14 DONDERDAG 31 JANUARI 1901. De heer de Lange. Ik heb zooeven vernomen, dat de Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen de wijzigingen, door Burg. en Weth voorgesteld, heeft overgenomen. Nu hebben Burg. en Weth. na eene verklaring gegeven te hebben waarom ze dit wenschen, ook voorgesteld wijziging van art. 4, alinea 3 van het concept, ongewijzigd luidende: »Zij draagt aan Burgemeester en Wethouders de vereischte herstellingen voor met overlegging van eene raming der kosten, in de orde der begrooting." De heer Fockema Andre/E. Dat is art. 4, 3e al.maar Burg. en Weth. meenen art. 3, litt. e: »het onderzoek, of aan de voorwaarden, waarop verpachting, verhuring of in gebruik geven heeft plaats gehad, voldaan wordtdat zal aldus worden gewijzigd: het onderzoek of de voorwaarden, waarop deze werken en leverantiën zijn aangenomen, behoorlijk in acht worden of zijn genomen. De heer de Lange. Ja, als ik een verkeerd art. te pakken heb, maar ik meende, dat wij aan art. 7 (art. 4 concept) waren). De Voorzitter. En terecht, want dat was aan de orde. Daarbij stellen Burg. en Weth. als le al. voor: Zij doet aan Burg. en Weth. al zoodanige voorstellen, als zij in het belang der tot haren werkkring behoorende werken noodig acht. Dat is eene nieuwe toevoeging, opdat de Commissie voor Fabricage,naziende de ontwerpen van Burg. en Weth, ook zal nemen het initiatief om voorstellen te doen. De heer de Lange. Ik had eene andere alinea op het oog. De Voorzitter. Dan bedoelt U al. 3 van art. 4 (concept), dat Burg. en Weth. voorstellen te lezen (al. 4 art. 7): Zij dient Burg. en Weth. van advies omtrent de fabricage- begrooting van het volgende dienstjaar, en doet dat advies vergezeld gaan van een opgave van de door haar bovendien noodig geachte herstellingen en werken, en van een raming van de kosten dier herstellingen en werken. Wij hebben dus aan het mandaat van de commissie uitbrei ding gegeven. De heer de Lange. Ik heb in het geheel geen bezwaar tegen de nieuwe redactie; maar ik meen, dat dat is eene wijziging van ons oude reglement, dat duidelijk, naar het mij voorkomt, zegt, dat de begrooting van fabricage door den directeur van gemeentewerken moet ingediend worden bij de Commissie van Fabricage. Nu wil ik er slechts op wijzen, dat door deze wijziging m. i. strijd ontstaat met art. 16 litt. d van de instructie voor den directeur der gemeentewerken daarop wilde ik alleen de aandacht vestigen. De Voorzitter. Dank Udan zullen wij die instructie onder handen moeten nemen. Wij meenen, dat eene regelmatige manier van werken is, dat de directeur van gemeentewerken indient zijne begrooting aan Burg. en Weth., die daarop vragen het advies van de Commissie. Zoo is ook de werkmethode, die gevolgd is zoolang ik burgemeester ben. Ik acht dat regel matig en ook overeenkomstig de wet, dat de ambtenaar, die voor zijne afdeeling de begrooting indient, dat doet aan Burg. en Weth., deze nemen er voorloopig kennis van en vragen vervolgens daarop het advies van de commissie van bijstand voor den betreffenden tak van dienst. Nu hebben wij de bevoegdheid der Commissie van Fabricage willen uitbreiden, zoodat zij niet alleen zal behoeven te vol staan met advies uit te brengen over hetgeen wij voorstellen, maar ook bevoegd en verplicht is op eigen initiatief voorstel len te doen, die zij in het belang van de zaak acht. Ik geloof dus, dat de Commissie op die wijze voldaan kan wezen. Zij krijgt niet alleen de ontwerpen, zooals die van den directeur van gemeentewerken komen, maar zal nu ook hebben de be voegdheid om daarop allerlei wijzigingen voor te stellen, die zij noodig acht. Die worden dan behandeld in de vereenigde vergadering, die Burg. en Weth. met de Commissie van Fa bricage in de maand Juni hebben. De heer de Lange. Ik heb straks reeds gezegddat ik geen bezwaar heb tegen de wijzigingdoch alleen de aandacht wensch te vestigen op art. 16 van de instructie van den Directeur van Gemeentewerken. De redactie, door de Commissie voor de Huishoudelijke "Verordeningen oorspronkelijk voorgesteld, is letterlijk overgenomen uit het oude Reglement, en is in overeenstemming met de opdracht aan den Directeur van Gemeentewerken. De Voorzitter. Dat is volkomen juist, maar in de praktijk werd nooit zoo gehandeld. Nu is de verordening in overeen stemming gebracht met de praktijk. De heer Fockema Andrew. Ik wil even zeggen, dat de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen het denk beeld van Burg. en Weth. heeft overgenomen, omdat zij vernamdat het zoo de gewoonte was en dit in de praktijk tot geen bezwaren aanleiding gaf. Art. 7 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. De artt. 8, 9 en 10 (concept 5, 6 en 7) worden achtereen volgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Nu moet nog worden ingetrokken de ver ordening van 1852 voor zoover die den werkkring der Com missie van Fabricage regelde en een artikel van die strekking aan de verordening worden toegevoegd. Aldus wordt besloten zonder hoofdelijke stemming. De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. b. Verordening, regelende de samenstelling en den werk kring der Commissie tot het ontwerpen en herzien van de Huishoudelijke verordeningen (Zie Ing. St. nis. 25 en 31). De Voorzitter. Art. 1 luidt dus: »De Commissie bestaat uit 3 leden", en dan volgen weder de algemeene bepalingen als artt. 2, 3 en 4 van de zooeven vastgestelde verordening, terwijl de artt. 24 van het concept worden artt. 57. De artt. 17 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De geheele verordening met bijvoeging van een artikel, inhoudende dat die van 1852 is vervallen, wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. c. Verordening, regelende de samenstelling en den werk kring der Commissie van Financiën. (Zie Ing. St. nis. 25 en 31). De artt. 1—5 worden zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. De geheele verordening met bij voeging van een artikelinhoudende dat die van 1852 is vervallen, wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Wanneer men vraagt, waarom ook geen voorstel gedaan is tot wijziging van de verordening, regelende de samenstelling en den werkkring van de Commissie voor de Strafverordeningen, dan kan ik antwoordendat de reden daarvan is, dat de verordening voor de Commissie van Financiën nog onlangs gewijzigd is, maar die voor de Com missie voor de Strafverordeningen van het jaar 1852 af onge wijzigd bestaat. Om die te herzien en. haar in een ander kleed te steken willen wij eerst zien wat er aan ontbreekt en dit bespreken in de Commissie voor de Strafverordeningen. XVII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1900. (3e lijst) (Zie Ing. St. n°. 15). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. beslist. XVIII. Verzoek van het Bestuur der plaatselijke afdeeling van de Nederlandsche vereeniging tegen de Prostitutie te Leiden, om intrekking van de bestaande verordening op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen en die te ver vangen door een anderewaarbij het houden van huizen van ontucht wordt strafbaar gesteld. (Zie Ing. St. n°. 296 van 1900). De Voorzitter. Ik zal eerst de vraag stellen of de Raad, zooals de heer Kerstens, die tot mijn leedwezen afwezig is, heeft voorgesteldde beraadslagingen over deze zaak in be sloten zitting wil houden of in het openbaar. De heer Pera. Ik stel voor deze zaak te behandelen in open bare zitting. Mochten er heeren zijn, die iets alleen in geheime zitting wenschen te zeggen, dan is daartoe nog altijd gele genheid. De heer de Goeje. Ik zou er eerder voor zijn, deze zaak in geheime zitting te bespreken. De Voorzitter. Zou het niet het eenvoudigste wezen in stemming te brengen het voorstel, om deze zaak te behande len in openbare zitting, gelijk de heer Pera heeft aangegeven. De heer van Lidth de Jeude. M. de V. Het voorstel is mij niet duidelijk: behandeling in openbare zitting en toch gelegenheid te geven tot mededeelingen en besprekingen in geheime zitting? De Voorzitter. De bedoeling van den heer Pera is, dat wanneer de loop der discussiën dat zou meebrengen, de leden of de Voorzitter kunnen vragen geheime zitting. Eigenlijk behoeven wij dus niet over het voorstel van den heer Pera te stemmen, want alle zaken worden behandeld in openbare zitting. Ik zou dus beter kunnen doen met het afwijkende voorstel van den heer de Goeje in stemming te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 6