DONDERDAG 31 JANUARI 1901.
24
sehe stukken gewezen. Hij toonde niet minder aan dan
achterhouden van een rapport aan Depretis, vernietigen van
een rapport aan Crispi en vervalschen van een rapport aan
Nieotera; welke daden zeker niet aan tegenstanders van
reglementeering ten laste komen. Zoodat, wanneer men der
gelijke officieele stukken onder de oogen krijgt, men voor
zichtig wezen moet.
Ook wensch ik te wijzen, omdat het mogelijk in het debat
kan komenop de gegevens van de Afdeeling Arnhem van
de Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst, uit Utrecht
verkregen omtrent den toestand dei' prostitutie na opheffing
van de bordeelen. Die gegevens bleken volstrekt onjuist.
Waar de Afdeeling Arnhem meende, dat sedert de opheffing
der reglementeering driemaal meer bordeelen waren gekomen
dan vroeger, daar is gebleken na nauwkeurige onderzoekingen,
dat er niet meer maar wel minder bordeelen waren. Zoodat
wel degelijk eene gunstige werking van de afschaffing der
prostitutie-regeling hieruit is af te leiden.
Eindelijk blijkt nog, hoe voorzichtig men zijn moet met
officieele gegevens, uit hetgeen in den Amsterdamsehen Raad
is medegedeeld bij de behandeling van deze zaak in 1897.
Door Burg. en Weth. en ook door de commissie voor de
strafverordeningen werd eenige waarde gehecht aan een uit
gebracht politie-rapport uit Londen. En wat bleek later?
Dat de hoofd-commissaris van politie sir E. Bradford dat
rapport niet gegeven hadmaar dat het was gemaakt door
Melville een ambtenaar die belast is met onderzoekingen
omtrent dynamiet en anarchistenen wiens oordeel omtrent
prostitutie van geen waarde werd geacht. Uit al deze voor
beelden ziet men hoe noodig het is, met statistieken en
sommige bescheiden, ook al schijnen ze min of meer officieel,
uiterst voorzichtig om te gaan.
De Voorzitter. Mag ik U vragen, duurt het nog lang?
De heer den IIouter. Wat noemt U lang?
De Voorzitter. Mag ik dan vragen hoelang het nog
duren zal?
De heer den Houter. Zeker nog wel zoolang als het ge
duurd heeft.
De* Voorzitter. Dan schors ik dit debat, totdat de heeren
nader zullen worden opgeroepen. Ik heb daarstraks gehoord,
dat verscheidene leden bezwaar hebben tegen eene zitting op
heden avond; ik zal dus een anderen dag aanwijzen voor de
voortzetting der discussie.
De heer Zaaijer. Een enkele vraag, M. d. V. Ik wenschte
gaarne te weten, welke resultaten zijn verkregen bij de uit
voering van het onlangs genomen besluit omtrent het vangen van
ratten in deze stad. Deze zaak komt mij voor thans nog
van meer belang te zijn dan bij het nemen van het toenmalig
besluit, omdat de pest ons thans nog ernstiger bedreigt.
De Voorzitter. Sedert 6 October 1.1. tot 26 Januari zijn
826 ratten gevangen en gedood. Ik heb hier den staat bij
mij, aanwijzende de vangst van week tot week.
De heer Zaaijer. M. de V. Ik dank U voor de gegeven
inlichtingen en beveel deze zaak ten zeerste in de belang
stelling van het Dagelijksch Bestuur aan.
De heer Fockema Andrew. Is er ook een razzia gehouden
door de gemeente-werklieden, zooals toen besproken is?
De Voorzitter. Dat is nog niet gebeurd, omdat wij lang
hebben gezocht naar den besten weg daartoe, dien wij echter
nu meenen te hebben gevonden.
Niemand meer het woord verlangendewordt de vergadering
gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.