DONDERDAG 14 MAART 1901.
43
XIX. Voorstel tot het aanbrengen van nog 8 seinlichten op
de bruggen in de Nieuwe Vaart,
(Zie Ing. St. n°. 66 en 70).
De heer P. J. van Hoeken. Ik heb tegen dit voorstel op
zichzelf geen bezwaar. Maar nuna het vernemen van het
besluit van Gedeputeerde Staten om den Zondagsdienst op de
Nieuwe Vaart te beperken, zou ik wel aan Burg. en Weth.
willen vragen, of er geen aanleiding bestaat dien dienst op
de bruggen hier in de gemeente ook eenigszins te wijzigen.
De Voorzitter. Ik kan den heer van Hoeken daarop dit
antwoorden, dat dat punt in overweging is naar aanleiding
van de beslissing van Ged. Staten, welke dezer dagen is ge
publiceerd. Ik zou meenen, dat er wel termen voor zijn, maar
er zou dit tegen kunnen zijn, dat van den anderen kant,
komende van de Spanjaardsbrug, de beperking van den Zon
dagsdienst niet bestaat. Maar ik vind er veel voor en wan
neer het mogelijk is, dat daardoor de brugwachters wat meer
Zondagsrust krijgen dan zal ik in dien geest een voorstel
bij Burg. en Weth. indienen. Ik heb reeds advies gevraagd
aan den havenmeester.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XX. Voorstel tot uitbetaling aan I. J. Planjer van het wegens
te late oplevering gekort bedrag van de aannemingssom van
den bouw der Graanbeurs.
(Zie Ing. St. n°. 46).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXI. Voorstel tot toekenning van gratificaties aan den op
zichter de Ridder en den teekenaar Splinter.
(Zie Ing. St. n°. 61).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXII. Verzoek van H. Kleijkamp en Kok c. s. tot het doen
leggen van eene brug over de Haarlemmertrekvaart.
(Zie Ing. St. n°. 53).
I)e heer Pera. Ik zou willen vragen, M. d. V., of hier geen
middenweg bestaat, dat gedeeltelijk aan de bezwaren wordt
tegemoet gekomen; en wel door het leggen van eene houten
brug zooals die er in Den Haag ook zijnmet trapjes en hoog
genoeg om er onder door te kunnen varen. Dan zou er toch
te voet, gemeenschap komen voor dat gedeelte, en ik vermoed,
dat eene dergelijke brug niet veel kosten zal. Dan is tege
moet gekomen aan veel hinder, hetgeen voor die bewoners
van zeer veel belang zal zijn.
De Voorzitter. Ik heb gisteren bij mij gehad een van de
bewoners van den Maredijk, die daarop mijne aandacht ge
vestigd heeft; het denkbeeld was mij nieuw. Ik erken, dat
het gemakkelijk is, wanneer iemand eene boodschap moet
doen, dat men niet behoeft om te loopen; maar ik kan niet
zeggen, dat de gemeente verplicht is alleen voor eene ge
makkelijke communicatie voor enkelen daar een pont te
leggen of eene houten brug aan te brengen. Maar het denk
beeld was mij nieuw, en wij zullen moeten onderzoeken in
hoeverre daar werkelijk behoefte aan eene gemakkelijker
communicatie is. Ik acht dat punt dus niet vatbaar om nu
te behandelen. Ik wil alleen zeggen, dat men niet moet ver
geten, dat zoo'n houten brug een paar duizend gulden kost.
De hoogte is ook niet het groote bezwaar; de brug behoeft
maar zoo hoog te wezen als de andere bruggen over de
Haarlemmertrekvaart, en de spoorbrug is niet zoo heel hoog,
dus moeten de masten der schepen toch vallen. Maar wan
neer dat alleen is voor een bakker of kruidenier, die op ver
schillende punten der stad zijn klanten heeft wonen, dan zou
men het daarvoor alleen niet doen. Maar wanneer er werke
lijk reden is om dat deel van de gemeente met de andere
deelen van de gemeente te verbinden, dan zou ik er wel
voor wezen. Wij zullen het onderzoeken.
De heer Pera. Ik dank U, M. d. V., voor die toezegging,
en ik hoop dat men aan de bezwaren te gemoet zal komen.
Reden bestaat er zeker voor, en dat er wel gebruik van zal
worden gemaakt daarop kan men gerust staat maken.
De Voorzitter. Dan zou het echter wel overweging ver
dienen ineens den geheelen maatregel te nemen. De bewoner,
van wien ik sprak, was voor ons voorstelomdat hij het
eens was met het argument van Burg. en Weth., dat eene
rijbrug nog niet noodig was. Maar gestelddat dat over twee,
drie jaren wel het geval is, dan zouden nu deze kosten van
een houten brug alleen voor voetgangers grootendeels onnoo-
dig gemaakt worden.
De heer Pera. Mag ik opmerken, M. d. V., dat die brug
gen zoo in elkaar worden gezet, dat zij gemakkelijk weer
uit elkaar kunnen worden genomen en op eene andereplaats
gebruikt.
De Voorzitter. Ja, als de breedte van de gracht overeen
komt; anders gaat dat slecht.
Zonder hoofdelijke stemnaing wordt daarop afwijzend op
het verzoek beschikt.
XXIII. Voorstel tot verhuring van gemeentegrond aan de
Rembrandstraat aan G. J. Couvee te Arnhem.
(Zie Ing. St. n°. 47).
De heer de Lange. Ik heb de eer voor te stellen M. d. V.,
deze zaak nu niet af te doen, maar haar te renvoyeeren aan
Burg. en Weth. met uitnoodiging nog eens te overwegen, of
het advies der Commissie van Fabricagebetreffende de weg
breking van het gewelf en het verbreeden van de uitmonding
der Groenhazengracht niet behoort te worden opgevolgd. Ter
toelichting van dit voorstel dient het volgende.
Door de wijze, waarop Burg. en Weth. in hun voorstel
het advies der Commissie behandelen zou de indruk kunnen
ontstaandat de Comm. van Fabr. ƒ750.onnoodig wilde uit
geven. Burg. en Weth. toch zeggen»Het komt ons voor, dat de
uitvoering van dit werk, waarop thans alleen door het ver
zoek van den heer Couvée de aandacht gevallen is, geens
zins dringend noodzakelijk is. Het bleek toch, dat de door
strooming onder het gewelf moeilijkheden ondervindt tengevolge
van verstopping en nu is door ons last gegeven het gewelf
behoorlijk te doen schoonmaken. Dientengevolge zal de toe
stand zeker worden verbeterd, zonder dat het noodig is
daarvoor eene uitgave te doen van f 750.—."
Nu is het verzoek van den heer Couvée wel de aanleiding
maar niet de oorzaak van ons advies. De oorzaak is de groote
vervuiling der Doelen- en 5e Binnenvestgracht, nog gebleken
bij een onderzoek der Commissie naar aanleiding van eene
missive van Curatoren der Universiteit aan Burg. en Weth.
dd. 9 Mei 1900 met klachten over de vervuiling van den
vijver in den Hortus, wrelk schrijven in handen der Commissie
gesteld werd, die daarop adviseerde »dat het wenschelijk is,
dat de grachtenwaarvan die vijver eene verbreeding is,
uitgebaggerd en van drijfvuil gereinigd worden, dat de uit
mondingen naar de Singelgracht worden uitgediept, en dat,
zijn deze werkzaamheden verricht, zoodanige maatregelen
worden genomendat de grachtenalsmede de toeganqen
voldoende schoon gehouden worden."
In dat advies, gedateerd 29 Mei 1900, sprak dus de Com
missie reeds van het in beteren toestand brengen der uit
mondingen, waarvan die bij den heer Couvée er een is.
Nu is aan de Commissie eerst na de aanvraga van den
heer Couvée gebleken, dat diens tuingrond gemeente-eigendom
is, en daarom kon het advies tot verbreeding van den gracht-
mond toen pas komen. Naar het eenstemmig oordeel der
Commissie is die verbreeding, nu ze tot stand kan komen,
beslist noodig. Bij de uitmonding heeft de Groenhazengracht
eene breedte van 3.20 meter, terwijl zij overigens breed is
van 57 meter. Het doorstroomingsprofil der uitmonding
zal thans zeker niet meer bedragen dan /3 van het dwars-
profil der gracht. Bovendien ligt aan die uitmonding nog eene
versperring, n.l. het gewelf, welks kruin 0.60 meter boven
den waterspiegel ligt, en die geregeld dient tot opstopplaats
van het drijvende vuil, terwijl men ternauwernood met een
roeiboot door de uitmonding kan varen.
Het doel der Commissie was dus, zooals ze in haar advies
d. d. 31 October 1900 reeds schrijft: »eene zeer noodige ver
betering te brengen in de uitmonding der Groenhazengracht,
tot bevordering der doorstrooming en uitstrooming van het
grachtwater."
De Voorzitter. Wij kunnen dat natuurlijk nader over
wegen, maar het is jammer, dat wat U nu meedeelt en
wat ik niet onmiddellijk kan beoordeelen dus ook niet beant
woorden niet in het rapport van de Commissie van Fabri
cage staat; dat had ons misschien meer licht gegeven. Maar
wat is het denkbeeld geweest van Burg. en Weth. Het is ge
bleken, dat dat gewelf verstopt was door vervuiling, omdat
het niet behoorlijk werd schoongemaakt; en nu zeggen Burg.
en Weth., dat wij, alvorens eene uitgave te doen van ƒ750.—
nooit kwaad kunnen doen met eerst het gewelf te laten schoon
maken en te zien welk gevolg dat heeft. Het is toch een on-
omstootelijk feit, dat daar vroeger nooit op gelet is, maar
eerst nunu die verkoop aan den heer Couvée ter sprake
kwam. Nu zouden wij zeggen: laat ons eerst die proef nemen,
en zien wat dat schoonmaken geeft. Blijkt dat de Commissie
gelijk heeft, dan kan dat altijd nog; evenals altijd wordt ook
hier een contract aangegaan met voorbehoud van het recht
tot opzeggen met drie maanden. Maar wij kunnen het nog
maals overwegende zaak heeft niet dien buitengewoon grooten
haast.