34 Volgens het ontwerp van 1895: Art. 2. De werklieden beneden den leeftijd van 23 jaren mogen voor niet meer dan 20 deel uitmaken van de werkkrachten terwijl geen werklieden beneden '14 jaren worden toegelaten. De aannemer zal aan die werklieden geen lager loon uit betalen dan aan een ambachtsman, opperman of sjouwer tusschen 14 en 10 jaar 4 ets. per uur. 16 18 7 18 20 10 20 23 13 (Jok voor werklieden in vasten dienst bij den aannemer en voor hendie wegens invaliditeit of hoogen leeftijd niet als volle werkkrachten kunnen worden beschouwdkan op aanvrage van den aannemer door de Directie afwijking van de minima worden toegestaan. Art. 3. De uitbetaling van het loon zal aan de werklieden persoonlijk moeten geschieden vóór of op Vrijdag van iedere week, hetzij op het werk zelf, hetzij aan den winkel, waar zij in den regel werkzaam zijn. Volgens het htddige voorstel: Art. 2. Voor werklieden beneden den leeftijd van 22 jaar en voor hen, die wegens invaliditeit of hoogen leeftijd niet als volle werkkrachten kunnen worden beschouwd, kan op schriftelijke aanvrage van den aannemer door de Directie afwijking van het minimum-loon worden toegestaan. Echter mogen niet meer dan 20 der werklieden inge volge het bepaalde bij de vorige alinea beneden de in art. 1 gestelde loonminima bezoldigd worden. Werklieden beneden 14 jaren worden op het werk niet toegelaten. Toelichting De thans voorgedragen redactie wijkt in zooverre van de vroeger voorgestelde af, dat thans niet alleen de werklieden beneden 22 jaar (vroeger 23) niet meer dan '/s van het totaal aantal werklieden mogen uitmaken, maar dat het gezamenlijk aantal van alle werklieden, die om welke reden dan ook be neden het minimum bezoldigd wordende 20 niet mag overschrijden. Dit ter voorkomingdat een te groot percentage uit minderwaardige werkkrachten zou bestaan. De leeftijdsgrens van 22 jaar is het gevolg van eene trans actie. Eenerzijds toch wenschte men den vroeger voorgedragen leeftijdsgrens van 23 jaar te handhaven, anderzijds meende men dat deze op 21 jaar, als te Amsterdam, behoorde te worden bepaald. Voorts heeft de gedetailleerde bepaling van het minimum loon voor minderjarige arbeidskrachten plaats gemaakt voor de meer algemeene dat de aannemer, mits onder goedkeuring der Directie, een lager loon kan uitbetalen. In Amsterdam toch heeft de ervaring geleerddat de vroegere regeling niet voldoet omdat zij geen rekening houdt met het verschil in de vakken, terwijl toch in het eene vak de jeugdige werklieden spoediger bruikbaar worden, dan in het andere. Zulk een regeling kan dus alleen dan goed zijn, wanneer 2ij zeer uitvoerig en ingewikkeld is. De woorden in vasten dienst bij den aannemer hebben wij laten vervallen zoowel om het weinig vaststaande van het begrip »in vasten dienst", als omdat de bepaling te Amster dam ten aanzien van die werklieden zoo goed als geheel buiten toepassing is gebleven. Art. 3. De uitbetaling van het loon zal aan de werklieden persoonlijk in gepast geld, moeten geschieden, vóór of op Vrijdag van iedere weekhetzij op het werk zelf, hetzij op de werkplaats waar zij in den regel werkzaam zijn. Voor zooveel de werklieden in stukwerk arbeiden, geldt het bovenstaande alleen voor het loon, dat in verband met den werktijdhet op hun aanstelling vermelde loon en de hier gestelde regelen zou verdiend zijn. De opzichter der gemeente moet bij de uitbetaling worden toegelaten. Indien de werkman niet in staat is zijn loon op een der genoemde plaatsen in ontvangst te nemenkan door de Directie een afwijking van den gestelden regel worden toegestaan. Betaling van hetgeen bij stukwerk meer is verdiend, dan het loon, bedoeld in de 2de alinea van dit artikel, mag niet geschieden op plaatsenwaar sterke drank in het klein ver kocht wordt. De aannemer is aansprakelijk voor elke over treding van dit verbod, ook al wordt zij door derden gepleegd. Toelichting. Zooals het artikel thans is aangevuld, blijkt duidelijk, dat de regeling ook geldt voor werklieden, die in stukwerk arbeiden, maar dan ook alleen voor zoover dit mogelijk is. De laatste alinea strekt ter voorkomingdat het bij arbeid in stukwerk verdiende overgeld in kroegen zou worden uit betaald. Art. 4. Onder »het werk" als plaatsaanduiding worden tevens be grepen al die werkplaatsen welke speciaal ten dienste van het werk zijn op- of ingericht. Toelichting. Opneming dezer bepaling schijnt gewenscht ter voorkoming van geschillen bij de toepassing dier artikelen, waarin van »het werk" als plaatsaanduiding gesproken wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 2