Com missie voor de gasfabriek van dit jaar. Jain dit jaar was het wel bekend, maar wij hebben om behoorlijk rekening te houden, eerst af willen wachten het resultaat van het beheer van de gasfabriek over 1900. Daarin staat Leiden niet alleen, dat heeft men ook in alle andere gemeenten gedaan, waar men nu voorstelt den prijs te verlagen. In dit opzicht zijn wij niet ten achter bij andere gemeentenhet is een eisch van behoorlijke comptabiliteit, het resultaat van het beheer van de gasfabriek af te wachten. En als men dan ziet dat zulks gunstig is en men komt dan zoo spoedig mogelijk bij den Raad om den prijs weer te verlagen, dan begrijp ik in vredesnaam niet wat men daartegen heeft. Wij hebben geen dag voorbij laten gaan, wij zijn onmiddellijk bij den Raad gekomen, nu wij gezien hebben wat het jaar 1900 heelt op gebracht. Maar dat wij nu nog op hetzelfde standpunt zouden staan als in Februari 1900, en dat de omstandigheden niet zouden veranderd zijn, is ten eenentnale onjuist. De heer A. J. van Hoeken J.Jz. M. d. V. Zooeven is door den heer Juta o, m. geantwoord op hetgeen door den heer de Lange gezegd is: wat wil men meer? Naar aanleiding van deze vraag zou ik willen vragen, nu het gebleken is dat er zulk een groote winst is gemaakt, dat de verhooging van cent eigenlijk niet noodig was, en er 26.300,—meer winst is gemaakt boven de raming, dan de opbrengst van de cent verhooging bedragen heeft, of het niet billijk is die 19.700, grootendeels betaald door de nijvere burgerij en werklieden die van muntgasmeters gebruik maken, aan de gasverbruikers te restitueeren. Doet men dat niet, dan komt de winst ten voordeele van de begrooting van 1902, dus ten voordeele ook van die belastingschuldigen, die zeer weinig of geen gas verbruiken. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Met die woorden van den heer van Hoeken zijn wij weer volkomen in het vaar water, dat ik houd voor het glad verkeerde. Er zijn twee standpunten ten aanzien der gemeentelijke gasfabrieken. Het eene, dat vroeger door velen werd verdedigd, doch weldra door allen verlaten is, zegt, dat men het gas moet leveren tegen den kostenden prijs omdat de som, door de gemeentenaren voor het gas betaald, eene retributie is, die niet hooger mag zijn dan de kostende prijs van het gas. Dat standpunt is echter, zooals ik zeg, lang verlaten en men ei kent nu volkomen, dat gasfabrieken voor de gemeente geoorloofde industrieele ondernemingen zijn. Omdat de gemeente zich zelf een monopolie verzekert, moet zij rekening houden met deze vraag: hoeveel zou het gas kosten wanneer niet ik het monopolie had, maar wanneer de gasfabricatie was een vrije industrie. Omdat dit het eenige aannemelijke standpunt is en ook het eenige inge nomen standpunt tegenwoordig, hebben wij niet met leede oogen te zien, dat de gasfabriek eene mooie winst oplevert, en moeten wij het niet voorstellen alsof de gemeente ten koste van de gasverbruikers zich verrijkt. Neen, de gemeente- industriëel trekt een voordeel uit hare industrie; en de gas-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3